ECLI:NL:RBGEL:2024:1808

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
29 maart 2024
Zaaknummer
416276
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake overeenkomsten van geldlening en verschuldigdheid van rente onder derdenbeslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 20 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen verschillende vennootschappen, waaronder Comfort Parcs Nederland B.V. en Pentagon Amsterdam B.V., over de verschuldigdheid van rente op leningen die zijn verstrekt door een buitenlandse rechtspersoon. De eisende partijen, aangeduid als CPN c.s., vorderen dat de rechtbank verklaart dat de gedaagde partij in schuldeisersverzuim verkeert, waardoor zij geen rente meer verschuldigd zijn. De gedaagde partij, een rechtspersoon naar buitenlands recht, voert verweer en stelt dat de eisende partijen in verzuim zijn met hun betalingsverplichtingen. De rechtbank oordeelt dat de eisende partijen op het moment van beslaglegging al in verzuim verkeerden, waardoor de gedaagde partij niet in schuldeisersverzuim is gekomen. De rechtbank wijst de vorderingen van CPN c.s. af en verklaart dat de gedaagde partij ook over de periode van de OM-beslagen rente en boetes verschuldigd blijft. De zaak betreft ook de vraag of de gedaagde partij bevoegd is tot executoriale verkoop van onroerende zaken, wat door de rechtbank wordt afgewezen wegens gebrek aan belang. De rechtbank beveelt een nadere mondelinge behandeling om de openstaande vorderingen te bespreken.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/416276 / HA ZA 23-102
Vonnis van 20 maart 2024
in de zaak van

1.COMFORT PARCS NEDERLAND B.V.,

te Amsterdam,
2.
COMFORT PARCS O.R. B.V.,
te Amsterdam,
3.
COMFORT PARCS OCHTEN B.V.,
te Amsterdam,
4.
COMFORT PARCS WEERT B.V.,
te Amsterdam,
5.
PENTAGON AMSTERDAM B.V.,
te Amsterdam,
6.
ORNIX INVEST B.V.,
te Amsterdam,
7.
STICHTING SOLIDITÉ,
te Soest,
8.
STICHTING SAUNDERS,
te Soest,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: CPN c.s.,
advocaat: mr. T. Vink te Amsterdam,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
[ged.conv./eis.reconv.],
te Wanchai (Hong Kong),
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [ged.conv./eis.reconv.] ,
advocaat: mr. P.T.H. Janssen te Nijmegen.
De eisende partijen zullen hierna afzonderlijk worden aangeduid als respectievelijk CPN, CP O.R., CP Ochten, CP Weert, Pentagon, Ornix Invest, Solidité en Saunders.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 5 juli 2023
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 1 november 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
CPN heeft van [ged.conv./eis.reconv.] € 4.500.000,00 geleend voor de aanschaf van vakantieparken in Ochten, Schijndel, Sinderen en Weert tegen een rente van 10%. De afspraken daarover zijn vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst van geldlening gedateerd 29 oktober 2014. Daarin is overeengekomen dat het geleende moest worden terugbetaald op 29 oktober 2016 en dat de rente steeds per kwartaal moet worden vooruitbetaald. Tot zekerheid werden aan [ged.conv./eis.reconv.] hypotheekrechten verleend op de genoemde vakantieparken.
2.2.
Pentagon heeft van [ged.conv./eis.reconv.] in totaal € 3.000.000,00 geleend (in twee tranches van
€ 1.500.00,00) voor de aanschaf en herfinanciering van onroerende zaken tegen een rente van 5%. De afspraken daarover zijn vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst van geldlening gedateerd 19 mei 2015, waarin is bepaald dat de lening in twee delen van ieder
€ 1.500.000,00 moest worden afgelost op respectievelijk 1 juni 2016 en 1 augustus 2016 en dat de rente steeds per kwartaal moet worden vooruitbetaald. Pentagon verleende zekerheid aan [ged.conv./eis.reconv.] door het vestigen van hypotheekrechten op onroerende zaken in Amsterdam en Soest.
2.3.
Bij het aangaan van de geldleningsovereenkomsten is [ged.conv./eis.reconv.] vertegenwoordigd door onder meer haar (indirect) bestuurder [naam 1] (hierna: [naam 1] ) en CPN en Pentagon door hun (indirect) bestuurder [naam 2] (hierna: [naam 2] ).
2.4.
Beide schriftelijke (Engelstalige) geldleningsovereenkomsten [1] bepalen dat de bedongen rente over het eerste jaar van elk van de leningen door CPN respectievelijk Pentagon wordt betaald door deductie van het desbetreffende bedrag van het door [ged.conv./eis.reconv.] aan hen uit te keren bedrag van de leningen.
2.5.
Beide geldleningsovereenkomsten bepalen met betrekking tot boetes en boeterentes dat:
  • de schuldenaar een boete van 8% over de hoofdsom verschuldigd is indien de hoofdsom niet tijdig wordt terugbetaald;
  • de schuldenaar een (boete)rente van 8% verschuldigd is indien betalingsverplichtingen niet (tijdig) worden nagekomen gedurende het eerste jaar van niet- of niet tijdige nakoming;
  • de schuldenaar een (boete)rente van 10% verschuldigd is indien betalingsverplichtingen niet (tijdig) worden nagekomen na het eerste jaar van niet- of niet tijdige nakoming;
  • de schuldenaar 8% rente over de achterstallige rente en over de achterstallige boeterente moet betalen gedurende het eerste jaar van achterstalligheid;
  • de schuldenaar 10% rente over de achterstallige rente en over de achterstallige boeterente moet betalen na het eerste jaar van achterstalligheid.
2.6.
Verder bevatten beide geldleningsovereenkomsten onder meer de volgende bepaling:
“11.2 The Borrower shall reimburse to the Lender on demand all expenses (including without limitation, all legal costs and disbursements on a full indemnity basis) incurred by the Lender in protecting any of his rights or in suing for or recovering any sum due to the Lender thereunder or enforcing or realising any Security.”
2.7.
Beide geldleningsovereenkomsten bevatten in artikel 20 een rechtskeuze voor Nederlands recht en een forumkeuze voor de Nederlandse rechter.
2.8.
Zowel CPN als Pentagon hebben de rente over het eerste deel van de looptijd van de geldleningsovereenkomsten voldaan doordat die bedragen in mindering zijn gebracht op de aan hen uitgekeerde hoofdsom van de geldleningen.
2.9.
Nadat [ged.conv./eis.reconv.] erachter kwam dat de recreatieparken waarop haar hypotheekrechten waren gevestigd wat betreft de daarop aanwezige opstallen geen eigendom bleken te zijn van CPN zelf maar van een dochteronderneming van CPN, heeft zij conservatoire beslagen heeft laten leggen en een kort geding aanhangig gemaakt tegen CPN. Naar aanleiding daarvan is op 29 oktober 2015 tussen (onder meer) CPN en Pentagon een vaststellingsovereenkomst gesloten (hierna: de VSO). [2] Daarin is onder meer overeengekomen dat CPN en Pentagon nadere zekerheden zouden verlenen in de vorm van pand- en hypotheekrechten op (register)goederen die toebehoorden aan hen en aan hen gelieerde rechtspersonen.
2.10.
In de VSO is ook overeengekomen dat, om CPN c.s. in staat te stellen eigendommen te vervreemden of herfinancieren, [ged.conv./eis.reconv.] per object royement van de gevestigde hypotheekrechten zal verlenen tegen de daarin genoemde royementsbedragen per object (hierna: de royementsbedragen).
2.11.
Verder zijn in de in de VSO de volgende bepalingen opgenomen:
Artikel 2 – Comfort Parcs
2.6.
Comfort Parcs zal, in ieder geval, door overmaking op de bankrekening van [ged.conv./eis.reconv.] een bedrag van totaal € 500.000,-- vervroegd aflossen op de geldlening d.d. 29 oktober 2014:
(I)
€ 300.000,00 bij ondertekening van deze overeenkomst
(II)
€ 200.000,00 voor of uiterlijk op 31 januari 2016.
2.7.
De geldleningsovereenkomst blijft onverminderd van kracht behoudens de hierna volgende wijzigingen:
(I) De terugbetaaldatum wordt vervroegd van 29 oktober 2026 naar 31 maart 2016;
(II) het is Comfort Parcs toegestaan de lening vervroegd en boetevrij af te lossen;
(III)
in aanvulling op artikel 9 van de geldleningsovereenkomst is er sprake van een ‘Event of Default’ indien Comfort Parcs zijn in artikel 2.6 van deze overeenkomst bedoelde betalingsverplichtingen niet, niet geheel of niet tijdig nakomt.
[…]
Artikel 3 – Pentagon
[…]
3.4.
De geldleningsovereenkomt blijft onverminderd van kracht behoudens de navolgende wijzigingen:
(I) het is Pentagon toegestaan om de lening vervroegd en boetevrij af te lossen.
[…]
Artikel 8 – Finale kwijting
8.5.
Indien en voorzover Comfort Parcs c.s. enige verplichting uit hoofde van deze overeenkomst niet, niet tijdig of niet volledig nakomt, dan heeft [ged.conv./eis.reconv.] het recht op de geldleningen per ommegaande op te eisen.
[…]
Artikel 9 – Slotbepalingen
9.3.
Iedere partij draagt haar eigen kosten in verband met deze vaststellingsovereenkomst en de totstandkoming daarvan, waaronder begrepen de kosten van juridische bijstand.”
2.12.
Op enig moment na het sluiten van de geldleningsovereenkomsten is [ged.conv./eis.reconv.] ermee bekend geraakt dat op een aantal van de panden waarop zij hypotheekrechten had bedongen ( [adres + plaats] , “ [bedrijf 1] ”) al voor het vestigen van die hypotheekrechten (strafvorderlijke en conservatoire) beslagen rustten, en ook hypotheken ten gunste van aan CPN en Pentagon gelieerde (rechts)personen. Ook vernam [ged.conv./eis.reconv.] dat beide genoemde panden waren verkregen onder “voorwaarden zonder kwijting” (door middel van een zogenoemde Groninger Akte), waardoor het eigendom van de panden ten tijde van de verkrijging slechts onder voorwaarden (waaronder de betaling van de koopprijs en de doorhaling van een strafvorderlijk beslag) was overgedragen aan Pentagon.
2.13.
CPN heeft wel de in de VSO genoemde bedragen voor vervroegde aflossing van het bedrag van € 500.000,00 aan [ged.conv./eis.reconv.] voldaan, maar heeft niet uiterlijk op 31 maart 2016 de rest van de hoofdsom afgelost. Zij heeft daarvoor een maand uitstel gevraagd en gekregen van [ged.conv./eis.reconv.] .
