ECLI:NL:RBGEL:2025:8805

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 oktober 2025
Publicatiedatum
21 oktober 2025
Zaaknummer
AWB – 23 _ 7690
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van het welstandsadvies en de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 22 oktober 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een omgevingsvergunning voor een bijgebouw en overkapping in de achtertuin van een woning. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen, dat op 19 oktober 2023 het bezwaar van eiseres tegen de verleende omgevingsvergunning ongegrond heeft verklaard. De rechtbank heeft in een eerdere tussenuitspraak op 18 maart 2025 geconstateerd dat het welstandsadvies niet zorgvuldig tot stand was gekomen en in strijd was met de Verordening op de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en Cultuurhistorie. Het college kreeg de gelegenheid om het geconstateerde gebrek te herstellen. In reactie hierop heeft het college een aangepast welstandsadvies ingediend, waarover eiseres en vergunninghouders hun zienswijze hebben gegeven. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college met het aangepaste welstandsadvies het gebrek heeft hersteld en dat het college zich in redelijkheid op dit advies heeft mogen baseren. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Eiseres krijgt gedeeltelijk gelijk, maar dit leidt niet tot een andere uitkomst. Het college moet het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden, maar er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/7690

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde 1]),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen

(gemachtigde: mr. A. Bandel-Weerkamp).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde-partij 1] en [derde-partij 2]uit [plaats] (vergunninghouders)
(gemachtigde: [gemachtigde 2]).

Samenvatting

1. De rechtbank oordeelt dat het college de onzorgvuldige totstandkoming van het welstandsadvies heeft hersteld en dat het college zich na het herstellen van dit gebrek in redelijkheid op het welstandsadvies heeft mogen baseren. Dat betekent dat de omgevingsvergunning voor een bijgebouw en overkapping aan de [locatie] in [plaats] in stand blijft.

Procesverloop

2. Bij besluit van 27 juli 2023 (primair besluit) heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor een bijgebouw en overkapping in de achtertuin van de woning aan de [locatie] in [plaats].
2.1.
In het besluit van 19 oktober 2023 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
2.3.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
2.4.
Eiseres heeft aanvullende beroepsgronden met overlegging van een cultuurhistorische bureaustudie ingediend.
2.5.
De rechtbank heeft het beroep op 13 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en haar gemachtigde, de gemachtigde van het college, [derde-partij 1], namens vergunninghouders, en [persoon A] als vervangster van de gemachtigde van vergunninghouders.
2.6.
In de tussenuitspraak van 18 maart 2025 (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank het college in de gelegenheid gesteld om het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen, met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in de tussenuitspraak.
2.7.
Het college heeft in reactie op de tussenuitspraak een aangepast welstandsadvies ingediend.
2.8.
Eiseres en vergunninghouders hebben hierop hun zienswijze ingediend.
2.9.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.

Overwegingen

3. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. Volgens vaste rechtspraak [1] mag een rechtbank slechts in uitzonderlijke gevallen terugkomen van een in een tussenuitspraak gegeven oordeel. Daarvan is in dit geval geen sprake. De rechtbank blijft daarom bij wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist.
Welk gebrek heeft de rechtbank geconstateerd?
4. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank overwogen dat het welstandsadvies niet zorgvuldig tot stand is gekomen en in strijd is met de Verordening op de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en Cultuurhistorie en de Erfgoedadviesraad 2014 (de Verordening). Uit het welstandsadvies van 10 juli 2023 blijkt namelijk niet dat de monumentenadviseur bij het advies is betrokken. Ook zijn de aspecten genoemd in artikel 2.6 eerste en tweede lid van de Verordening niet beoordeeld, althans dat is niet zichtbaar in het advies. De rechtbank is daarom van oordeel dat het welstandsadvies niet zorgvuldig tot stand is gekomen en in strijd is met de Verordening en dat het bestreden besluit dus gebrekkig is. De rechtbank heeft het college de gelegenheid gegeven om met inachtneming van de overwegingen in de tussenuitspraak het gebrek te herstellen door een nieuw besluit op bezwaar te nemen dan wel een gewijzigd welstandsadvies te overleggen.
Heeft het college het gebrek hersteld?
5. Het college heeft naar aanleiding van de tussenuitspraak een aangepast welstandsadvies overgelegd. Dit advies leidt tot dezelfde conclusie als het eerdere advies, namelijk een positief welstandsadvies voor het bouwplan van het bijgebouw en de overkapping. Vergunninghouders hebben laten weten in te stemmen met het welstandsadvies.
5.1.
Eiseres betoogt dat het gebrek met het aangepaste welstandsadvies niet is hersteld. Het advies voldoet volgens eiseres nog steeds niet aan de formele eisen van de Verordening omdat niet alle in de Verordening genoemde beoordelingscriteria worden belicht. De criteria zijn niet duidelijk herkenbaar, en zij komen ook niet evenredig aan bod. Er is dus geen sprake van een integrale afweging. Ook inhoudelijk voldoet het welstandsadvies niet omdat het incompleet is en ongefundeerde stellingen bevat. Verder vindt eiseres dat in dit geval de voltallige commissie had moeten adviseren vanwege de bijzondere locatie. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres als tegenadvies een cultuurhistorische bureaustudie overgelegd.
5.2.
De rechtbank stelt vast dat eiseres hiermee voor een groot deel heeft bevestigd en herhaald wat zij al eerder in deze procedure naar voren heeft gebracht. De kern van dit betoog is dat het college zich bij de vergunningverlening niet heeft kunnen baseren op het welstandsadvies en dat het besluit daarom vernietigd moet worden.
Gebrek is hersteld
5.3.
De rechtbank oordeelt dat het college met het aangepaste welstandsadvies het gebrek heeft hersteld. Het welstandsadvies van 31 maart 2025 is net als het vorige advies in mandaat gegeven. Dit kan de rechtbank volgen. Het uitgangspunt voor de mandaatverlening is immers dat de rayonarchitect alleen de plannen beoordeelt van een relatief geringe ruimtelijke en cultuurhistorische betekenis, of plannen waar gelet op meerdere vergelijkbare gevallen, de mening van de commissie ruimtelijke kwaliteit en cultuurhistorie als bekend mag worden verondersteld. [2] Weliswaar heeft het welstandsadvies betrekking op het bouwen nabij een rijksmonument, maar het bijgebouw en de overkapping staan los van het monument op een plek in de achtertuin van het monument. Tijdens de zitting is verder al toegelicht dat aan artikel 2.5, zevende lid van de Verordening invulling wordt gegeven doordat een deskundige van de gemeente wordt betrokken. Uit het aangepaste welstandsadvies blijkt duidelijk dat vanuit de gemeente twee deskundigen bij het advies zijn betrokken, in dit geval aangeduid als “erfgoedadviseur”. Daarmee is ook voldaan aan het vormvereiste van een in mandaat gegeven welstandsadvies van de commissie ruimtelijke kwaliteit en cultuurhistorie van de gemeente Zutphen.
Inhoudelijk toetsingskader
5.4.
Hoewel het college niet aan een welstandsadvies is gebonden en de verantwoordelijkheid voor welstandstoetsing bij hem berust, mag hij op dat advies afgaan, nadat het is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Deze verplichting is neergelegd in artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht voor de wettelijk adviseur en volgt uit artikel 3:2 van die wet voor andere adviseurs. Het overnemen van een welstandsadvies behoeft in beginsel geen nadere toelichting. Dit is anders als de aanvrager of een derde-belanghebbende een advies van een andere deskundig te achten persoon of instantie heeft overgelegd of concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht. [3]
Weging van alle aspecten
5.5.
