Uitspraak
1.[eiser sub 1] ,
2.
[eiser sub 2],
1.De procedure
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
- de akte van [eisers]
2.De feiten
4.Betalingsverplichting, betaalperiode
13.Borgsom
14.Bijzondere bepalingen
€ 51,80
3.Het geschil
4.De beoordeling
“In het verzoek aan de Huurcommissie heeft de huurder, naast de kostenpost gas-/stookkosten, uitspraak gevraagde over de kostenposten:
Elektriciteit;
stoffering/meubilering;
water;
gemeenteheffingen twee personen;
servicekosten;
verlichting.
Daar komt nog bij dat de aanwezige inventaris reeds was afgeschreven bij aanvang van de Huurovereenkomst, en om die reden terecht niet verder in rekening zijn gebracht bij de eindafrekening”. Dit is door [gedaagde] niet weersproken. Uit een arrest van de Hoge Raad van 24 april 2020 (ECLI:NL:HR:2020:808) volgt dat niet alleen de kosten voor water, gas en elektriciteit, maar ook de overige servicekosten via de weg van 7:259 BW moeten worden afgerekend. Laatstgenoemd artikel bepaalt dat de betalingsverplichting van de huurder met betrekking tot de servicekosten het bedrag beloopt dat door de huurder en verhuurder is overeengekomen. Dit is niet het bedrag dat in de huurovereenkomst staat vermeld (dat is slechts een voorschot) maar het bedrag van de afrekening. Lid 2 van dit artikel bepaalt verder dat de verhuurder de huurder elk jaar, uiterlijk zes maanden na het verstrijken van een kalenderjaar, een naar de soort uitgesplitst overzicht van de in dat kalenderjaar in rekening gebrachte kosten voor nutsvoorzieningen met een individuele meter en servicekosten verstrekt, met vermelding van de wijze van berekening daarvan.
Het gehuurde wordt in goede staat aan verhuurder geleverd dat wil zeggen”. Vervolgens worden verschillende onderdelen opgesomd en is er ‘
ja of nee’ vermeld. Hieruit blijkt niet althans onvoldoende wat de staat van het gehuurde feitelijk inhield op het moment van aanvaarding. Daaruit kan onvoldoende objectief worden afgeleid hoe de staat van de onderdelen is en hoe het gehuurde door [eisers] dient te worden opgeleverd. Ook zijn de beschrijvingen niet voorzien van foto’s waaruit de staat van de onderdelen kan worden afgeleid.
5.De beslissing
- het bedrag van € 872,34 (aan onverschuldigd betaalde servicekosten),met ingang van 24 september 2024,
telkens tot de dag van volledige betaling,