2.14.
Op 8 april 2016 heeft CPN enkel de bedongen rente en dus niet tevens boeterente en rente over de achterstallige rente betaald.
2.15.
Op 15 september 2016 is tijdens een bespreking tussen vertegenwoordigers van CPN, Pentagon en [ged.conv./eis.reconv.] vastgesteld dat CPN en Pentagon achterliepen met het betalen van de reguliere (bedongen) rente onder de geldleningsovereenkomsten. Daarbij zijn afspraken gemaakt over het betalen van (achterstallige en toekomstige) reguliere rentenota’s en over de aflossing van de leningen, waarbij data voor deelaflossingen zijn overeengekomen en is afgesproken dat uiterlijk op 14 januari 2017 alle leningen zouden zijn afgelost. In een brief [3] waarin de (toenmalige) advocaat van [ged.conv./eis.reconv.] reageert op een (niet overgelegd) verslag van CPN c.s. van die bespreking staat onder meer dat hetgeen meer dan de royementsbedragen wordt afgelost telkens wordt afgeboekt van de hoofdsommen.
2.16.
Omdat CPN en Pentagon de op 15 september 2016 gemaakte betalingsafspraken niet nakwamen, hebben partijen in de week van 21 november 2016 opnieuw overleg gevoerd en zijn zij een nieuw betalingsschema voor betaling van (reguliere) rente en aflossingen overeengekomen. [4] Onderdeel van die afspraken was onder meer dat op uiterlijk 24 november 2016 een bedrag van € 1.000.000,00 zou worden afgelost en dat (nog steeds) uiterlijk 14 januari 2017 het restant zou worden afgelost. Deze afspraken zijn door CPN en Pentagon niet nagekomen.
2.17.
Op 4 april 2017 hebben partijen een bespreking gevoerd waarbij nieuwe afspraken zijn gemaakt over betalingen van boeterente, reguliere rente en aflossingen. In het verslag van die bespreking [5] staat onder meer dat uiterlijk voor 30 juni 2017 de leningen van Pentagon worden afgelost en dat, indien dat niet gebeurt, de reguliere rente over de lening van Pentagon zal worden verhoogd van 5% naar 10%. Ook deze afspraken zijn door CPN en Pentagon niet (volledig) nagekomen.
2.18.
Op 24 augustus 2017 vond opnieuw een bespreking plaats tussen vertegenwoordigers van CPN, Pentagon en [ged.conv./eis.reconv.] . De leningen van CPN en Pentagon waren toen nog niet volledig afbetaald. In het verslag van die bespreking [6] staat onder meer het volgende:
“1. [ged.conv./eis.reconv.] wijst op achterstand in betaling reguliere rente Comfort Parks; deze bedraagt ca. € 45.000,00. Comfort Parks zoekt dit uit en komt a.s.donderdag 31/8met een standpunt en onderbouwing. Indien er nog een bedrag nabetaald moet worden, dan wordt dat uiterlijk a.s.vrijdag 1/9uitbetaald.
2. De verhoging van de reguliere rente van 5 naar 10% per 1 juli 2017 is door Pentagon niet betaald. Pentagon zal het verschil uiterlijk vrijdag1/9 a.s. uitbetalen.
3. In de reguliere rentebetalingen door Pentagon is verder een achterstand ontstaan, doordat in de loop van de tijd door [ged.conv./eis.reconv.] te weinig is gefactureerd. Pentagon zal dit uitzoeken ena.s. donderdageen standpunt innemen en een betalingsvoorstel doen.
4. Wageningen nr 8dit refereert aan één van de in de lijst met royementsbedragen genoemde panden, Rb]
zal uiterlijk zaterdag 30/9 met € 330.000,00 worden afgelost, en zo mogelijk eerder en met een hoger bedrag. […]
5. Het pand aan de [adres + plaats] zal uiterlijk 31 december 2017 geheel zijn afgelost en waarschijnlijk eerder. Een derde betaalt hiervoor
€ 6.250.000,00 en zal akkoord gaan met de voorwaarden van het OM. [naam 2] zal ter zake transparantie in acht nemen en in ieder geval de koopovereenkomst, zodra die getekend is, aan [ged.conv./eis.reconv.] overleggen. Het OM heeft voor 3 miljoen beslag gelegd en moet met de transactie instemmen. […]
6. Uiterlijk 31 december 2017 hebben Comfort Parks en Pentagon alles betaald wat zij aan [ged.conv./eis.reconv.] verschuldigd zijn.
7. [naam 2] zal inweek 35een makelaar inschakelen voor de verkoop van de panden Soest en Amsterdam ( [adres + plaats] ). Indien blijkt dat op afzienbare termijn een onderhandse verkoop tegen een redelijke prijs te verwachten is, zal dat de voorkeur hebben boven executoriale verkoop. Het traject van executoriale verkoop zal overigens vooralsnog wel gewoon doorgaan, met inachtneming van het voorgaande. […]
8. […] [ged.conv./eis.reconv.] zal jegens debiteuren nog geen gebruik maken van haar inningsbevoegdheid als pandhouder, er van uitgaande dat uiterlijk vrijdag15 september a.s. een bedrag van minimaal € 100.000,00 op de reguliere rente-achterstand is ingelopen.
2.19.
In een e-mail van 5 september 2017 [7] heeft [naam 2] aan [ged.conv./eis.reconv.] en haar advocaat onder meer het volgende geschreven:
“Dank voor uw reactie op onze mail inzake de reguliere renteberekeningen tussen [ged.conv./eis.reconv.] Holdings Limited en Comfortparcs Nederland B.V. Uit uw reactie op de mail kunnen we een aantal zaken vaststellen, te weten:
-1. Inzake de reguliere rentebetalingen tot en met 23 augustus 2017 hebben partijen overeenstemming, het bedrag tot en met 23 augustus 2017 is € 984.634,24. Inmiddels hebben wij -naar aanleiding van de berekening- vorige week nog € 4.651,07 overgemaakt waardoor de totaal betaalde reguliere rente tot en met 4 september € 989.285,31 bedraagt.
-2. Inzake de restant hoofdsom van de overeenkomst tussen [ged.conv./eis.reconv.] Holdings Limited en Comfortparcs Nederland B.V. is ook overeenstemming. De restant hoofdsom per 4 september is € 835.494,89.
De discussie welke tussen partijen resteert is het bedrag wat er berekend dient te worden van aanvang lening tot en met 29 september 2017. Nogmaals doen wij u hier de renteberekening toekomen van de reguliere rente tussen [ged.conv./eis.reconv.] Holding Limited en Comfortparcs Nederland B.V. Wij hebben deze rente berekend conform de aflossingen welke hebben plaatsgevonden op de hoofdsom. […] Uit deze berekening blijkt dat er totaal € 989.285,31 betaald dient te worden aan de reguliere rente tot en met 29 september 2017.
[…] In onze ogen is deze berekening correct en hebben wij aan de totale reguliere renteverplichting voldaan tot en met 29 september 2017. […]
Uw opmerking inzake Pentagon Amsterdam BV is terecht opgemerkt. […] Wij willen voor Pentagon Amsterdam BV dezelfde overzichten verstrekken. Echter willen wij de opmerkingen welke u heeft op de berekeningen van Comfortparcs Nederland BV hierin verwerken.”
Bij e-mail van dezelfde datum [8] heeft [naam 1] namens [ged.conv./eis.reconv.] daarop als volgt gereageerd:
“I have checked your statements again and have to say that your statement is correct regarding the regular interest ouststanding amount of Comfort Parc Loan.
I have always invoiced you ‘credit’ for the ‘interest’ of repayments afterwards.
These ‘credits’ are shown at the end of the statements accounts and are settled against your interest payments automatically.
This is where the confusion comes from, but in total, the End Outstanding interest amount is still correct.”
2.20.
In verband met strafzaken tegen (onder meer) [ged.conv./eis.reconv.] en aan haar gelieerde (rechts)personen, waaronder [naam 1] , heeft het Openbaar Ministerie (hierna: OM) op grond van artikel 94a lid 2 Sv ten laste van [ged.conv./eis.reconv.] conservatoir (derden)beslag laten leggen op de vorderingen van [ged.conv./eis.reconv.] op CPN en Pentagon. [9] Dit tot zekerheid van verhaal voor een op te leggen ontnemingsmaatregel van wederrechtelijk verkregen voordeel dat in de processen-verbaal van beslaglegging werd geschat op meer dan € 41 miljoen.
Het beslag onder CPN is gelegd op 10 oktober 2017 en het beslag onder Pentagon op
12 oktober 2017. Deze beslagen (ten laste van [ged.conv./eis.reconv.] ) worden hierna aangeduid als “de OM-beslagen”.
2.21.
In een e-mail van 12 oktober 2017 van een (civiel juridisch adviseur van) het OM aan de advocaat van CPN en Pentagon [10] staat onder meer het volgende:
“Via een kleine omweg ontving ik uw onderstaande e-mail, met het verzoek om daarop een reactie aan u te geven ten aanzien van uw vraag over de beslaglegging ten laste van [ged.conv./eis.reconv.] . Bij deze.
Op grond van artikel 475 Rv dienen uw cliënten als derden-beslagene het verschuldigde onder zich te houden. […]
Het openbaar ministerie is er overigens mee bekend dat het “onder zich houden”, met andere woorden het reserveren van de verschuldigde bedragen, in de praktijk bezwaarlijk of lastig uitvoerbaar kan zijn. Indien dat voor uw cliënten ook het geval is, biedt het openbaar ministerie de mogelijkheid de periodiek verschuldigde bedragen over te maken naar een op naam van het openbaar ministerie gestelde bankrekening. Indien uw cliënten dat wensen, kunt u hierover met mij contact opnemen.”
Bij e-mail van diezelfde datum heeft de advocaat van CPN en Pentagon daarop gereageerd met de volgende mededeling:
“Zoals uit mijn mail al blijkt, geven cliënten er inderdaad de voorkeur aan de gelden zelf onder zich te houden.”
2.22.
Bij e-mailbericht van 9 juni 2018 heeft [ged.conv./eis.reconv.] ( [naam 1] ) een bericht met de volgende tekst verstuurd naar CPN en Pentagon ( [naam 2] ):
“I attach June 2018 interest invoices to remind you of interest payable.
However, you understand that youdonothave to pay it because the Dutch OM has seized the payments.”
