ECLI:NL:RBGEL:2025:9168

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 oktober 2025
Publicatiedatum
30 oktober 2025
Zaaknummer
456423
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verhoging van het zorgkostenplafond door zorgaanbieder in kort geding

In deze zaak heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Evergreen GGZ Novus B.V. een kort geding aangespannen tegen VGZ Zorgverzekeraar N.V. met als doel een verhoging van het zorgkostenplafond voor het jaar 2025. Evergreen, een zorgaanbieder gespecialiseerd in geestelijke gezondheidszorg, heeft in het verleden herhaaldelijk het omzetplafond bereikt en verzocht om verhogingen. In de zorgovereenkomst voor 2025 was een zorgkostenplafond van € 144.000,00 vastgesteld. Evergreen heeft tijdig een verzoek tot verhoging ingediend, maar VGZ heeft dit verzoek afgewezen op basis van verschillende redenen, waaronder de ondoelmatigheid van de geleverde zorg en de financiële situatie van Evergreen.

De voorzieningenrechter heeft in deze zaak de spoedeisendheid van de vordering beoordeeld en vastgesteld dat Evergreen niet voldoende onderbouwd heeft dat VGZ onrechtmatig heeft gehandeld door het verzoek om verhoging af te wijzen. De rechter oordeelde dat het hanteren van een omzetplafond gebruikelijk is en dat VGZ als zorgverzekeraar een regierol heeft in het bewaken van de doelmatigheid en betaalbaarheid van de zorg. Evergreen heeft niet aangetoond dat VGZ haar zorgplicht heeft geschonden of dat er sprake was van onvoorziene omstandigheden die een verhoging van het zorgkostenplafond rechtvaardigen.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van Evergreen afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten van VGZ, die zijn begroot op € 1.999,00. Dit vonnis is uitgesproken op 30 oktober 2025.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/456423 / KG ZA 25-319
Vonnis in kort geding van 30 oktober 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EVERGREEN GGZ NOVUS B.V.,
statutair gevestigd te Arnhem,
eisende partij,
hierna te noemen: Evergreen,
advocaat: mr. R.P.M. Ngasirin,
tegen
de naamloze vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V.,
statutair gevestigd te Arnhem,
gedaagde partij,
hierna te noemen: VGZ,
mrs. S.C. Bezemer en S. Prosman.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 14,
- de producties 1 tot en met 29 van VGZ,
- de aanvullende producties 15 tot en met 21 van Evergreen, ingekomen op 15 oktober 2025 om 10:07,
- de aanvullende producties 22 tot en met 24 van Evergreen, ingekomen op 15 oktober 2025 om 14:35,
- de aanvullende producties 25 tot en met 26 van Evergreen, ingekomen op 15 oktober 2025 om 16:49,
- de mondelinge behandeling van 16 oktober 2025, ter gelegenheid waarvan Evergreen bezwaar heeft gemaakt tegen het toelaten van de producties 15 tot en met 26 van Evergreen en waarbij de voorzieningenrechter de producties 22 tot en met 26 van Evergreen niet heeft toegelaten tot de stukken,
- de pleitnota van Evergreen,
- de pleitnota van VGZ.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op 30 oktober 2025.

2.De feiten

2.1.
Evergreen is een zorgaanbieder gespecialiseerd in het leveren van specialistische geestelijke gezondheidszorg.
2.2.
VGZ is een zorgverzekeraar als bedoeld in de zorgverzekeringswet (Zvw). Zij koopt als zorgverzekeraar ten behoeve van haar verzekerden zorg in bij zorgaanbieders, onder wie Evergreen.
2.3.
In de zorgovereenkomsten die door partijen ieder jaar worden overeengekomen wordt een omzetplafond opgenomen (door partijen ook wel zorgkostenplafond genoemd). Dat is een maximaal bedrag dat Evergreen mag declareren voor verleende zorg. In voorgaande jaren heeft Evergreen het omzetplafond voortijdig bereikt en VGZ om een verhoging verzocht. Voor de jaren 2023 en 2024 heeft VGZ een verhoging toegekend.