Anders dan eiseres, is de rechtbank van oordeel dat het welstandsadvies voldoet aan de vereiste toets van artikel 2.6 van de Verordening. Uit artikel 2.6 van de Verordening volgt dat de commissie adviseert en schriftelijk motiveert waarbij de welstands-, monumenten- en architectuuraspecten en de landschapskundige en stedenbouwkundige aspecten evenredig worden belicht. Anders dan eiseres naar voren heeft gebracht is de rechtbank van oordeel dat alle aspecten voldoende evenredig zijn afgewogen in het welstandsadvies. Zo heeft de commissie de ruimtelijke inpassing binnen het perceel van het rijksmonument en het materialen- en kleurgebruik beoordeeld (welstands-, monumenten- en architectuuraspect). Ook heeft de commissie beoordeeld wat het effect van het bijgebouw en de overkapping is op de omgeving met onder meer de historische muur en gezien het zicht vanuit de openbare ruimte (stedenbouwkundig en landschapskundig aspect). De rechtbank acht dit voldoende duidelijk.
Tegenadvies
5.6.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres het welstandsadvies onvoldoende betwist. Weliswaar heeft de gemachtigde van eiseres de motivering en conclusies uit het welstandsadvies in de nadere reactie van 18 mei 2025 bestreden, maar dit ziet juist op de elementen waarover men ook van mening kan verschillen (zoals de hoogte, massa en materialisering in relatie tot de omgeving en andere bouwwerken in de omgeving en de zichtbaarheid vanuit de openbare ruimte). Eiseres weegt die elementen anders, maar daarmee heeft eiseres geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid ervan of het aansluiten van de conclusies daarop. Eiseres heeft in dit kader ook geen advies van een andere deskundig te achten persoon of instantie heeft overgelegd. Eiseres heeft eerder in de procedure “een cultuurhistorische bureaustudie” overgelegd, maar dit is geen onpartijdig deskundigenrapport dat als tegenadvies valt aan te merken. De bureaustudie is namelijk opgesteld door de gemachtigde van eiseres. Het fungeren als gemachtigde en deskundige in dezelfde zaak is onverenigbaar met elkaar, omdat een deskundige in tegenstelling tot een gemachtigde geacht wordt onpartijdig te adviseren. [4] Dat betekent dat het college in redelijkheid zonder nadere motivering zich heeft kunnen baseren op het aangepaste advies van de welstandscommissie. De beroepsgrond slaagt niet.
Had het bouwplan in een kleinere vorm uitgevoerd moeten worden?
6. Eiseres betoogt dat, als de maten van een bijgebouw binnen de mogelijkheden van het bestemmingsplan passen, dat niet betekent dat het ook zo uitgevoerd moet worden. De beoogde functie van de schuur met overkapping voor fietsen kan ook bereikt worden met een korter en lager bijgebouw. Eiseres kijkt als achterbuur tegen de bebouwing aan en vindt de bebouwing niet passend.
6.1.
Het bestemmingsplan bepaalt wat ter plaatse mogelijk is. Niet in geschil is dat de maten van het bijgebouw en de overkapping passen binnen de planregels. Dat het college heeft afgeweken van de planregels heeft te maken met het gebruik van de overkapping voor wonen terwijl de overkapping valt binnen de bestemming ‘Maatschappelijk’. Verder dient het college te beslissen op wat wordt aangevraagd. De rechtbank verwijst verder naar wat zij heeft overwogen onder 5 in de tussenuitspraak. De beroepsgrond slaagt niet.
De (restanten van de) muur
7. Voor zover eiseres en vergunninghouders standpunten naar voren hebben gebracht over de (restanten van de) de muur die hun percelen scheidt, kan de bestuursrechter daarover niet oordelen. Vaststaat dat de (restanten van de) muur geen onderdeel uitmaken van de omgevingsvergunning voor het bijgebouw en de overkapping. Het geschil over de (restanten van de) muur is civielrechtelijk van aard en ligt in deze procedure niet voor.

Conclusie en gevolgen

8. Vanwege het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Omdat de rechtbank van oordeel is dat het college met het aangepaste welstandsadvies het gebrek heeft hersteld, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. Dat betekent dat eiseres gedeeltelijk wel gelijk krijgt, maar dat dit uiteindelijk niet tot een andere uitkomst leidt.
8.1.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het college aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
8.2.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding omdat de gemachtigde van eiseres niet beroepsmatig rechtsbijstand verleent.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 19 oktober 2023;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Harten, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. Verschuren, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak en de tussenuitspraak/tussenuitspraken, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak en de tussenuitspraak/tussenuitspraken. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie ABRvS 13 september 2023 ECLI:NL:RVS:2023:3481, ABRvS 21 oktober 2015 ECLI:NL:RVS:2015:3222, en ABRvS 12 juni 2013 ECLI:NL:RVS:2013:CA2873.
2.Artikel 2.5, zevende lid van de Verordening.
3.ABRvS 22 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1156 onder 7.2
4.Vergelijk ABRvS 8 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2148.