2.23.
Bij e-mail van 30 augustus 2018 [11] heeft de advocaat van [ged.conv./eis.reconv.] onder meer het volgende geschreven aan (de advocaat van) CPN en Pentagon:
“In aansluiting op de door u eerder doorgezonden emailberichten van cliënte betreffende betaalverzoeken bericht ik u als volgt. Bij beschikking van de rechtbank Den Bosch is bepaald dat een aantal beslagen – waaronder het beslag waarvoor u bent aangeschreven – dient te worden opgeheven. […] Inmiddels heeft het Openbaar Ministerie aangekondigd tegen de beschikking in cassatie te gaan zodat van opheffing van beslag vooralsnog geen sprake zal zijn.
Dit betekent dat u – zoals tot op heden het geval –nietbevrijdend kunt betalen zoals verzocht en u derhalve (nog immer) het beslagene onder u dient te houden.”
2.24.
Bij e-mail van 1 februari 2019 [12] heeft de (toenmalige) advocaat van [ged.conv./eis.reconv.] aan de advocaten van CPN en Pentagon onder meer het volgende geschreven:
“2. [ged.conv./eis.reconv.] heeft een vordering op Comfort Parc ter grootte van (pro resto)
€ 835.494,90,- in hoofdsom (exclusief rente en kosten).
3. [ged.conv./eis.reconv.] heeft twee vorderingen op Pentagon ter grootte van elks € 1.500.000,- in hoofdsom […] waarop nog niet is afgelost. In totaal € 3.000.000,-.
4. De rente voor beide leningen samen bedraagt (tot en met 31 december 2019)
€ 1.757.064,18.
[…]
7. Namens mijn cliënte verzoek ik Uw cliënten om bovenstaande bedragen (hoofdsom, rente en kosten) onmiddellijk terug te betalen.
8. De vorderingen van mijn cliënte op Comfort Parc en Pentagon zijn beslagen.
Er kan alleen bevrijdend betaald worden indien het Openbaar Ministerie […] daarmee akkoord gaat.
We treden in overleg met het Openbaar Ministerie om dat te regelen.
9. Uw cliënten zijn beiden reeds lang in verzuim. Zij dienen – uiterlijk dinsdag 8 februari 2019 te 12.00 uur – na heden aan te geven (en met bescheiden aan te tonen) dat zij de vorderingen volledig en integraal op eerste afroep kunnen betalen.
10. Indien ze dat niet doen (of niet genoegzaam) dan zal mijn cliënte – zonder nadere aankondiging – overgaan tot uitwinning van de zekerheden.”
CPN en Pentagon hebben op deze e-mail niet gereageerd.
2.25.
Nadat de (toenmalige) advocaat van [ged.conv./eis.reconv.] (zijnde een andere advocaat dan de schrijver van de hiervoor geciteerde e-mail van 1 februari 2019) aan de echtgenote van [naam 2] de executoriale verkoop van een onroerende zaak had aangezegd en de advocaat van CPN en Pentagon bij e-mail van 11 april 2019 daartegen protesteerde onder verwijzing naar de OM-beslagen, schreef de advocaat van [ged.conv./eis.reconv.] in reactie daarop onder meer het volgende in een e-mail van 19 april 2019: [13]
“Naar aanleiding van uw bericht van 11 april jongstleden en de inmiddels door mij ontvangen informatie bericht ik u voor de goede orde dat mij op dit moment onvoldoende is gebleken van (voortdurend) verzuim van de debiteur. Ik zal derhalve tot nader order geen executie opstarten.
Mocht op enig moment wél sprake blijken te zijn van verzuim zal ik uw cliënt daarvan in kennis stellen […] alvorens executiemaatregelen te nemen.”
2.26.
Bij brief van 28 september 2020 [14] heeft de advocaat van CPN en Pentagon onder meer het volgende geschreven aan [ged.conv./eis.reconv.] ( [naam 1] ):
“Zoals bekend hebben mijn cliënten […] een uitstaande lening bij [ged.conv./eis.reconv.] Holdings BV. Op de uit die lening voortvloeiende vordering van [ged.conv./eis.reconv.] […] is door het Openbaar Ministerie beslag gelegd. […] Op grond van de wet dienen cliënten het verschuldigde bedrag te reserveren, dan wel dit bij het OM te stallen. Met het OM is afgesproken dat cliënten het verschuldigde onder zich houden.
Gelet op het voorgaande is uw mailbericht d.d. 20 september jl., waarin u stelt dat cliënten tekortschieten en dat u het faillissement zult aanvragen, ten onrechte. […]”.
2.27.
Bij koopovereenkomst van 17 januari 2021 heeft Solidité het pand aan de [adres + plaats] , waarop een recht van hypotheek was gevestigd ten gunste van [ged.conv./eis.reconv.] , verkocht aan derden voor een bedrag van € 857.500,00 kosten koper. Saunders heeft het appartementencomplex aan de [adres + plaats] (waarop [ged.conv./eis.reconv.] eveneens een hypotheekrecht had) verkocht aan een derde. De in de VSO genoemde “royementsbedragen” voor deze onroerende zaken bedroegen (voor elk) € 715.000,00.
2.28.
Door Saunders en Solidité, respectievelijk door Solidité, CPN en Pentagon zijn in verband met de verkoop van de hiervoor genoemde onroerende zaken te Soest en Amsterdam ( [adres + plaats] ) een drietal kort gedingen aanhangig gemaakt tegen [ged.conv./eis.reconv.] (en in twee van de drie gevallen ook tegen de Staat/het OM), waarin is geprocedeerd over de voorwaarden voor het meewerken aan doorhaling van de hypotheekrechten op de gedoemde onroerende zaken. Onderwerp van die procedures waren onder meer de vraag of [ged.conv./eis.reconv.] op grond van de VSO mee moest werken aan doorhaling van de hypotheekrechten tegen betaling van (slechts) de in de VSO bepaalde royementsbedragen (nee, naar het oordeel van de voorzieningenrechter) [15] en of [ged.conv./eis.reconv.] onder de door het OM gestelde voorwaarden een overeenkomst moest sluiten met het OM om het depot van de opbrengsten van de verkoop van het pand te Soest onder het OM tegen royement van het hypotheekrecht mogelijk te maken. Nadat de voorzieningenrechter bij vonnis van 11 mei 2021 [16] nog had geoordeeld dat de bezwaren van [ged.conv./eis.reconv.] tegen de door het OM gestelde voorwaarden terecht waren, heeft de voorzieningenrechter bij vonnis van 22 juli 2021 [17] [ged.conv./eis.reconv.] veroordeeld tot het sluiten van een overeenkomst die strekte tot zekerheid op de door de Staat (het OM) gestelde voorwaarden.
2.29.
Na betekening van het kortgedingvonnis van 22 juli 2022 heeft [ged.conv./eis.reconv.] op
12 augustus 2021 de van de notaris ontvangen royementsvolmacht met betrekking tot de hypotheek op het pand in Soest ondertekend. Na betaling van de netto-verkoopopbrengst van € 846.609,08 op een bankrekening van het OM is die woning op 16 augustus 2021 geleverd aan de koper.
2.30.
De strafzaak tegen (onder meer) [ged.conv./eis.reconv.] is, althans was op het moment van de mondelinge behandeling in deze zaak, nog onderwerp van een hoger beroep. De OM-beslagen zijn nog van kracht.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
CPN c.s. vorderen, na wijziging van eis, dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
I. zal verklaren voor recht dat [ged.conv./eis.reconv.] jegens CPN in schuldeisersverzuim verkeert vanaf 10 oktober 2017 en jegens Pentagon in schuldeisersverzuim verkeert vanaf
12 oktober 2017, dan wel vanaf een door de rechtbank te bepalen datum, en dat hierdoor CPN en Pentagon vanaf laatstgenoemde data geen rente verschuldigd zijn over de hoofdsom;
II. zal verklaren voor recht dat [ged.conv./eis.reconv.] onrechtmatig handelt dan wel heeft gehandeld door niet mee te werken aan de verkoop van de [adres + plaats] door
Solidité en [ged.conv./eis.reconv.] zal veroordelen tot vergoeding van de als gevolg daarvan door Solidité geleden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
III. [ged.conv./eis.reconv.] zal veroordelen in de proceskosten inclusief nakosten, vermeerderd met rente.
3.2.
Aan hun vordering onder I. leggen CPN c.s. ten grondslag dat [ged.conv./eis.reconv.] als gevolg van de OM-beslagen in schuldeisersverzuim is komen te verkeren, omdat CPN en Pentagon sindsdien niet meer bevrijdend aan haar kunnen betalen. Daaruit vloeit volgens hen voort dat CPN en Pentagon vanaf de data van de OM-beslagen geen rente meer verschuldigd zijn aan [ged.conv./eis.reconv.] . Aan hun vordering onder II. leggen CPN c.s. ten grondslag dat door [ged.conv./eis.reconv.] misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid als hypotheekhouder (in de zin van artikel 3:13 BW) door niet mee te werken aan de doorhaling van haar hypotheekrecht van het pand aan de [adres + plaats] , en dat Solidité als gevolg daarvan schade heeft geleden in de vorm van een extra bedrag aan overdrachtsbelasting dat zij in relatie tot de koper voor haar rekening moest nemen.
3.3.
[ged.conv./eis.reconv.] voert verweer en stelt zich op het standpunt dat CPN c.s. niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen, althans dat die moeten worden afgewezen, met veroordeling van CPN c.s. in de proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad. Op de stellingen en argumenten van partijen zal hierna, voor zover relevant, nader worden ingegaan.
in reconventie
3.4.