2.4.
Partijen hebben op 1 oktober 2024 de ‘Zorgovereenkomst Geestelijke Gezondheidszorg VGZ 2025 Digitaal Gecontracteerde Instelling (hierna: de zorgovereenkomst 2025)’ gesloten. Tot de zorgovereenkomst 2025 behoren onder meer ‘Bijlage 2: (Afreken)parameters, Zorgkostenplafond en Deelplafond(s) GGZ 2025 (hierna: Bijlage 2)’, ‘Deel I Algemene Bepalingen GGZ 2025 (hierna: de algemene bepalingen) en ‘Deel II Zorgverzekeraar specifieke bepalingen GGZ 2025’ (hierna: de specifieke bepalingen). In Bijlage 2 is een zorgkostenplafond van € 144.000,00 opgenomen.
In artikel 7 van de specifieke bepalingen is verder het volgende, voor zover thans van belang, opgenomen:
Artikel 7. Zorgkostenplafond
(…)
4. Uitgangspunt is dat Zorgaanbieder, binnen het kader van de productieafspraken, passende GGZ biedt aan de naar de Zorgaanbieder verwezen Verzekerden van de Zorgverzekeraar en het Zorgkostenplafond zo veel als mogelijk gespreid over het jaar inzet. Op basis van de realisatiecijfers en prognose(s) monitort de Zorgaanbieder het volume en de productie, met onder andere als doel het vroegtijdig bereiken van het Zorgkostenplafond te voorkomen. De Zorgaanbieder informeert de Zorgverzekeraar zo spoedig mogelijk indien de prognose laat zien dat het Zorgkostenplafond mogelijk vroegtijdig zal worden bereikt, alsmede per direct zodra
70% van het Zorgkostenplafond is bereikt.
5. Zorgaanbieder kan tussen 1 april 2025 en 31 juli 2025, 17:00 uur via de website van de Zorgverzekeraar een verzoek tot verhoging van het Zorgkostenplafond indienen. De Zorgverzekeraar beoordeelt of er nog aanvullende informatie nodig is van de Zorgaanbieder om een besluit te nemen over een eventuele verhoging van het Zorgkostenplafond. (…)
6. Indien de Zorgverzekeraar besluit geen verhoging van het Zorgkostenplafond toe te kennen, is de Zorgaanbieder niet langer verplicht om Zorg aan Verzekerden van de Zorgverzekeraar te verlenen en mag de Zorgaanbieder een patiëntenstop instellen, met uitzondering van de volgende situatie waarin de Zorgaanbieder de Zorg moet blijven verlenen:
a. Lopende behandeling binnen het zorgtraject (zoals omschreven in de vigerende Regeling geestelijke gezondheidszorg).
De Zorgaanbieder is gehouden de behandelingen zoals vermeld in lid 6 sub a ook na overschrijding van het Zorgkostenplafond voort te zetten zonder dat de Zorgverzekeraar daarvoor een vergoeding verschuldigd is.
Zorgaanbieder zal vanaf de ingangsdatum van de patiëntenstop de nieuw in zorg te nemen Verzekerden doorverwijzen naar, bij voorkeur, de afdeling Zorgadvies en Bemiddeling van de Zorgverzekeraar en/of naar een andere passende gecontracteerde zorgaanbieder die zijn Zorgkostenplafond nog niet heeft bereikt.
(…)
Artikel 8 lid 1 van de specifieke bepalingen bepaalt dat declaraties waarmee het zorgkostenplafond wordt overschreden niet door de zorgverzekeraar worden vergoed. De zorgaanbieder blijft op grond van dit artikel wel verplicht om na het bereiken van het zorgkostenplafond declaraties in te blijven dienen. Voor zover de zorgverzekeraar declaraties boven het zorgkostenplafond uitbetaalt, zal het teveel betaalde door de zorgverzekeraar worden teruggevorderd.
2.5.
Eind mei 2025 heeft Evergreen via het daarvoor te gebruiken webformulier op de website van VGZ tijdig een verzoek tot verhoging van het zorgkostenplafond ingediend.
2.6.
In reactie op het verzoek van Evergreen heeft VGZ de e-mail van 4 juni 2025 verstuurd. Deze e-mail luidt, voor zover thans van belang, als volgt:
(…)
Verhogingsverzoek.
Over uw verhogingsaanvraag hebben wij een vraag over het verzochte bedrag. Wij zien terug dat u €5.000.000,- heeft ingevuld als verwachte omzet. Op een zorgkostenplafond van €144.000,- lijkt ons dat zeer onwaarschijnlijk en vermoeden we dat er sprake is van een typefout. Zou u met ons kunnen delen wat exact het gevraagde bedrag is voor de verhogingsaanvraag?
(…)
Daarnaast willen we u meegeven dat het mogelijk is dat uw aanvraag wordt afgewezen. VGZ verzoekt Evergreen Novus om te opereren onder het huidig toegekende zorgkostenplafond en hierop te handhaven (d.m.v. het spreiden van cliënten en/of invoeren van aanmeldstop indien nodig). Dit zodat Evergreen Novus bij een mogelijke afwijzing van het verzoek niet geconfronteerd wordt met een overproductie.
(…)
Uit deze analyse is gebleken dat Evergreen Novus 0% van de behandeltrajecten terecht in multidisciplinaire setting heeft gedeclareerd. Dit betekent dat wij een verhoging van het deelplafond op setting 3 niet kunnen honoreren.
Samenvattend:
● VGZ verzoekt Evergreen Novus om het exact gevraagde bedrag voor de verhogingsaanvraag te delen en te bevestigen. We voegen hieraan toe dat een verhoging maximaal 50% van het initieel
overeengekomen zorgkostenplafond kan zijn.
● VGZ verzoekt Evergreen Novus om zich te houden aan Artikel 7 lid 4 van Deel II van de overeenkomst tussen VGZ en Evergreen Novus, door binnen het kader van de productieafspraken het afgesproken budget zo veel mogelijk gespreid over het jaar in te zetten.
● VGZ verzoekt Evergreen Novus om de beleidsregels van de NZa voor setting 2 & 3 strikter toe te passen zodanig dat de deelplafonds niet overschreden worden. Daarnaast verzoekt VGZ Evergreen Novus om de instroom zodanig aan te passen en zo nodig aanvullende maatregelen te nemen om een overschrijding te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken.
2.7.
Bij e-mail van 26 juni 2025 heeft Evergreen op de e-mail van VGZ gereageerd en VGZ verzocht om het huidige budget te verhogen naar € 500.000,00 ‘of in ieder geval naar een bedrag in de buurt hiervan’. Verder luidt de e-mail van Evergreen, voor zover thans van belang, als volgt:
NZa-beleidsregels
De Nederlandse Zorgautoriteit stelt duidelijk dat:
“Indien een verzekeraar signalen ontvangt dat de zorgvraag het aanbod overstijgt (bijvoorbeeld door overschrijding van wachttijden), mag zij geen omzetplafond hanteren bij aanbieders die extra zorg kunnen leveren. In plaats daarvan moet de verzekeraar actief (bij)contracteren.”
— NZa Beleidsregel Zorgplicht Zorgverzekeraars, Handvatten toezicht, 2023
Verder benadrukt de NZa:
● Omzetplafonds mogen niet leiden tot wachttijdoverschrijdingen; de zorgplicht gaat boven financiële afspraken.
● Verzekeraars moeten actief bijcontracteren om wachttijden te verminderen.
● Het is niet toegestaan om formele of informele instroombeperkingen te hanteren zolang Treeknormen worden overschreden.
Helaas moet mijn cliënt constateren dat VGZ zich niet volledig aan deze beleidsregels houdt. Ondanks structurele overschrijding van de Treeknormen blijft VGZ een omzetplafond hanteren voor onze instelling, terwijl er capaciteit is om meer zorg te leveren. Dit is in strijd met de wettelijke zorgplicht (Zorgverzekeringswet, artikel 11) en de NZa- leidraad zorgplicht 2023. Deze situatie leidt ertoe dat Evergreen GGZ Novus in 2023 en 2024 zorg heeft verleend boven het toegekende budget, waardoor onze cliënt op aanzienlijke kosten zit en zelfs een terugbetaling moet doen over de jaren voor 2023. Dit is onhoudbaar en schaadt de tijdige toegang tot zorg voor uw verzekerden.
2.8.
Bij e-mail van 31 juli 2025 heeft VGZ het verzoek van Evergreen tot verhoging van het zorgkostenplafond afgewezen. Deze e-mail luidt, voor zover thans van belang, als volgt:
(…) De afwijzing is gebaseerd op de volgende redenen:
● De huidige situatie met betrekking tot wachttijden (gebaseerd op de landelijk door zorgaanbieders aangeleverde wachttijdeninformatie en informatie van onze afdeling Zorgadvies en Bemiddeling) in relatie tot onze zorgplicht in desbetreffende regio. We hebben reeds bij andere zorgaanbieders aanvullend aanbod ingekocht voor de diagnosegroepen die een knelpunt in de regio vormen. Hierdoor is aanvullende inkoop bij Evergreen niet nodig.
● De mate waarin de geleverde zorg voldoet aan de geldende wet- en regelgeving en de stand van wetenschap en praktijk. We stellen vast dat in geen van de gedeclareerde trajecten daadwerkelijk multidisciplinaire zorg wordt geleverd op basis van de beleidsregels van de NZa. Dit terwijl wel in setting 3 gedeclareerd wordt.
● De (ontwikkeling van de) gemiddelde kosten per cliënt waardoor we inzicht krijgen in de doelmatigheid van de geleverde zorg. We stellen vast dat ZVT 1, 2 en 3 gedeclareerd worden in setting 3. Dat is zeer ondoelmatig. Ook het declareren in setting 3 terwijl er sprake is van monodisciplinaire zorg op basis van de NZa beleidsregels, is niet doelmatig/rechtmatig. Tot slot zien we beduidend hogere diagnostiekkosten per unieke client dan de benchmark (factor 5).
We zien de afgelopen tijd een zorgelijke financiële situatie van Evergreen. Zodanig dat bijvoorbeeld de betalingsregeling niet goed wordt nagekomen. De afdeling Bijzonder Beheer van VGZ is betrokken om te adviseren over de financiële situatie van Evergreen in relatie tot de forse en meerjarige overschrijdingen die Evergreen heeft laten ontstaan. Het in een keer volledig
terugbetalen van de totale vorderingen over 2020, 2021 en 2022 is op dit moment niet mogelijk. Tegelijkertijd zien we wel een jaarlijkse management fee uitkering van € 107.500, terwijl de winst beperkt is en er nog meerdere openstaande schulden zijn.
2.9.
Bij e-mail van 5 augustus 2025 heeft Evergreen verzocht het zorgkostenplafond te verhogen met minimaal 50 %.
2.10.
Bij e-mail van 14 augustus 2025 heeft VGZ Evergreen bericht dat zij haar beslissing om geen verhoging toe te kennen handhaaft.
2.11.
Thans is tot 2 oktober 2025 een bedrag van € 179.941,00 voor het jaar 2025 bij VGZ gedeclareerd.

3.Het geschil

3.1.
Evergreen vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. bepaalt dat VGZ het voor Evergreen geldende zorgkostenplafond voor het jaar 2025 dient te verhogen met een bedrag van € 72.000,00;
II. VZG verbiedt tot terugvordering van of verrekening over te gaan van door Evergreen aan VGZ ontvangen betalingen betreffende door haar tot en met het jaar 2021 uitgevoerde behandelingen;
III. VGZ veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 2.350,00 aan Evergreen;
IV. VGZ veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
VGZ voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Evergreen, met veroordeling van Evergreen in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter moet daarom eerst beoordelen of Evergreen ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de voorzieningenrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
Vordering I
4.2.
De spoedeisendheid vloeit voort uit de aard van de vordering.
4.3.
Vaststaat dat het verzoek van Evergreen om verhoging van het omzetplafond tijdig en op de gebruikelijke wijze is ingediend. In haar eerste verzoek heeft zij een verhoging van € 5.000.000,00 verzocht. VGZ heeft daarover verklaard dat dit bedrag bij haar vragen opriep en dat dit aanleiding was voor het stellen van aanvullende vragen aan Evergreen. Nadat Evergreen de aanvullende vragen had beantwoord en het bedrag had gewijzigd naar € 500.000,00 is VGZ overgegaan tot afwijzing van het verzoek. In dit kort geding vordert Evergreen een voorlopige voorziening die strekt tot een verhoging van 50% van het omzetplafond voor het contractjaar 2025.
4.4.
Vooropgesteld wordt dat de afwijzing van het verzoek op 31 juli 2025 wat betreft de daarin genoemde bedragen geen onderwerp van geschil is. Het is Evergreen, zo blijkt uit haar toelichting ter zitting, niet te doen om een verhoging van het omzetplafond met € 5.000.000,00 en ook niet om een verhoging met € 500.000,00. Deze bedragen zijn door haar alleen genoemd om de urgentie van het probleem onder de aandacht te brengen. Wat zij wil bereiken is een verhoging met 50%.
4.5.
Eerst ter zitting heeft Evergreen het volgende ter onderbouwing van deze vordering naar voren gebracht. In februari 2025 is een aantal verzekerden dat onder behandeling is bij Evergreen overgestapt vanuit een andere zorgverzekeraar naar VGZ. Volgens Evergreen gaat het op basis van een overzicht van de NZa jaarlijks om 7% van alle verzekerden die overstappen naar een andere zorgverzekeraar. Daarnaast is sinds 2022 een nieuw declaratiesysteem, het zorgprestatiemodel (hierna: ZPM), ingevoerd dat zorgverzekeraars verplicht te declareren onder monodisciplinaire- of multidisciplinaire zorg. Naast dat deze verplichte vorm van declareren een aanzienlijke verzwaring van de administratie oplevert, is het tot op heden onduidelijk wat onder multidisciplinaire zorg wordt verstaan ondanks een verzoek tot opheldering hierover vanuit Evergreen aan VGZ in 2023. VGZ heeft in reactie daarop verwezen naar de beleidsregels van de NZa en Evergreen heeft in overeenstemming met deze regels gedeclareerd. Dit kan dan ook niet leiden tot een afwijzing van het verzoek van Evergreen. Verder is er een aanzienlijke toename van het aantal crisisopnamen. Dit zijn de zwaardere en complexere gevallen waarbij opnamen doorgaans langer duren. Het aantal crisisopnamen kan van te voren niet worden voorspeld en dus kan daarin niet worden gestuurd. Jaarlijks zijn er circa 47.000 contacten met een crisisdienst in de GGZ. Een groot deel daarvan is bij VGZ verzekerd. VGZ heeft immers een marktaandeel van 22% en in totaal 4 miljoen verzekerden. Tot slot is in eerdere jaren op dezelfde wijze een verhoging aangevraagd en toegekend en is de verhoging in kwestie enkel verzocht voor de continuering van lopende behandelingen van verzekerden van VGZ bij Evergreen en niet voor het aannemen van nieuwe cliënten. Evergreen kan deze patiënten niet elders bij een andere zorgaanbieder onderbrengen omdat dat medisch onverantwoord is.
Op grond van de hiervoor genoemde bijzondere omstandigheden had VGZ het verzoek om verhoging van het omzetplafond in elk geval met 50% moeten toewijzen. Er is dan ook sprake van een onterechte afwijzing en daarom schiet VGZ tekort in de nakoming van de zorgovereenkomst. Dit is tevens onrechtmatig jegens Evergreen en daarnaast is het strikt hanteren van het zorgkostenplafond onder deze bijzondere omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, aldus Evergreen.
4.6.
VGZ voert daartegen het volgende verweer. Op grond van artikel 7 lid 6 van de specifieke bepalingen is Evergreen bij het voortijdig bereiken van het zorgkostenplafond verplicht zorg te blijven verlenen ten aanzien van lopende behandelingen. Juist met het oog op deze bepaling is in de zorgovereenkomst geregeld dat de zorgaanbieder moet melden als 70% van het omzetplafond is bereikt en dat zij bij het voortijdig bereiken van het omzetplafond een patiëntenstop kan instellen. Nieuwe patiënten kan Evergreen dan doorverwijzen naar VGZ die deze cliënten bemiddelt naar een andere zorgaanbieder in de regio. Als Evergreen dit had gedaan dan had zij zonder overschrijding van het zorgkostenplafond lopende behandelingen kunnen voortzetten. Dit heeft Evergreen nagelaten, terwijl zij in voorgaande jaren ook voortijdig het plafond heeft bereikt en bekend is met voornoemde contractuele afspraken. Evergreen wordt dan ook verweten dat zij naar aanleiding van eerdere overschrijdingen haar bedrijfsvoering niet heeft aangepast. Zij had in 2025 haar productie restrictiever moeten inrichten, haar instroom beter moeten monitoren en tijdig maatregelen moeten treffen. Het verzoek om enkel lopende behandelingen te kunnen declareren is dus niet in lijn met de tussen partijen geldende contractuele afspraken. Ook wordt verwezen naar rechtsoverweging 6.17 van het arrest van het hof Den Haag (ECLI:NL:GHDHA:2022:1008) waarin is overwogen dat het in beginsel de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieder is om zijn eigen productie bij te houden en dat het voor zijn eigen rekening en risico blijft als hij dat in bepaalde jaren niet of onvoldoende heeft gedaan. VGZ heeft immers geen inzicht in de lopende behandelingen bij een zorgaanbieder en daarom is het de zorgaanbieder die daarop moet sturen. Ten aanzien van de overstappende verzekeraars geldt dat ook verzekerden van VGZ die in behandeling zijn bij Evergreen gedurende het jaar zullen zijn overgestapt naar een andere verzekeraar. De stelling dat er patiënten op de stoep bij Evergreen staan die geen zorg elders kunnen krijgen, wordt betwist en dit heeft Evergreen ook niet onderbouwd. VGZ heeft voldoende zorg ingekocht bij andere zorgaanbieders in de regio en gedurende het jaar bijgecontracteerd bij andere zorgaanbieders. Ook zijn er door Evergreen geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat de zwaardere problematiek samenhangt met het voortijdig bereiken van het omzetplafond. Daar komt bij dat de wetgever zorgverzekeraars een regisseursrol heeft toegekend bij het bewaken van kwaliteit en kosten in de zorg. Zorgverzekeraars hebben de wettelijke taak om de premie betaalbaar te houden en zorgkostenplafonds begrenzen de kosten. Vanuit deze wettelijke taak is de keuze gemaakt om het verzoek van Evergreen af te wijzen, aldus VGZ.
4.7.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Vooropgesteld wordt dat het hanteren van een omzetplafond door zorgverzekeraars gebruikelijk is en als zodanig niet in strijd met de Zorgverzekeringswet. VGZ heeft als zorgverzekeraar een regierol waarmee zij moet sturen op doelmatigheid en betaalbaarheid van de zorg.
In de tussen partijen gesloten overeenkomst staat de afgelopen jaren ook steeds vermeld dat sprake was van een omzetplafond. In die overeenkomst is verder verwezen naar de specifieke bepalingen. Op grond van artikel 7 lid 4 van de specifieke bepalingen is het in beginsel de taak van Evergreen om haar eigen productie bij te houden en het zorgkostenplafond zo veel als mogelijk gespreid over het jaar in te zetten. Op zich heeft Evergreen ook niet betwist dat dit haar taak is. Zij lijkt nu alleen te stellen dat het voor haar niet mogelijk is om dat plafond verspreid over het jaar in te zetten en dat het voortijdig bereiken van het zorgkostenplafond een direct en niet te voorkomen gevolg is van overgestapte verzekerden in 2025 en complexere, zwaardere problematiek bij haar cliënten. Daaraan verbindt zij de conclusie dat zij recht heeft op een verhoging van 50%. Nog daargelaten dat zij deze concrete omstandigheden eerst ter zitting naar voren brengt (zodat VGZ ook niet gehouden was om deze omstandigheden mee te nemen bij haar beoordeling van het verzoek om verhoging), onderbouwt Evergreen de omstandigheden ook niet met stukken. Evergreen komt slechts met algemene percentages en cijfers en gesteld noch gebleken is om hoeveel cliënten het concreet gaat die bij haar in behandeling zijn en of ten aanzien van deze cliënten ook sprake is van complexere problematiek en langdurigere behandelingen. Dit had echter wel op haar weg gelegen. En zelfs als zij in deze procedure met stukken aannemelijk zou hebben gemaakt dat zij het plafond al heel vroeg in het jaar heeft bereikt en zij weinig tot geen mogelijkheden meer heeft om de patiëntenpopulatie bij te sturen, maakt dit nog niet dat het vasthouden aan het omzetplafond door VGZ zonder meer onrechtmatig is en dat VGZ om die reden het verzoek om verhoging niet had mogen afwijzen. Partijen hebben nu eenmaal afspraken gemaakt over het omzetplafond en Evergreen is daaraan gebonden. Het enkele gegeven dat zij financieel nadeel ondervindt en dat zij weinig mogelijkheden ervaart om zich aan die afspraken te houden, maakt niet dat VGZ onrechtmatig handelt door in 2025 geen verhoging toe te kennen. Het feit dat VGZ in eerdere jaren wel een verhoging heeft toegekend, doet daar niet af. Dit schept op zichzelf geen rechten voor Evergreen.
Een en ander leidt tot de conclusie dat in deze procedure niet aannemelijk is geworden dat dat sprake is van onrechtmatig handelen van VGZ door het verzoek om verhoging af te wijzen op 31 juli 2025. Evergreen heeft verder nog aangevoerd dat VGZ haar zorgplicht jegens haar verzekerden heeft geschonden omdat zij niet al het mogelijke heeft gedaan om de zorg waar haar verzekerden recht op hebben te laten leveren en organiseren. Nog daargelaten dat een eventuele schending van deze zorgplicht nog niet zonder meer leidt tot een recht voor Evergreen op verhoging van het omzetplafond, is in deze procedure ook niet aannemelijk geworden dat VGZ onvoldoende zorg heeft ingekocht in de regio. Dat de wachttijden bij Evergreen oplopen, zoals zij aanvoert, betekent op zichzelf niet dat cliënten niet binnen een redelijke termijn bij andere zorgaanbieders in de regio terecht kunnen. Gelet op het voorgaande is voorshands onvoldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van onrechtmatig handelen door VGZ jegens Evergreen.
4.8.
Voor zover Evergreen zou stellen dat er dit jaar sprake is geweest van onvoorziene omstandigheden (en daarmee van overschrijding van het plafond) en dat zij op grond daarvan recht heeft op verhoging, heeft zij haar stelling niet onderbouwd.
4.9.
Daarnaast komt de voorzieningenrechter tot het voorshands oordeel dat het vasthouden aan het overeengekomen zorgkostenplafond evenmin naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Van belang is dat bij de toepassing van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid terughoudendheid past; een beroep daarop behoort alleen in uitzonderlijke gevallen te worden gehonoreerd (HR 28 april 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5635 en HR 29 januari 2021, ECLI:NL:HR:2021:153). In beginsel is het aan VGZ is om te kiezen bij welke zorgaanbieder in de regio zij gedurende het jaar extra zorg inkoopt met dien verstande dat daarbij geen sprake mag zijn van een categorische weigering, in die zin dat geen acht wordt geslagen op de betrokken individuele belangen en de concrete omstandigheden van het geval. Evergreen lijkt zich op het standpunt te stellen dat dit laatste zich nu voordoet maar daarin kan zij niet worden gevolgd. De afgelopen twee jaren heeft zij immers wel een verhoging van het omzetplafond toegewezen gekregen. Van categorisch weigeren is dan geen sprake. En bij de huidige aanvraag om een verhoging heeft Evergreen niet de argumenten aangevoerd die zij nu in deze procedure naar voren brengt. Voor VGZ was dan ook niet duidelijk hoe de concrete situatie was ontstaan en zij heeft de genoemde belangen en omstandigheden dan ook niet kunnen controleren of meewegen.
