ECLI:NL:RBGEL:2025:7866

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 september 2025
Publicatiedatum
19 september 2025
Zaaknummer
AWB - 24_1768
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag tandemfiets op grond van de Wmo 2015 met betrekking tot participatie en sociale aspecten

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt de afwijzing van een aanvraag voor een tandemfiets door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westervoort beoordeeld. Eiseres, een meisje geboren in 2011 met cerebrale parese en autisme, heeft een aanvraag ingediend voor een tandemfiets op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De rechtbank behandelt de beroepsgronden van eiseres, die stelt dat de afwijzing van haar aanvraag onterecht is en dat zij hierdoor niet voldoende kan participeren in de maatschappij.

De rechtbank concludeert dat het college de aanvraag op goede gronden heeft afgewezen. Eiseres heeft een elektrische rolstoel en kan met haar moeder in de auto vervoerd worden, wat haar in staat stelt om deel te nemen aan sociale activiteiten. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de aanvraag niet in strijd is met de Wmo 2015, omdat eiseres ook zonder de tandemfiets in redelijke mate kan participeren. De rechtbank wijst erop dat de noodzaak voor de tandemfiets niet voldoende is onderbouwd en dat er alternatieven zijn voor beweging en sociale interactie. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de aanvraag.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/1768

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen
[eiseres], uit [plaats] , eiseres, wettelijk vertegenwoordigd door haar moeder [persoon A]
(gemachtigde: mr. K. Wevers),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westervoort, het college.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiseres om een tandemfiets op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Eiseres is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college de aanvraag van eiseres om een tandemfiets op goede gronden heeft afgewezen
.Eiseres krijgt daarom geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. De moeder van eiseres heeft namens eiseres een aanvraag ingediend voor een tandemfiets. Het college heeft deze aanvraag met het herziene besluit van 7 november 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 13 februari 2024 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 28 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de moeder van eiseres en haar gemachtigde. Namens het college is, zonder bericht van afmelding, niemand verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
3. Eiseres, geboren op [geboortedatum] 2011, heeft een indicatie op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Zij woont bij haar moeder. Eiseres heeft verschillende aandoeningen, waaronder cerebrale parese en autisme. Eiseres is daardoor onder meer beperkt in haar mobiliteit, kan geen lange afstanden lopen (maximaal 1,5 kilometer) en is cognitief niet in staat om verkeerssituaties te beoordelen. Zij kan dus ook niet zelfstandig fietsen. De moeder van eiseres heeft op 13 april 2023 namens eiseres een melding gedaan bij het college om voor eiseres een tandemfiets en een rolstoel aan te vragen. Daarbij is gevoegd een brief van [persoon B], kinder-ergotherapeut en [persoon C], revalidatiearts van 28 maart 2023.
3.1.
Op 14 juni 2023 hebben consulenten van de gemeente Westervoort een gesprek gevoerd met de moeder van eiseres. Hiervan is op 20 juli 2023 een gespreksverslag opgemaakt. Op 29 juli 2023 is namens eiseres een aanvraag gedaan voor (voor zover van belang) een tandemfiets. Bij besluit van 9 augustus 2023 heeft het college deze aanvraag afgewezen. Namens eiseres is hiertegen bezwaar gemaakt. Op 7 november 2023 heeft het college een herzien primair besluit genomen waarbij, onder aanpassing van de motivering, de afwijzing van de aanvraag in stand is gebleven. Bij het bestreden besluit van 13 februari 2024 is het college hierbij, onder verwijzing naar het advies van de commissie bezwaarschriften, gebleven. Deze afwijzing is erop gebaseerd dat eiseres zonder de tandemfiets voldoende kan participeren. Zij krijgt namelijk een elektrische rolstoel en haar moeder kan haar vervoeren per auto. Voor het overige valt de hulpvraag van eiseres niet binnen het kader van de Wmo 2015.
Heeft het college de aanvraag zorgvuldig en op goede gronden afgewezen?
4. Eiseres is het niet eens met de afwijzing van haar aanvraag. Het blijft zo voor haar onmogelijk om goed te kunnen participeren in de maatschappij, ook met het oog op vrijetijdsbesteding, het krijgen van voldoende beweging en het houden van een gezonde lichamelijke en geestelijke levensstijl, rekening houdend met haar beperkingen. In de auto maakt zij niet actief deel uit van de maatschappij en vindt er geen sociale interactie plaats.
