Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.COMFORT PARCS NEDERLAND B.V.,
COMFORT PARCS O.R. B.V.,
COMFORT PARCS OCHTEN B.V.,
COMFORT PARCS WEERT B.V.,
PENTAGON AMSTERDAM B.V.,
ORNIX INVEST B.V.,
STICHTING SOLIDITÉ,
STICHTING SAUNDERS,
1.De procedure
- het verkort proces-verbaal van de (nadere) mondelinge behandeling, gehouden op 11 december 2024
2.Het geschil
primair: zal verklaren voor recht dat CPN en Pentagon ook na de OM-beslagen gehouden zijn om te voldoen aan hun verplichtingen uit hoofde van de met [gedaagde in conv] gesloten geldleningsovereenkomsten en dus onder meer de overeengekomen rente en boete over de hoofdsommen, althans over het restant van de hoofdsom(men), verschuldigd zijn aan [gedaagde in conv] tot het moment van algehele terugbetaling, althans een door de rechtbank te bepalen moment, althans
primair: zal verklaren voor recht dat CPN en Pentagon in verzuim zijn en dat [gedaagde in conv] als hypotheekhouder bevoegd is om over te gaan tot executoriale verkoop van de onderpanden die zijn genoemd in de hypotheekakte van 29 oktober 2015, althans
3.De verdere beoordeling
[gedaagde in conv] heeft geen afstand gedaan van rente op rente
regular interest”, hebben CPN c.s. onvoldoende feiten aangedragen op grond waarvan zij die e-mail mochten opvatten als een afstandsverklaring met betrekking tot rente op rente, boeterente en boetes.
[gedaagde in conv] blijft gehouden aan de tussen partijen gebruikelijke imputatiewijze
“Vervolgens zal cliënte van het ontvangen bedrag van € 900.000,00 [20] (dat overigens niet volledig ontvangen is) het meerdere boven
“Hetgeen meer dan de royementsbedragen wordt afgelost, wordt telkens afgeboekt van de hoofdsommen.”Zelfs nog in de onderhavige procedure [21] heeft [gedaagde in conv] de berekening van haar vordering aanvankelijk gebaseerd op het uitgangspunt dat de (af)betalingen in verband met de verkopen van verhypothekeerde onroerende zaken in mindering strekten op de nog uitstaande hoofdsom van de geldlening en niet (in de eerste plaats) op kosten en (boete)rentes. Bij akte vermeerdering van eis van 1 november 2023 is [gedaagde in conv] zich op het standpunt gaan stellen dat de eerder door haar gecommuniceerde afschrijving op de hoofdsommen niet juist was en dat zij daaraan niet kon worden gehouden. Dit standpunt van [gedaagde in conv] komt erop neer dat zij eenzijdig mag terugkomen van deze aanvankelijke aanwijzingen van de betalingen als aflossingen op de hoofdsom, omdat gelet op de door haar genoemde omstandigheden een andere uitkomst evident onredelijk zou zijn.
onredelijk is.
Vereisten boete(rente): artikel 6:92 BW staat niet in de weg aan verschuldigdheid boete(rente)
“postponement of repayments” [25] . Met betrekking tot de boeterente bepalen de overeenkomsten
“if the Borrower fail to pay any sum under this agreement when due, he shall pay interest on the amount from time to time outstanding in respect of that overdue sum for the period beginning on its due date and ending on the date of its receipt by the Lender […]”. [26]
Aanmaning of andere voorafgaande verklaring niet vereist
“Event of Default”schriftelijk te melden, niet op aan haar als schuldeiser maar aan CPN en Pentagon als schuldenaren. Bovendien heeft artikel 9.3. betrekking op de situatie waarin [gedaagde in conv] tijdens de looptijd van de overeenkomsten wenst dat de lening en alle overigens verschuldigde bedragen, zoals rente, onmiddellijk betaalbaar en opeisbaar zijn geworden. De tekst van artikel 9.3. luidt voor zover relevant namelijk als volgt:
“The Lender may at any time after the happening of an Event of Default […], unless and until that Event of Default and any others shall have been fully remedied to the satisfaction of the Lender, by notice in writing to the Borrower declare that the Loan and all interest and other sums payable hereunder have become immediately due and payable, whereupon the same shall become immediately due and payable.”
“Indien de leningen van Pentagon niet tijdig voor 30 juni 2017 geheel worden afgelost, dan zal de reguliere rente vanaf dat moment worden verhoogd van 5% naar 10%. Op de boeterente wordt dan geen korting verleend. [naam 2] zal tevens op eerste verzoek van [gedaagde in conv] nieuwe, aanvullende en adequate zekerheid verstrekken voor de terugbetaling van het bedrag van de volledige lening, met rente en boete, vermeerderd met 10%.”Dat [gedaagde in conv] in het geval van niet tijdige betaling aanspraak zou maken op boete(rente)n, had voor CPN c.s. dan ook geen verrassing hoeven zijn. Gelet op het voorgaande staan artikel 6:93 BW en de bepalingen van de geldleningsovereenkomsten niet aan de opeisbaarheid van de boete(rente)n in de weg.
Berekening van de vordering van [gedaagde in conv] op CPN
“36.332 betaald - € 76.168 via vaststellingsovereenkomst”, aldus [gedaagde in conv] .
“CPN tevens [heeft] voldaan aan de rentebetalingsverplichting over de periode van 29 oktober 2015 tot
Berekening van de vordering van [gedaagde in conv] op Pentagon
“BANK BETALINGEN PENTAGON”staan achter de twee bedragen van € 75.000,00 met transactiedatum van respectievelijk 1 juni 2015 en
“Inhouding”en in de kolom Omschrijving
“Inhouding Rente bij uitbetaling deel 1”respectievelijk
“Inhouding Rente bij uitbetaling deel 2”. Hieruit volgt naar oordeel van de rechtbank dat er geen misverstand over kan bestaan (en bij CPN c.s. ook helemaal niet heeft bestaan) dat de twee door CPN c.s. genoemde bedragen van € 75.000,00 inhoudingen op voorhand van rente over het eerste jaar van de looptijd van de lening(en) betreffen, die reeds verdisconteerd zijn in het door [gedaagde in conv] aan Pentagon ter beschikking gestelde bedrag. Hoe CPN c.s. kunnen menen dat deze bedragen als afzonderlijke, daadwerkelijke rentebetalingen hadden moeten worden opgevoerd in de berekening van de vordering van [gedaagde in conv] begrijpt de rechtbank dan ook niet, temeer gelet op de toelichting van de berekening in productie 25 waarin de inhouding van deze bedragen, de relatie tot de verschuldigde hoofdsom en de gevolgen voor de renteberekening duidelijk zijn uiteengezet. [47] Kortom, dit verweer faalt.
“Indien de leningen van Pentagon niet tijdig voor 30 juni 2017 geheel worden afgelost, dan zal de reguliere rente vanaf dat moment worden verhoogd van 5% naar 10%. Op de boeterente wordt dan geen korting verleend.”Daaruit maakt de rechtbank op dat de renteverhoging naar 10% kennelijk nader tussen partijen is overeengekomen met het oog op een (mogelijke) latere aflossingsdatum en door hen werd beschouwd als een verhoging van de reguliere rente, die expliciet is onderscheiden van ”de boeterente”.
Turan/Easystaff [50] , waarin de rechter in feitelijke instantie rekening had gehouden met het feit dat de overtredingen van de overeenkomst “slechts enkele incidenten” in het begin van de contractsperiode betroffen en bovendien niet raakten aan de bedoeling van de overeenkomst, gaat alleen al daarom niet op.
“all expenses”als bedoeld in artikel 11.2 van de geldleningsovereenkomsten, is door CPN c.s. onvoldoende onderbouwd. Verder komen de kosten, gelet op het daarvoor verrichte werk, de rechtbank niet onredelijk hoog voor.