VGZ heeft haar afwijzing gebaseerd op wat zij wel van Evergreen wist. Die afwijzing heeft zij gemotiveerd aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval.
VGZ heeft in dat kader nog naar voren gebracht dat afwijken van contractuele afspraken (slechts) bij uitzonderlijke omstandigheden is gerechtvaardigd, maar voert aan dat die omstandigheden zich hier niet voordoen (onder andere) omdat Evergreen sturingsmogelijkheden heeft (tijdig melden, instroom beperken en doorverwijzen). De vraag is wel of deze afwijzingsgrond ook voldoende zou zijn als VGZ al eerder had gehoord wat Evergreen ter zitting heeft aangevoerd en als Evergreen dat ook met stukken had kunnen onderbouwen. De voorzieningenrechter constateert in dat verband dat ter zitting onduidelijk is gebleven op welke wijze Evergreen kan melden dat 70 % van het omzetplafond is bereikt. Op grond van artikel 7 lid 5 van de specifieke bepalingen kan in de periode van 1 april 2025 tot en met 31 juli 2025 een verhoging van het omzetplafond worden aangevraagd. De stelling van Evergreen dat verzoeken en mededelingen buiten deze periode door VGZ niet in behandeling worden genomen is door VGZ niet dan wel onvoldoende weersproken. Op grond van artikel 7 lid 6 van de specifieke bepalingen kan Evergreen daarnaast pas een patiëntenstop instellen als VGZ heeft besloten geen verhoging van het zorgkostenplafond toe te kennen. In dit geval dus vanaf 31 juli 2025. VGZ wordt dan ook niet zonder meer gevolgd in haar betoog dat Evergreen voldoende sturingsmogelijkheden had om overschrijding van het zorgkostenplafond te voorkomen. Daar komt bij dat de voorzieningenrechter VGZ evenmin volgt in haar betoog dat uitsluitend Evergreen verantwoordelijk is voor het juist declareren onder multidisciplinaire zorg en VGZ niet verplicht is Evergreen daarover informatie te verstrekken. De contractuele relatie tussen partijen wordt ook beheerst door de redelijkheid en billijkheid. Partijen dienen zich dan ook over en weer als goede contractspartijen te gedragen.
Het voorgaande leidt op zichzelf echter niet tot de conclusie dat sprake is geweest van categorisch weigeren aan de zijde van VGZ bij de beoordeling van de aanvraag tot verhoging van het omzetplafond. Zoals hiervoor is aangegeven heeft Evergreen pas ter zitting -zonder onderbouwing- toegelicht dat en waarom de sturingsmogelijkheden onvoldoende soelaas hebben geboden, dat er geen mogelijkheid was om te overleggen over juiste wijze van declareren en dat zij daardoor (grote) financiële nadelen ervaart. VGZ heeft deze omstandigheden niet kunnen of moeten meenemen bij haar beoordeling om het verzoek tot verhoging. De conclusie kan daarom ook niet zijn dat het in dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat VGZ het verzoek om verhoging op 31 juli 2025 heeft afgewezen zoals zij dat heeft gedaan en dat zij die afwijzing bij een tweede verzoek heeft gehandhaafd.
4.10.
De conclusie is dat vordering I van Evergreen zal worden afgewezen.
Vordering II en vordering III
4.11.
Gelet op het ontbreken van enige onderbouwing zal vordering II ook worden afgewezen. Dat betekent dat vordering III ook zal worden afgewezen.
Proceskosten
4.12.
Evergreen is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van VGZ worden begroot op:
- griffierecht
714,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.999,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen van Evergreen af,
5.2.
veroordeelt Evergreen in de proceskosten van € 1.999,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Evergreen niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.T. Boks en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2025.
1780