Eiseres heeft hierbij ook verwezen naar artikel 3, aanhef en onder c en h, van het VN-verdrag Handicap. [1] Eiseres wordt nu de kans ontnomen om een actief buitenleven te leiden waarmee de zich ontwikkelende capaciteiten van een kind niet worden geëerbiedigd. Onduidelijk is waarom de genoemde noodzaak voor de tandemfiets niet valt onder participeren. Naast het feit dat de tandemfiets een adequaat vervoermiddel is voor eiseres voor de korte en middellange afstanden, kan eiseres de fiets namelijk gebruiken voor beweging en sport. Zo’n voorziening is nu niet aanwezig en sporten valt, anders dan het standpunt dat het college op de hoorzitting heeft ingenomen, wel onder de Wmo 2015. Eiseres wijst hiervoor op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 24 oktober 2018 [2] en op de uitspraak van deze rechtbank van 6 februari 2025 [3] . Ook de rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat sporten wel onder het bereik van de Wmo 2015 kan vallen als het een zinvolle bijdrage levert aan de sociale interactie. Daar is bij eiseres sprake van. Op de fiets kan zij andere mensen gedag zeggen en met vriendinnetjes en familie op pad gaan. Dat is voor haar sociale ontwikkeling van groot belang. Reeds daarom kan het bestreden besluit niet in stand blijven. Het college is immers van een onjuiste definitie van het begrip participeren uitgegaan en heeft geen rekening gehouden met de sociale component. De ergotherapeut heeft ook duidelijk aangegeven dat het van belang is dat eiseres over een periode van jaren voldoende beweging krijgt. Het college is hier ten onrechte niet op ingegaan. Dat voldoende beweging ook met sporten te realiseren is, is niet juist. Sporten is hooguit een aanvulling op de beweging die iemand krijgt, niet een vervanging van. Bovendien is door het college aangegeven dat eiseres ‘misschien’ kan sporten waarmee de afwijzingsgrond niet eens een zekerheid is. Ook de fondsen zijn geen voorliggende voorzieningen. Er is op geen enkele manier rekening gehouden met de persoonskenmerken en belangen van eiseres. Haar wordt nu de mogelijkheid ontnomen om langdurig te kunnen genieten van de vrijheid, beweging en vervoersmogelijkheden die een tandemfiets biedt die andere vormen van transport niet kunnen bieden.
4.1.
De rechtbank stelt aan de hand van het beroepschrift en het verhandelde op de zitting vast dat niet in geschil is dat eiseres zonder de tandemfiets voorzien wordt in haar vervoersbehoefte. In geschil is of het college gehouden was de tandemfiets toe te kennen vanwege de beperking die eiseres ondervindt ten aanzien van de participatie in de maatschappij.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat dit niet het geval is. Eiseres heeft gesteld dat de fondsen geen voorliggende voorzieningen zijn maar de afwijzingsgrond voor het niet toekennen van de tandemfiets is niet geweest dat eiseres gebruik kan maken van voorliggende voorzieningen. Gelet op de inhoud van het advies van de commissie bezwaarschriften, dat onderdeel uitmaakt van het bestreden besluit, op de motivering van het besluit van 7 november 2023 waar in het bestreden besluit ook naar is verwezen en het gespreks- en onderzoeksverslag van 20 juli 2023 dat daar deel van uitmaakt, heeft het college ook rekening gehouden met het sociale aspect dat door eiseres naar voren is gebracht. Het bestreden besluit is dan ook zorgvuldig tot stand gekomen. De rechtbank volgt eiseres ook niet in het standpunt dat het college van een onjuiste definitie van het begrip participeren is uitgegaan. In het bestreden besluit staat ook niet dat sporten niet onder participeren valt. In de uitspraak van de CRvB van 24 oktober 2018 heeft de CRvB geoordeeld dat sportbeoefening onder participatie in de zin van de Wmo 2015 valt. In die zaak vormde de sportbeoefening het voor die betrokkene in redelijke mate deelnemen aan een maatschappelijke activiteit. In de uitspraak van deze rechtbank van 6 februari 2025 heeft de rechtbank geoordeeld dat recreatie onder de compensatieplicht van de Wmo 2015 kan vallen, maar dat dit afhangt van de vraag welke aard, vorm en inhoud van recreatie wordt beoogd en dat de recreatieve doeleinden moeten bijdragen aan participatie in de samenleving, zoals het deelnemen aan activiteiten waardoor sociale verbanden kunnen worden aangegaan en mensen elkaar kunnen ontmoeten. In die zaak heeft de rechtbank geoordeeld dat dat voor die betrokkene niet het geval was. In het onderhavige geval van eiseres blijkt uit de stukken en uit wat op zitting naar voren is gebracht dat eiseres ook zonder de tandemfiets in redelijke mate kan deelnemen aan de maatschappij en mensen kan ontmoeten. Zij kan dit doen met haar elektrische rolstoel en ook in de auto van haar moeder. Daarmee kan zij, ook buiten school om, gebracht worden naar plekken waar zij andere mensen kan ontmoeten. Dat kan ook samen met vriendinnetjes of familieleden. Verder blijkt uit de informatie van de ergotherapeut niet dat de tandemfiets voor eiseres de enige manier is om voldoende beweging te krijgen. Eiseres kan maximaal 1,5 kilometer lopen en in het gespreks- en onderzoeksverslag van 20 juli 2023 heeft het college gewezen op andere mogelijkheden voor eiseres om te bewegen. Eiseres heeft niet gesteld dat dit voor haar niet mogelijk is. Dat het fietsen met een duofiets een positief effect heeft op de gezondheid van eiseres en dat het eiseres meer plezier brengt om samen met haar familie en/of vriendinnetjes op de fiets er op uit te kunnen gaan, is heel begrijpelijk maar dat maakt niet dat het college gehouden is om haar een tandemfiets te verstrekken. Dat eiseres voorheen gebruik heeft kunnen maken van een driewielfiets of buggy doet daar niet aan af.
Uit het voorgaande volgt ook dat geen sprake is van strijd met de grondbeginselen genoemd in artikel 3, aanhef en onder c en h van het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het college de aanvraag van eiseres om een tandemfiets op goede gronden heeft afgewezen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. N. ter Horst, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.De rechtbank begrijpt: het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap.