Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van
[eiser 1] , [eiseres 1] , [eiser 2] en [eiseres 2]
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Harderwijk
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde-partij] B.V. uit [plaats] .
Samenvatting
Procesverloop
Derde-partij is zonder bericht van verhindering niet op de zitting verschenen.
Beoordeling door de rechtbank
- Slopen;
- Bouwen en
- Handelen in strijd met regels van ruimtelijke ordening.
De rechtbank is van oordeel dat uit de publicatie van de aanvraag voldoende duidelijk is waar het voorgenomen besluit over gaat. Het had op de weg van eisers gelegen om tijdig te informeren waar het bouwplan precies op ziet, nu dit plaatsvindt in de directe woonomgeving van eisers in een compacte stedelijke bebouwing.
Daarnaast betogen eisers dat het projectplan nog veel onduidelijkheden bevat en nemen zij het de derde-partij kwalijk dat nooit eerder met omwonenden contact is opgenomen over de plannen. De onduidelijkheden gaan over voor wie de appartementen bedoeld zijn, de startdatum en duur van de bouwperiode, de impact van de bouwwerkzaamheden op de buurt (geluidsoverlast, verkeershinder, parkeerhinder e.d.), een eventuele nulmeting in kader van eventuele bouwschade en de gevolgen voor de bestaande groenvoorziening (gelegen tussen de [locatie 2] en speeltuin aan achterzijde [locatie 3] [huisnummer 1] en [huisnummer 2] ).
Daarnaast wordt verwezen naar parkeernormen en fietsparkeerplaatsen volgens CROW-richtlijnen. Daaraan zou worden voldaan maar de situatieschets is niet met de feitelijke situatie in overeenstemming. Het huidige winkelaanbod (Takko Fashion) behelst een veel kleiner vloeroppervlak dan waarvan in het onderzoek is uitgegaan, zodat de huidige parkeerbehoefte onjuist is vastgesteld.
11.2. De rechtbank stelt vast dat de parkeerbehoefte ten gevolge van het bouwplan blijkens de ruimtelijke onderbouwing is vastgesteld aan de hand van de Parkeernormennota [plaats] van maart 2013 en de daarbij behorende appendix. Hierin zijn de volgende normen opgenomen:
Kleinere woning 50m2 1 parkeerplaats.
12.2. De rechtbank stelt vast dat het bouwplan qua hoogte past binnen het bestemmingsplan en dat, met uitzondering op de begane grond voor de meeste kadastrale percelen, geldt dat ter plaatse al appartementen mochten worden gebouwd. Dat de nu aanwezige bebouwing minder hoog is dan in het voorliggende bouwplan is voorzien, laat onverlet dat een hogere bebouwing met de daarbij behorende ramen en dakkapellen planologisch tot de mogelijkheden behoorde. Verder is het plan stedenbouwkundig beoordeeld, waarbij na aanpassing van het plan is beoordeeld dat het bouwplan passend is binnen de omgeving.
De rechtbank overweegt dat volgens vaste rechtspraak een zekere mate van inbreuk op de privacy inherent is aan het wonen in een stad [11] . Dat die inbreuk in dit geval onevenredig groot is voor eisers hebben zij niet aannemelijk gemaakt.
Verder is niet in geschil dat de ramen en/of dakkappelen zich op een afstand van 3 meter of meer van de van de erfgrenzen van de woningen van eisers zodat geen sprake is van een beperking op grond van het BW of een evidente privaatrechtelijke belemmering die tot weigering van de omgevingsvergunning had moeten leiden.
Het college heeft in het verweerschrift voor het perceel [locatie 1] [huisnummer 4] opgemerkt dat dit perceel aan de andere zijde ten opzichte van het nieuw te bouwen complex ligt en dat in de zomer (met name in de loop van de avond) iets minder direct zonlicht waarneembaar zal zijn op het perceel door de zadelkap op de bebouwing aan de [locatie 2] . Deze vermindering van zonlicht acht het college niet onredelijk of onrechtmatig.
De rechtbank is van oordeel dat het college met juistheid erop heeft gewezen dat hinder minder snel als onredelijk of onrechtmatig zal worden gezien in een dichtbebouwd gebied, zoals de binnenstad van [plaats] . Nu ten aanzien van de hoogte geen sprake is van een afwijking van het bestemmingsplan en dus planologisch al mogelijk was, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat een nader onderzoek naar de afname van zonlichttoetreding nodig was. Het betoog slaagt dan ook niet.