[ged.conv./eis.reconv.] vordert, na wijziging van eis, dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
I.
primair: zal verklaren voor recht dat CPN en Pentagon ook na de OM-beslagen gehouden zijn om te voldoen aan hun verplichtingen uit hoofde van de met [ged.conv./eis.reconv.] gesloten geldleningsovereenkomsten en dus onder meer de overeengekomen rente en boete over de hoofdsommen, althans over het restant van de hoofdsom(men), verschuldigd zijn aan [ged.conv./eis.reconv.] tot het moment van algehele terugbetaling, althans een door de rechtbank te bepalen moment, althans
subsidiair: zal verklaren voor recht dat CPN en Pentagon het (rente)voordeel dat zij door het uitblijven van betaling van de van [ged.conv./eis.reconv.] geleende gelden genieten aan [ged.conv./eis.reconv.] verschuldigd zijn aan [ged.conv./eis.reconv.] vanaf het moment dat CPN en Pentagon niet langer in schuldenaarsverzuim zijn komen te verkeren, althans vanaf een door de rechtbank te bepalen moment;
II. zal verklaren voor recht dat CPN een bedrag van € 8.477.486,88 (berekend tot en met 31 oktober 2023), althans een door de rechtbank te bepalen bedrag verschuldigd is aan [ged.conv./eis.reconv.] ;
III. zal verklaren voor recht dat Pentagon een bedrag van € 9.059.841,08 (berekend tot en met 31 oktober 2023), althans een door de rechtbank te bepalen bedrag verschuldigd is aan [ged.conv./eis.reconv.] ;
IV. zal verklaren voor recht dat CPN en Pentagon hoofdelijk een bedrag van
€ 101,467,26, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag, verschuldigd zijn aan [ged.conv./eis.reconv.] ;
V.
primair: zal verklaren voor recht dat CPN en Pentagon in verzuim zijn en dat [ged.conv./eis.reconv.] als hypotheekhouder bevoegd is om over te gaan tot executoriale verkoop van de onderpanden die zijn genoemd in de hypotheekakte van 29 oktober 2015, althans
subsidiair: zal verklaren voor recht dat [ged.conv./eis.reconv.] als hypotheekhouder bevoegd is om over te gaan tot executoriale verkoop van de onderpanden die zijn genoemd in de hypotheekakte van 29 oktober 2015;
VI. CPN c.s. zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met rente.
3.5.
Aan haar primaire vordering onder I. legt [ged.conv./eis.reconv.] ten grondslag dat er, aangezien zij niet in schuldeisersverzuim is komen te verkeren, geen reden is waarom CPN en Pentagon de overeengekomen rente en boete over (het restant van) de hoofdsommen van de geldleningen niet meer verschuldigd zou zijn over de periode na de OM-beslagen. Aan haar subsidiaire vordering onder I. legt zij ten grondslag dat, indien zij naar het oordeel van de rechtbank op enig moment in schuldeisersverzuim zou zijn komen te verkeren, het in de gegeven omstandigheden niet redelijk is als CPN en Pentagon kunnen profiteren van het rentevoordeel dat hen dat zou opleveren.
Aan haar vorderingen onder II. en III. legt [ged.conv./eis.reconv.] ten grondslag dat CPN en Pentagon de daarin genoemde bedragen aan hoofdsom, rente en (boete)rente aan haar verschuldigd zijn, waarbij zij er primair van uitgaat dat de betalingen die CPN en Pentagon tot op heden aan haar hebben gedaan in de eerste plaats in mindering strekten op verschuldigde rentes en boete(rentes) en pas daarna op de geleende hoofdsom.
Aan haar vordering onder IV legt [ged.conv./eis.reconv.] ten grondslag dat CPN en Pentagon op grond van artikel 11.2 van de geldleningsovereenkomsten hoofdelijk gehouden zijn alle kosten te vergoeden die zij heeft gemaakt bij het beschermen van haar rechten, het vorderen van betaling en het vestigen en te gelde maken van zekerheden.
Aan haar vordering onder V. legt [ged.conv./eis.reconv.] ten grondslag dat CPN en Pentagon in verzuim verkeren en dat zij belang heeft bij het executoriaal mogen verkopen van de in de hypotheekakte van 29 oktober 2015 genoemde onderpanden, omdat haar verhaalsmogelijkheden als gevolg van de waardedaling van het onroerend goed in de loop van de tijd kleiner worden.
3.6.
CPN c.s. voeren verweer en stellen zich op het standpunt dat de vorderingen van [ged.conv./eis.reconv.] moeten worden afgewezen, met veroordeling van [ged.conv./eis.reconv.] in de proceskosten. Op de stellingen en argumenten van partijen zal, voor zover relevant, hierna nader worden ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1.
Omdat de vorderingen in conventie en in reconventie deels nauw met elkaar samenhangen zal de rechtbank deze samen beoordelen. Aangezien, zoals hierna zal worden overwogen, voor de beoordeling van de vorderingen II. en III. in reconventie een nader partijdebat op specifieke punten vereist is, waartoe om te beginnen een nadere mondelinge behandeling zal worden bevolen, is dit vonnis een tussenvonnis, waarin op meerdere punten en met betrekking tot een aantal vorderingen reeds bindende eindbeslissingen zullen worden genomen.
Bevoegdheid en toepasselijk recht
4.2.
Omdat [ged.conv./eis.reconv.] een in Hong Kong gevestigde vennootschap naar buitenlands recht is en deze zaak dus een internationale dimensie heeft, zal de rechtbank eerst beoordelen of zij bevoegd is kennis te nemen van dit geschil en, zo ja, naar welk recht het geschil dient te worden beoordeeld. Partijen hebben zich daarover niet uitgelaten, maar de geldleningsovereenkomsten bevatten wel een forumkeuze voor de Nederlandse rechter en een rechtskeuze voor Nederlands recht. Aangezien partijen zich over de rechtsmacht niet hebben uitgelaten maar de zaak aanhangig hebben gemaakt bij, respectievelijk zijn verschenen voor, deze rechtbank, moeten zij geacht worden zich te conformeren aan de in de overeenkomsten gemaakte forumkeuze. Daarom komt op grond van artikel 25 aanhef en onder a van de Verordening EEX II (dat van toepassing is ongeacht de woonplaats van partijen) aan de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om deze zaak te behandelen en beslissen. Op grond van artikel 3 van de Verordening Rome I (voor zover de vorderingen gegrond zijn op de overeenkomsten van geldlening) en artikel 10:10 BW (voor zover de vorderingen gebaseerd zijn op een andere grondslag) is Nederlands recht van toepassing, aangezien in de overeenkomsten van geldlening een rechtskeuze voor Nederlands recht is gedaan, partijen hun vorderingen en verweren over en weer op bepalingen van Nederlands recht hebben gebaseerd en derhalve moeten worden geacht (impliciet) een rechtskeuze voor Nederlands recht te hebben gemaakt.
De vorderingen inzake de verschuldigdheid van rente na de OM-beslagen
4.3.
Partijen nemen tegenovergestelde standpunten in met betrekking tot de vraag of, als het gaat om de nakoming van de geldleningsovereenkomsten door CPN en Pentagon, [ged.conv./eis.reconv.] als gevolg van de OM-beslagen in schuldeisersverzuim is komen te verkeren. Die tegenstrijdige standpunten liggen ten grondslag aan de eerste vorderingen in conventie en in reconventie.
4.4.
CPN c.s. stellen zich op het standpunt dat CPN en Pentagon over de periode sinds de data waarop het OM onder hen derdenbeslag heeft gelegd ten laste van [ged.conv./eis.reconv.] (hierna ook: de OM-beslagperiode) geen rente en boetes meer verschuldigd zijn onder de geldleningsovereenkomsten, omdat [ged.conv./eis.reconv.] sinds die data (of zelfs al eerder) in schuldeisersverzuim is komen te verkeren. Op de data van de OM-beslagen verkeerden CPN en Pentagon niet in verzuim wat betreft het betalen van rente en aflossingen, want zij waren op dat moment bij of vrijwel bij met het betalen van rente en voor de aflossing van de hoofdsommen was een nieuwe datum afgesproken (31 december 2017), die toen nog niet was bereikt. Door de blokkerende werking van de OM-beslagen konden zij vervolgens niet meer bevrijdend betalen aan [ged.conv./eis.reconv.] , althans niet anders dan na verkoop van onroerend goed waarvoor toestemming moet worden verkregen van [ged.conv./eis.reconv.] . Door de onredelijke en weigerachtige houding van [ged.conv./eis.reconv.] wat betreft het meewerken aan verkoop van onroerend goed door CPN c.s. is het voor CPN en Pentagon lastig om af te lossen, aldus CPN c.s.
CPN c.s. stellen ook dat [ged.conv./eis.reconv.] al eerder, op of rond 15 mei 2016, in schuldeisersverzuim is komen te verkeren, omdat uit een brief van [ged.conv./eis.reconv.] van die datum blijkt dat [ged.conv./eis.reconv.] voornemens was om de executie van zekerheden te starten en dat alle aflossingen worden afgeboekt op (boete)rentebedragen en niet in mindering komen op de hoofdsom. Voor zover CPN en Pentagon ooit in verzuim hebben verkeerd is dat verzuim gezuiverd voordat de OM-beslagen werden gelegd. Verder beroepen CPN c.s. zich op constateringen in een door de rechtbank Oost-Brabant gewezen strafvonnis over gedragingen van (onder meer) [ged.conv./eis.reconv.] en [naam 1] . Omdat [ged.conv./eis.reconv.] in schuldeisersverzuim verkeerde waren CPN en Pentagon geen rente en boete meer verschuldigd, aldus CPN c.s.
4.5.
[ged.conv./eis.reconv.] stelt zich daarentegen op het standpunt dat zij door de OM-beslagen niet in schuldeisersverzuim is komen te verkeren, omdat CPN en Pentagon op het moment van de beslaglegging door het OM, en ook reeds lang daarvoor, ruimschoots in verzuim verkeerden bij het nakomen van hun betalingsverplichtingen uit de geldleningsovereenkomsten. Zij zijn tijdens de gehele OM-beslagperiode en tot op heden kennelijk financieel niet in staat of niet bereid geweest om de vorderingen van [ged.conv./eis.reconv.] (volledig) te voldoen, hetgeen dus niet (alleen) aan de OM-beslagen is te wijten. CPN en Pentagon hebben volgens [ged.conv./eis.reconv.] niet aangetoond dat zij beschikten over de financiële middelen om, indien de OM-beslagen niet zouden zijn gelegd, de vorderingen van [ged.conv./eis.reconv.] volledig te voldoen. In die omstandigheden hebben de OM-beslagen niet kunnen leiden tot schuldeisersverzuim aan de zijde van [ged.conv./eis.reconv.] . CPN en Pentagon zijn dus ook over de OM-beslagperiode de in de geldleningsovereenkomsten overeengekomen rente en boetes verschuldigd, aldus [ged.conv./eis.reconv.] .
4.6.
De rechtbank neemt bij de beoordeling met betrekking tot het al dan niet bestaan van schuldeisersverzuim aan de zijde van [ged.conv./eis.reconv.] het volgende tot uitgangspunt.
Indien onder een schuldenaar ten laste van de schuldeiser derdenbeslag gelegd wordt vóórdat de schuldenaar met de voldoening van zijn verbintenis in verzuim is gekomen, wordt nakoming door de schuldenaar verhinderd door een beletsel opkomend van de zijde van (en toerekenbaar aan) de schuldeiser; de schuldenaar is dan immers op grond van het derdenbeslag verplicht het beslagene onder zich te houden (art. 475 lid 1 en art. 475h lid 1 Rv). Hoewel in beginsel de stelplicht en bewijslast met betrekking tot het schuldeisersverzuim rusten op de schuldenaar die zich op de rechtsgevolgen van schuldeisersverzuim beroept, [18] moet in een dergelijke situatie in beginsel worden aangenomen dat de schuldenaar, gelet op de zojuist vermelde wettelijke regels, verhinderd is te betalen als gevolg van het beslag, zodat voldaan is aan de eisen van schuldeisersverzuim (art. 6:58 BW). De schuldenaar kan als gevolg daarvan niet zelf in verzuim raken (art. 6:61 lid 2), zodat hij ook geen wettelijke rente of contractuele vertragingsrente verschuldigd is over de periode waarin hij ten gevolge van het derdenbeslag de door hem verschuldigde geldsom niet kan voldoen. Het voorgaande is slechts anders indien het derdenbeslag geen beletsel (meer) voor de betaling vormt, en daarom geen schuldeisersverzuim (meer) bestaat.
Indien echter de schuldenaar met de voldoening van zijn verbintenis al in verzuim is en hij op die grond gehouden is tot betaling van contractuele vertragingsrente, maakt een nadien onder hem gelegd derdenbeslag ten laste van de schuldeiser daaraan niet zonder meer een einde. Het ligt dan op de weg van de schuldenaar de feiten en omstandigheden te stellen, en zo nodig te bewijzen, waaruit volgt dat door de beslaglegging schuldeisersverzuim is ontstaan. Dat wil zeggen dat de voldoening van de verbintenis is verhinderd (alleen) doordat het beslag is gelegd. Anders dan in de hiervoor als eerste bedoelde situatie, zal in de situatie waarin de schuldenaar al met de voldoening van zijn verbintenis in verzuim was voordat het beslag werd gelegd, dan ook niet als uitgangspunt kunnen gelden dat hij wel bereid en in staat is te betalen maar daarin uitsluitend is verhinderd door de van de kant van de schuldeiser opgekomen belemmering in de vorm van het beslag. De schuldeiser zal dan voldoende onderbouwd moeten stellen, en bij betwisting moeten bewijzen, dat hij wel degelijk bereid en in staat was te betalen en dat alleen het beslag daaraan in de weg heeft gestaan. [19]
4.7.
Voor de beoordeling van de vorderingen van CPN c.s. en [ged.conv./eis.reconv.] is, gelet op bovenstaande uitgangspunten, dus in de eerste plaats van belang of CPN en Pentagon in verzuim waren met het nakomen van hun betalingsverplichtingen onder de geldleningsovereenkomsten op het moment dat de OM-beslagen werden gelegd.
De rechtbank concludeert dat CPN en Pentagon op dat moment inderdaad al in verzuim verkeerden en komt tot dat oordeel op grond van het volgende.
4.8.
Partijen zijn het er niet over eens welke bedragen aan rente, boete(rente) en hoofdsom er precies nog openstonden op het moment van de OM-beslagleggingen, maar vast staat wel dat geen van beide leningen volledig was afgelost en dat er hoe dan ook, ongeacht de verhouding tussen hoofdsom en rente, [20] ten aanzien van beide leningen nog (zeer) substantiële bedragen openstonden. Partijen zijn het bovendien eens over de oorspronkelijk overeengekomen data voor aflossing van de leningen (zie hiervoor bij 2.1 en 2.2) en over het feit dat de uiterste aflossingsdatum voor de lening van CPN door de VSO is vervroegd naar 31 maart 2016.
CPN c.s. stellen zich op het standpunt dat de overleggen tussen partijen die in de periode tussen het sluiten van de VSO en de OM-beslaglegging hebben plaatsgevonden (zie hiervoor bij 2.13 tot en met 2.18), waarin steeds weer nieuwe (deel)betalingsschema’s zijn afgesproken voor zowel rente als aflossing, een einde hebben gemaakt aan hun verzuim. Daardoor waren zij op het moment van de OM-beslaglegging niet (meer) in verzuim omdat zij “bij” waren met het betalen van de reguliere rente en de nieuwe uiterste betaaldatum voor algehele aflossing (31 december 2017) nog niet was bereikt. Het standpunt van CPN c.s. komt er kennelijk op neer dat als resultaat van de overleggen steeds nieuwe, vervangende overeenkomsten met [ged.conv./eis.reconv.] tot stand zijn gekomen met betrekking tot de uiterste betaaldata, en dat [ged.conv./eis.reconv.] daarbij afstand heeft gedaan van haar aanspraken op betaling in verband met eerder gemaakte betaalafspraken, waardoor het verzuim waarin CPN en Pentagon verkeerden (steeds) is geëindigd.
In de redenering van CPN c.s. geldt dit ook voor de laatste betalingsafspraken die zijn gemaakt tijdens de bespreking van 24 augustus 2017.
4.9.
CPN c.s. voert echter geen feiten of omstandigheden aan waaruit volgt dat de nadere betalingsafspraken op die manier (als een afstand doen door [ged.conv./eis.reconv.] van haar aanspraken in verband met de oorspronkelijke betaaldata) door haar mochten worden opgevat en moeten worden uitgelegd, terwijl [ged.conv./eis.reconv.] dit gemotiveerd heeft betwist. [ged.conv./eis.reconv.] stelt zich namelijk op het standpunt dat de nadere afspraken over uitgestelde betaaldata geen afstand van de verbintenissen uit de oorspronkelijk overeengekomen betaaldata inhielden, maar slechts voorwaarden waaronder zij nog zou afzien van (verdere) executiemaatregelen. CPN c.s. geven in het licht van die betwisting door [ged.conv./eis.reconv.] bovendien geen verklaring voor het feit dat – zoals blijkt uit het gespreksverslag van 24 augustus 2017 – het door [ged.conv./eis.reconv.] gestarte traject van executoriale verkoop van verhypothekeerde panden in weerwil van de toen gemaakte betalingsafspraken nog steeds zou worden voortgezet en dat [ged.conv./eis.reconv.] zich slechts onder voorwaarden onthield van het openbaar maken van pandrechten op vorderingen van CPN c.s.. Dat zou niet voor de hand liggen indien na het maken van die afspraken geen sprake meer zou zijn van verzuim. De tekst van het gespreksverslag van
24 augustus 2017 wijst dus juist niet in de richting van een overeenkomst ter zuivering van het verzuim. Bovendien bevat geen van de andere schriftelijke verslagen met betrekking tot (eerdere) betalingsschema’s aanwijzingen die wel in die richting wijzen.
CPN c.s. hebben hun stelling dat nadere afspraken met betrekking tot betaaldata aan het verzuim een einde hebben gemaakt dus onvoldoende met feiten onderbouwd, zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat. Dat geldt ook voor de (pas bij conclusie van antwoord in reconventie ingenomen) stelling van CPN c.s. dat het verzuim door die nadere afspraken is gezuiverd op grond van artikel 6:86 BW. CPN c.s. heeft namelijk niet duidelijk gemaakt welk aanbod tot voldoening van inmiddels verschuldigde schadevergoeding en kosten de schuldenaren in het kader van die afspraken zouden hebben gedaan.
4.10.
De rechtbank merkt ten overvloede nog op dat niet in geschil is dat, anders dan was overeengekomen, de in het verslag van de bespreking van 24 augustus 2017 onder 4 genoemde € 330.000,00 niet uiterlijk op 30 augustus 2017 is afgelost. Zelfs indien de afspraken van 24 augustus 2017 zouden moeten worden beschouwd als vervangende overeenkomst, in die zin dat daarmee door [ged.conv./eis.reconv.] afstand werd gedaan van al haar haar rechten in verband met eerder overeengekomen en gemiste betaaldata, verkeerden CPN en Pentagon dus toch in verzuim. Dit nog daargelaten of zij hun verplichtingen tot het betalen van rente zijn nagekomen, hetgeen door [ged.conv./eis.reconv.] eveneens gemotiveerd is betwist. Met betrekking tot de betaling van € 330.000,00 hebben CPN c.s. weliswaar tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat onderdeel 4 van het besprekingsverslag van
24 augustus 2017 “rechtstreeks is gericht aan” Ornix Invest, omdat zij eigenaar is van de daarin genoemde onroerende zaak “Wageningen nr. 8” en daarop een hypotheekrecht heeft gevestigd, maar dat neemt niet weg dat de afspraak betrekking had op aflossing van de geldleningen van CPN en Pentagon, tot zekerheid waarvan de hypotheek op die onroerende zaak ten gunste van [ged.conv./eis.reconv.] was gevestigd. Bovendien ziet het gespreksverslag overduidelijk op de (af)betalingsverplichtingen van CPN en Pentagon en is gesteld noch gebleken dat Ornix Invest direct partij was bij de daarin gemaakte afspraken. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, ziet de rechtbank daarom niet in waarom het enkele feit dat Ornix Invest (derden)hypotheekgever was maakt dat het niet nakomen van de betreffende afbetalingsafspraak door CPN en Pentagon niet tot hun verzuim zou leiden.
4.11.
Ook uit de (hiervoor bij 2.25 geciteerde) e-mail van de advocaat van [ged.conv./eis.reconv.] van 19 april 2019 kan, anders dan CPN c.s. hebben betoogd, niet worden afgeleid dat zij ten tijde van de OM-beslagen niet in verzuim verkeerden. Dat een advocaat schrijft dat hem op dat moment onvoldoende was gebleken van voortdurend verzuim (om de aangekondigde executiemaatregelen door te zetten) wil immers nog niet zeggen dat van verzuim geen sprake is (geweest).
4.12.
Bij de verdere beoordeling geldt dus als uitgangspunt dat CPN en Pentagon ten tijde van de OM-beslagleggingen al in verzuim verkeerden. Dat betekent dat de OM-beslagen alleen tot schuldeisersverzuim aan de zijde van [ged.conv./eis.reconv.] hebben kunnen leiden indien CPN en Pentagon op dat moment (of op enig moment daarna) wel in staat en bereid waren om hun betalingsverplichtingen wat betreft rente en aflossing volledig na te komen. Zoals hiervoor al is overwogen dienen CPN en Pentagon als schuldenaren voldoende onderbouwd te stellen dat dat het geval is. Daarin zijn zij naar het oordeel van de rechtbank niet geslaagd. Zij hebben om te beginnen niet duidelijk gemaakt op welk moment zij dan in staat zouden zijn geweest tot volledige betaling, terwijl gelet op de voorgeschiedenis van gemiste betaaldata en de betalingsafspraken die op 24 augustus 2017 nog tussen partijen zijn gemaakt in ieder geval niet zonder meer voor de hand ligt dat dat voor 31 december 2017 het geval was. Ook hebben zij nagelaten een voldoende duidelijk en onderbouwd standpunt in te nemen over de bedragen die zij (op het moment dat zij stellen te hebben kunnen betalen) nog verschuldigd waren. In dat verband is ook van belang dat zij zich op het standpunt hebben gesteld dat zij naar aanleiding van de nadere betalingsafspraken met [ged.conv./eis.reconv.] geen boeterente en boetes meer verschuldigd zijn (sinds wanneer niet meer hebben CPN c.s. niet duidelijk gemaakt). Dat zou volgens CPN c.s. blijken uit de e-mail van [naam 1] van
5 september 2017 (zie hiervoor bij 2.19), omdat daarin staat dat
“the End Outstanding interest is still correct”. [ged.conv./eis.reconv.] heeft gemotiveerd betwist dat zij afstand heeft gedaan van haar aanspraken op boeterente en boete, onder meer onder verwijzing naar de bepalingen in de VSO waarin staat dat de geldleningsovereenkomsten (afgezien van de in de VSO opgenomen wijzigingen) onverminderd van kracht blijven. Zij heeft er ook op gewezen dat het in de e-mail van [naam 1] van 5 september 2017 alleen gaat over de openstaande bedragen aan reguliere rente (“regular interest”), hetgeen dus niets zegt over boeterente en boetes.
In het licht van die betwistingen hebben CPN c.s. hun stelling, dat [ged.conv./eis.reconv.] op enig moment afstand zou hebben gedaan van haar aanspraken op boete en boeterente, onvoldoende onderbouwd, zodat de rechtbank daaraan voorbijgaat en bij de verdere beoordeling tot uitgangspunt neemt dat [ged.conv./eis.reconv.] naast rente ook aanspraak kan maken op de overeengekomen boeterentes en boetes.
4.13.
CPN en Pentagon hebben bovendien geen feiten gesteld waaruit blijkt dat zij ten tijde van het leggen van de OM-beslagen beschikten over de financiële middelen voor volledige betaling, of dat zij daarover inmiddels beschikken. Zij hebben daarover namelijk onvolledige, onduidelijke en tegenstrijdige stellingen ingenomen.
4.14.
Enerzijds hebben CPN c.s., bij dagvaarding en ook nog daarna, gesteld dat CPN en Pentagon [ged.conv./eis.reconv.] alleen konden (terug)betalen uit de opbrengst van de verkoop van de onroerende zaken waarop zekerheidsrechten waren gevestigd ten gunste van [ged.conv./eis.reconv.] . Zij hebben aangevoerd dat het eveneens aan [ged.conv./eis.reconv.] te wijten is dat zij die niet te gelde hebben kunnen maken, vanwege de in hun ogen onredelijke weigering van [ged.conv./eis.reconv.] om in te stemmen met de voorwaarden die het OM hanteerde voor zekerheidsstelling in ruil voor (gedeeltelijke) opheffing van de beslagen. CPN c.s. hebben echter niet voldoende duidelijk gemaakt wat de waarde was van die onroerende zaken in relatie tot de vorderingen, zeker in het licht van de gemotiveerde betwisting daarvan door [ged.conv./eis.reconv.] . Zij hebben ook niet uitgelegd op grond waarvan CPN en Pentagon vrij over de opbrengst van die zaken zouden kunnen beschikken ter betaling van [ged.conv./eis.reconv.] , gelet op het feit dat die onroerende zaken geen eigendom waren van henzelf maar (hooguit) van gelieerde vennootschappen en gelet op de op sommige daarvan kennelijk gevestigde zekerheidsrechten van anderen dan [ged.conv./eis.reconv.] (waaronder het OM).
4.15.
Anderzijds hebben CPN c.s. op de mondelinge behandeling opgemerkt dat zij ook hadden kunnen betalen na herfinanciering van onroerende zaken, hetgeen in tegenspraak is met hun stelling dat alleen verkoop van onroerende zaken betaling van de vorderingen mogelijk zou maken. Zij hebben nagelaten te onderbouwen dat, wanneer en onder welke voorwaarden die herfinanciering kon plaatsvinden en ook niet voorgerekend wat daarvan de opbrengsten en kosten zouden zijn. De hoofdlijnen van enig concreet plan voor een herfinanciering, laat staan een verkregen aanbod daartoe, zijn in deze procedure niet genoemd.
4.16.
Met betrekking tot de vakantieparken hebben CPN c.s. (eveneens pas tijdens de mondelinge behandeling) gesteld dat zij die weliswaar niet wilden verkopen, maar dat zij uit de opbrengsten van de exploitatie daarvan [ged.conv./eis.reconv.] hadden kunnen voldoen. Wat die opbrengsten waren en zijn (en waarom CPN en Pentagon daar vrij over zouden kunnen beschikken terwijl de vakantieparken kennelijk eigendom zijn van afzonderlijke rechtspersonen) hebben zij echter zelfs niet bij benadering duidelijk gemaakt. Ook is niet duidelijk gemaakt waarom het dan eerder (voordat de OM-beslagen werden gelegd) kennelijk niet mogelijk was om vanuit de opbrengsten van de parken aan alle betalingsverplichtingen richting [ged.conv./eis.reconv.] te voldoen. Van feiten of omstandigheden waaruit de mogelijkheid en bereidheid van CPN en Pentagon tot volledige betaling kan worden afgeleid is kortom in het geheel niet gebleken.
4.17.
Van CPN c.s. had temeer een nadere onderbouwing van haar vermogen en bereidheid tot aflossen mogen worden verwacht omdat, zoals onder meer blijkt uit de hiervoor onder 2.21 geciteerde e-mail van 12 oktober 2017, het OM kennelijk bereid was om mee te werken aan voldoening van de vorderingen van [ged.conv./eis.reconv.] op CPN en Pentagon op een daarvoor bestemde bankrekening. Dat zou tot een (jegens zowel [ged.conv./eis.reconv.] als het OM) bevrijdende betaling hebben geleid indien [ged.conv./eis.reconv.] daarmee had ingestemd. [21] In reactie op dat aanbod van het OM hebben CPN en Pentagon echter laten weten de verschuldigde bedragen onder zich te willen houden. Gesteld noch gebleken is dat zij ooit op die beslissing zijn teruggekomen (afgezien van de gevallen waarin verhypothekeerde onroerende zaken werden verkocht). In het licht van die omstandigheden, en van de gemotiveerde betwisting door [ged.conv./eis.reconv.] van hun vermogen tot volledige betaling, had het op de weg van CPN en Pentagon gelegen om duidelijk te maken waarom, indien zij konden beschikken over het geld om [ged.conv./eis.reconv.] te betalen, zij daartoe kennelijk geen enkele poging hebben ondernomen, afgezien van de verkoop van enkele onroerende zaken door gelieerde vennootschappen.
Dat van de kant van [ged.conv./eis.reconv.] bij tijd en wijle is geschreven dat zij het beslagene onder zich moesten houden en niet (rechtstreeks) aan haar mochten betalen maakt dit niet anders. [ged.conv./eis.reconv.] heeft hen op andere momenten immers juist tot betaling (al dan niet onder het OM) en tot het aantonen van hun vermogen tot betalen gesommeerd en daarop is door CPN en Pentagon slechts gereageerd met een verwijzing naar de door hen gestelde afspraak met het OM dat zij de bedragen onder zich zouden houden.
4.18.
In dit verband vind de rechtbank het ook veelzeggend dat kennelijk ook tijdens deze procedure door CPN en Pentagon geen concrete, onderbouwde voorstellen tot bevrijdende betaling (onder het OM) zijn gedaan.
4.19.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat CPN en Pentagon onvoldoende onderbouwd hebben gesteld dat zij zonder de OM-beslagen de verschuldigde bedragen volledig zouden hebben betaald. Dit betekent dat niet kan worden geoordeeld dat de OM-beslagen hebben geleid tot schuldeisersverzuim aan de zijde van [ged.conv./eis.reconv.] en dus ook niet dat deze beslagen een einde hebben gemaakt aan het verzuim aan de zijde van CPN en Pentagon.
4.20.
Met betrekking tot de stelling van CPN c.s. dat [ged.conv./eis.reconv.] al eerder dan de OM-beslagen, namelijk op of rond 15 mei 2016, in schuldeisersverzuim is komen te verkeren overweegt de rechtbank als volgt. CPN c.s. hebben niet duidelijk gemaakt waarom het feit dat [ged.conv./eis.reconv.] rond die datum voornemens was om de executie van zekerheden te starten tot schuldeisersverzuim zou hebben geleid. Ook is zonder toelichting niet duidelijk waarom het afboeken van betalingen op (boete)rentebedragen in plaats van op de hoofdsom (indien [ged.conv./eis.reconv.] dat destijds al deed) tot schuldeisersverzuim zou leiden. Hetzelfde geldt voor de door CPN c.s. aangehaalde passages uit het strafvonnis, die weliswaar gaan over strafrechtelijk verwijtbaar gedrag van [ged.conv./eis.reconv.] en haar medeverdachten maar geen betrekking lijken te hebben op enig beletsel voor het nakomen van de geldleningsovereenkomsten door CPN en Pentagon.
4.21.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat er geen sprake is van schuldeisersverzuim aan de zijde van [ged.conv./eis.reconv.] en dat CPN en Pentagon ook over de
OM-beslagperiode de in de overeenkomsten van geldlening overeengekomen rentes en boetes over (het restant van) de hoofdsommen verschuldigd zijn. Dat betekent dat de door CPN c.s. onder I gevorderde verklaring voor recht zal worden afgewezen. Het betekent ook dat de door [ged.conv./eis.reconv.] in reconventie onder I (primair) gevorderde verklaring voor recht kan worden toegewezen, in zoverre dat kan worden verklaard voor recht dat CPN en Pentagon ook over de periode van de OM-beslagen de overeengekomen rente en boeten over (het restant van de) hoofdsommen verschuldigd zijn. De gevorderde verklaring voor recht is door [ged.conv./eis.reconv.] dermate ruim geformuleerd dat bij ongewijzigde toewijzing daarvan het risico van executiegeschillen op de loer ligt, omdat de verklaring dan aldus zou kunnen opgevat dat [ged.conv./eis.reconv.] de (rechtstreekse) betaling van aflossing en rente aan haar in weerwil van de OM-beslagen nu reeds door [ged.conv./eis.reconv.] zou kunnen afdwingen, terwijl gesteld noch gebleken is dat [ged.conv./eis.reconv.] daar hangende de OM-beslagen reeds aanspraak op kan maken. Bovendien heeft [ged.conv./eis.reconv.] de onderbouwing van haar vordering beperkt tot de grondslagen voor de doorlopende verschuldigdheid van rente en heeft het partijdebat zich daartoe beperkt. De rechtbank zal daarom bij eindvonnis als volgt verklaren voor recht: “verklaart voor recht dat CPN en Pentagon ook over de periode na de OM-beslagen de overeengekomen rente en boete over de hoofdsommen, althans over het restant van de hoofdsom(men), verschuldigd zijn aan [ged.conv./eis.reconv.] tot het moment van algehele terugbetaling”.
De vordering met betrekking tot de schade van Solidité
4.22.
Aan hun vordering in conventie onder II. hebben CPN c.s. aanvankelijk alleen de algemene stelling ten grondslag gelegd dat [ged.conv./eis.reconv.] onrechtmatig heeft gehandeld door niet vrijwillig mee te werken aan de doorhaling van hypotheekrechten. Pas bij conclusie van antwoord in reconventie hebben zij duidelijk gemaakt dat het daarbij specifiek ging om het pand aan de Veldweg te Soest (destijds eigendom van Solidité) en gesteld dat door het niet vrijwillig meewerken aan het royement van de hypotheek op dat pand door [ged.conv./eis.reconv.] , CPN niet anders kon dan het extra bedrag aan overdrachtsbelasting voor haar rekening te nemen, om niet te worden aangesproken voor 10% van de koopsom. [ged.conv./eis.reconv.] heeft verweer gevoerd en onder meer betwist dat haar handelen onrechtmatig was. Zij heeft in dat kader aangevoerd dat van haar niet kon worden verwacht dat zij zou instemmen met royement van de hypotheek op voorwaarde van storting van de verkoopopbrengst op een rekening van het OM, onder de voorwaarden die het OM destijds aan een dergelijke vervangende zekerheidstelling ex artikel 118a Sv wilde verbinden. [ged.conv./eis.reconv.] heeft daarbij uiteengezet wat die voorwaarden waren en waarom die volgens haar niet redelijk waren. Dat was onder meer omdat het OM de eis stelde dat het te deponeren bedrag, behalve voor de eventuele ontnemingsmaatregel waarvoor de OM-beslagen waren gelegd, ook tot zekerheid zou strekken voor eventuele andere vorderingen van het OM op [ged.conv./eis.reconv.] . Bovendien heeft [ged.conv./eis.reconv.] ook uitgelegd op grond van welke achterliggende feiten en omstandigheden zij de voorwaarden van het OM niet redelijk vond, en nog steeds niet redelijk vindt.
4.23.
De rechtbank is van oordeel dat CPN c.s., zeker in het licht van de gemotiveerde betwisting door [ged.conv./eis.reconv.] , de gestelde onrechtmatigheid van het handelen van [ged.conv./eis.reconv.] onvoldoende hebben onderbouwd. Zij hebben namelijk geen feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat [ged.conv./eis.reconv.] gehouden was mee te werken aan de levering van de verkochte onroerende zaken in ruil voor depot van de verkoopopbrengst onder het OM. Zij hebben slechts, zonder enige nadere toelichting, verwezen naar het kort gedingvonnis van 22 juli 2021 waarin [ged.conv./eis.reconv.] is veroordeeld tot het sluiten van een overeenkomst met de Staat/het OM met betrekking tot de opbrengst van de onroerende zaak te Soest. Ook refereren zij (opnieuw zonder enige nadere toelichting) aan andere procedures waarin [ged.conv./eis.reconv.] heeft geprocedeerd tegen derden over de voorwaarden voor medewerking aan verkoop van in zekerheid gegeven goederen. Verder verwijzen zij, opnieuw zonder toelichting, naar e-mailcorrespondentie tussen hun advocaat en [naam 1] , waaruit de onrechtmatigheid volgens hen zou blijken. Daarbij verliezen CPN c.s. kennelijk uit het oog dat de rechtbank in deze bodemprocedure niet gebonden is aan enig oordeel in kort geding omtrent de onrechtmatigheid van het handelen van [ged.conv./eis.reconv.] (voor zover daarover in kort geding al geoordeeld is), laat staan aan rechterlijke oordelen in procedures tussen [ged.conv./eis.reconv.] en andere partijen. CPN c.s. kunnen dus niet volstaan met de enkele verwijzing naar dergelijke andere uitspraken en hadden hun stellingen, en hun vergelijkingen met die andere zaken, van een feitelijke onderbouwing moeten voorzien. Belangrijker nog is, dat het niet op de weg van de rechtbank ligt om in niet nader toegelichte producties op zoek te gaan naar eventuele feiten en argumenten ter onderbouwing van de stellingen van CPN c.s. Bovendien zijn CPN c.s., ook tijdens de mondelinge behandeling, niet inhoudelijk ingegaan op de argumenten van [ged.conv./eis.reconv.] met betrekking tot de voorwaarden die het OM aan haar stelde. CPN c.s. hebben zich beperkt tot de opmerking dat die voorwaarden redelijk waren. Waarom dat zo was hebben zij niet duidelijk gemaakt.
4.24.
Hieruit volgt dat ook de vordering van CPN c.s. onder II bij eindvonnis zal worden afgewezen, alleen al omdat niet is komen vast te staan dat [ged.conv./eis.reconv.] onrechtmatig heeft gehandeld jegens Solidité.
4.25.
Omdat de vorderingen in conventie reeds op grond van het voorgaande integraal zullen worden afgewezen, hoeven de overige verweren van [ged.conv./eis.reconv.] , waaronder haar stelling dat CP O.R., CP Ochten, CP Weert, Ornix Invest en Saunders niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen omdat niet duidelijk is waarom zij als procespartijen moeten worden aangemerkt, niet te worden besproken.
De vorderingen van [ged.conv./eis.reconv.] tot vaststelling van de schulden van CPN en Pentagon
4.26.
Ter onderbouwing van haar vorderingen in reconventie onder II en III, tot vaststelling van de bedragen die CPN respectievelijk Pentagon nog aan haar verschuldigd is, heeft [ged.conv./eis.reconv.] een viertal producties overgelegd, [22] hierna kortheidshalve aan te duiden als producties 14, 15, 16 en 17, waarin zij een berekening heeft gepresenteerd van de volgens haar nog verschuldigde bedragen aan hoofdsommen, boete en (boete)rentes. Daarbij heeft [ged.conv./eis.reconv.] zich op het standpunt gesteld dat bij het berekenen van de verschuldigde bedragen een wijze van imputatie moet worden gehanteerd die afwijkt van de wettelijke imputatieregeling van artikel 6:44 BW én van de eerder in correspondentie tussen partijen gehanteerde wijze van afboeken van betalingen. Dat is volgens [ged.conv./eis.reconv.] nodig om te voorkomen dat zij het risico loopt haar zekerheden niet maximaal te kunnen benutten. CPN c.s. hebben de berekeningen van [ged.conv./eis.reconv.] betwist en zich op het standpunt gesteld dat het [ged.conv./eis.reconv.] niet vrijstaat om af te wijken van de tussen partijen gebruikelijke imputatiewijze. Uit het feit dat CPN c.s. zich net als [ged.conv./eis.reconv.] op het standpunt stellen dat van de lening van Pentagon nog niets was afgelost op het moment van de OM-beslagen (terwijl er wel reeds substantiële bedragen door Pentagon aan [ged.conv./eis.reconv.] zijn betaald) maakt de rechtbank op dat CPN c.s. zich ten aanzien van Pentagon niet op het standpunt stellen dat de gedane betalingen aan [ged.conv./eis.reconv.] als afbetalingen van de hoofdsom hebben te gelden.
4.27.
Op grond van de schriftelijke uitlatingen van partijen en de mondelinge behandeling is het de rechtbank onvoldoende duidelijk geworden wat de standpunten van partijen inzake de imputatiewijze (wat betreft de lening en de betalingen van Pentagon) precies zijn. Ook is het partijdebat met betrekking tot de vraag wat de openstaande vorderingen van [ged.conv./eis.reconv.] zijn, uitgaande van de verschuldigdheid van rente en boete (ook) tijdens de OM-beslagperiode, naar het oordeel van de rechtbank nog onvoldoende gevoerd. Daarbij speelt een rol dat [ged.conv./eis.reconv.] met de producties 14 tot en met 17 naar het oordeel van de rechtbank een weliswaar gedetailleerde, maar weinig toegankelijke en overzichtelijke onderbouwing van die vordering heeft overgelegd, die door haar twee alternatieve standpunten over imputatie nog verder wordt gecompliceerd. Op grond van die onderbouwing kan de rechtbank de vorderingen in reconventie onder II. en III. op dit moment niet toewijzen. Anderzijds hebben CPN c.s. nauwelijks de moeite genomen om schriftelijk te reageren op de specificatie van de vorderingen door [ged.conv./eis.reconv.] . Zij hebben zich vooralsnog geconcentreerd op het onderbouwen van hun standpunt dat sprake is van schuldeisersverzuim. Nu uit het voorgaande blijkt dat dat standpunt van CPN c.s. door de rechtbank wordt verworpen, dient het debat over het bedrag van de openstaande vorderingen alsnog deugdelijk te worden gevoerd.
4.28.
De rechtbank zal een nadere mondelinge behandeling gelasten, om met partijen te bespreken wat er nodig is om de standpunten en betwistingen van het bedrag van de geldvorderingen van [ged.conv./eis.reconv.] op CPN en Pentagon – uitgaande van de in dit vonnis reeds gegeven bindende eindbeslissing inzake het ontbreken van schuldeisersverzuim en de in reconventie uit te spreken verklaring voor recht alsmede de hierna verwoorde bindende eindbeslissing inzake de imputatiewijze – voldoende helder te krijgen om de rechtbank in staat te stellen daarover een beslissing te nemen. Daarbij kan ook worden besproken of voor de berekening van de vorderingen de benoeming van (al dan niet door de rechtbank te benoemen) deskundige noodzakelijk is. Ook wil de rechtbank met partijen bespreken of zij, mede op basis van de reeds genomen bindende eindbeslissingen, mogelijkheden zien om - als dan niet alleen wat betreft het nog openstaande bedrag van de vorderingen - buiten rechte tot een vergelijk te komen, mede met het oog op hun gemeenschappelijke belang om onnodige (verdere) kosten zo veel mogelijk te voorkomen. Daarbij merkt de rechtbank voor de goede orde op dat de nadere mondelinge behandeling niet is bedoeld om de in dit vonnis reeds genomen bindende eindbeslissingen (opnieuw) ter discussie te stellen of het partijdebat over die onderwerpen opnieuw te voeren. De nadere mondelinge behandeling zal – wat betreft het partijdebat - in beginsel dus uitsluitend gericht zijn op het vaststellen van de bedragen van de nog openstaande vorderingen van [ged.conv./eis.reconv.] als gevorderd in reconventie onder II. en III.
4.29.
Teneinde het partijdebat over de hoogte van de vorderingen zo veel mogelijk in te kaderen, zal de rechtbank wel reeds oordelen over de vraag of [ged.conv./eis.reconv.] haar vordering inderdaad kan baseren op de door haar primair voorgestane imputatiewijze (hierna kortheidshalve aan te duiden als “de alternatieve imputatiewijze”).
4.30.
De alternatieve imputatiewijze houdt in dat [ged.conv./eis.reconv.] de tot op heden van CPN en Pentagon ontvangen betalingen afboekt op achtereenvolgens (samengevat):
de boete van 8% over de hoofdsom;
de bedongen rente van 10% (in geval van Pentagon deels 5%) over de leningen;
de (boete)rente van 8% per jaar gedurende het eerste jaar van niet tijdig betalen;
de (boete)rente van 10% per jaar gedurende het tweede jaar van niet tijdig betalen;
de rente over de achterstallige rente en boeterente;
de geleende geldbedragen.
[ged.conv./eis.reconv.] stelt zich op het standpunt dat zij die wijze van afboeken mag hanteren omdat (afhankelijk van de uitleg van de hypotheekakte van 29 oktober 2015) discussie mogelijk is over de vraag of de hypothecaire zekerheid wat betreft verschuldigde renten, vergoedingen, boeten en kosten gemaximeerd is op een bedrag van € 2.625.000,00 (hetgeen zij overigens betwist). Als de door CPN verrichte betalingen eerst worden afgeboekt op de hoofdsom en daardoor alleen de hoofdsom van de lening van Pentagon van € 3.000.000,00 (waarop nog niet is afgelost) en het bovengenoemde eventueel gemaximeerde rentebedrag in aanmerking zouden worden genomen zou [ged.conv./eis.reconv.] over ten hoogste € 5.115.000,00 aan hypothecaire zekerheid beschikken, terwijl de executiewaarde van het resterende verhypothekeerde onroerend goed waarschijnlijk aanzienlijk hoger is. Volgens [ged.conv./eis.reconv.] volgt uit de laakbare handelwijze van [naam 2] in relatie tot haar, bestaande uit het aanbieden van gebrekkige hypothecaire zekerheid, het stelselmatig niet nakomen van gemaakte afspraken, het telkens vooruitschuiven van aflossingen en het willen uitbuiten van de door de OM-beslagen ontstane situatie, dat CPN en Pentagon zich in relatie tot haar niet kunnen beroepen op de wettelijke imputatieregeling, die immers juist is geschreven ter bescherming van de belangen van de schuldeiser. Ook kan [ged.conv./eis.reconv.] niet worden gehouden aan de in haar correspondentie met CPN c.s. tot nu toe gehanteerde imputatiewijze (waarbij eerst is afgeboekt op de hoofdsom), want daarbij heeft zij gedwaald. De alternatieve amputatiewijze doet recht aan het beginsel van bescherming van de schuldeiser en vloeit bovendien voort uit de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid, aldus [ged.conv./eis.reconv.] .
4.31.
CPN c.s. voeren verweer tegen de door [ged.conv./eis.reconv.] voorgestane alternatieve imputatiewijze en voeren daartoe aan dat zij hebben mogen vertrouwen op de communicatie tussen partijen, waarin een wijze van afboeking is gehanteerd waardoor op het moment van de OM-beslagen van de hoofdsom van de lening van CPN nog ongeveer € 835.000,00 openstond (en die hoofdsom inmiddels door nadere aflossingen na verkoop van onroerende zaken qua hoofdsom volledig is afgelost). [ged.conv./eis.reconv.] mag van die imputatiewijze niet terugkomen, aldus CPN c.s.
4.32.
De rechtbank vat het verweer van CPN c.s. op als een beroep op de (aanvullende werking van) de redelijkheid en billijkheid die de rechtsverhouding tussen Pentagon, CPN en [ged.conv./eis.reconv.] als partijen bij de geldleningsovereenkomsten beheerst. Dit verweer slaagt. [ged.conv./eis.reconv.] heeft zich in haar communicatie met CPN c.s., ook gedurende de OM-beslagperiode en zelfs nog in het kader van deze procedure (in haar conclusie van antwoord) bediend van een imputatiewijze waarbij betalingen die door CPN en Pentagon waren bedoeld en aangewezen als aflossing (eerst) werden afgeboekt op de hoofdsom. [ged.conv./eis.reconv.] heeft ook haar aanvankelijke standpunten ten aanzien van de nog openstaande bedragen daarop gebaseerd. Zij kan daarvan in redelijkheid niet in dit late stadium terugkomen om de enkele reden dat haar dat met het oog op het maximaal benutten van zekerheden beter uitkomt. Haar argument dat zij wat betreft de imputatiewijze “gedwaald” heeft gaat naar het oordeel van de rechtbank niet op, alleen al omdat niet duidelijk is gemaakt waarover (afgezien van het toepasselijke recht) zij dan precies gedwaald zou hebben.
4.33.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank bij de verdere beoordeling niet de door [ged.conv./eis.reconv.] voorgestane alternatieve imputatiewijze tot uitgangspunt zal nemen. In hoeverre de in de eerdere gedragingen en communicatie tussen partijen gehanteerde imputatiewijze overeenkomt met de wettelijke imputatiewijze en zo nee, op welke punten deze dan afwijkt, kan tijdens de nadere mondelinge behandeling eveneens worden besproken.
De vordering van [ged.conv./eis.reconv.] inzake de gemaakte kosten
4.34.
Met haar vordering onder IV. beoogt [ged.conv./eis.reconv.] dat de rechtbank het bedrag zal vaststellen dat CPN en Pentagon aan haar verschuldigd zijn in verband met door haar gemaakte kosten voor het beschermen van haar rechten, het (al dan niet in rechte) vorderen van betaling en het vestigen en te gelde maken van zekerheden. [ged.conv./eis.reconv.] heeft ter onderbouwing van haar vordering gespecificeerde declaraties van haar rechtsbijstandverleners en een griffierechtnota overgelegd die dateren uit de periode van november 2015 tot en met 19 oktober 2023. [23] Zij stelt recht te hebben op vergoeding van die kosten op grond van hetgeen in artikel 11.2 van de overeenkomsten van geldlening is bepaald. De kosten zijn gemaakt in verband met de geldleningen van zowel CPN als Pentagon en de VSO en de hypotheekakte van 29 oktober 2015 hadden ook beide betrekking op de geldleningen van zowel CPN als Pentagon. Vanwege de verstrengeling van CPN en Pentagon (onder meer in de tussen partijen gemaakte afspraken) en het feit dat de gemaakte kosten betrekking hebben op beide geldleningen stelt [ged.conv./eis.reconv.] zich op het standpunt dat CPN en Pentagon jegens [ged.conv./eis.reconv.] hoofdelijk verbonden zijn wat betreft deze kosten.
4.35.
CPN c.s. hebben aanvankelijk, ook tijdens de mondelinge behandeling, geen (specifiek) verweer gevoerd tegen deze vordering van [ged.conv./eis.reconv.] . Naar aanleiding van een vraag daarover van de rechtbank hebben zij opgemerkt dat in het kader van schuldeisersverzuim bestreden wordt dat die kosten verschuldigd zijn. Zij hebben daaraan nog toegevoegd dat dor [ged.conv./eis.reconv.] kosten worden opgevoerd in verband met brieven van haar advocaat uit 2017 over executie van zekerheden, terwijl die executie volgens haar eigen advocaat een fout was. Dan klopt het niet dat CPN en Pentagon die kosten moeten betalen, aldus CPN c.s.
4.36.
De rechtbank constateert dat het verweer van CPN c.s. niet gebaseerd is op een betwisting van de toepasselijkheid tussen partijen van artikel 11.2 van de overeenkomsten van geldlening en evenmin op de uitleg die [ged.conv./eis.reconv.] daaraan geeft. Voor zover het verweer inhoudt dat de kosten niet verschuldigd zijn in verband met schuldeisersverzuim aan de zijde van [ged.conv./eis.reconv.] volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen – dat [ged.conv./eis.reconv.] niet in schuldeisersverzuim is komen te verkeren en dat het verzuim van CPN en Pentagon niet is geëindigd – dat dat verweer niet wordt verworpen. Wat betreft het verweer met betrekking tot de executiemaatregelen in 2017 geldt dat dit evenmin doel treft, reeds omdat CPN c.s. niet duidelijk hebben gemaakt welk deel van de door [ged.conv./eis.reconv.] geclaimde kosten in verband daarmee niet verschuldigd zou zijn. Ook is het bedrag van de vordering door CPN c.s. niet (nader) betwist. Ten slotte hebben zij geen verweer gevoerd tegen de door [ged.conv./eis.reconv.] gestelde hoofdelijkheid, die de rechtbank gelet op grond van de argumentatie en onderbouwing door [ged.conv./eis.reconv.] niet onredelijk of ongegrond voorkomt. Dit leidt tot de conclusie dat de vordering onder IV. in reconventie bij eindvonnis zal worden toegewezen.
De door [ged.conv./eis.reconv.] gevorderde verklaring voor recht inzake executoriale verkoop
4.37.
Aan haar vordering tot het uitspreken van een verklaring voor recht dat zij als hypotheekhouder bevoegd is om over te gaan tot executoriale verkoop van de in de hypotheekakte van 29 oktober 2015 gevestigde hypotheken legt CPN c.s. ten grondslag dat zij er belang bij heeft om nu reeds – hangende de OM-beslagen – tot uitwinning van haar zekerheden over te gaan omdat, mede gelet op de dalende waarde van onroerend goed, haar zekerheden steeds minder waard dreigen te worden. Bovendien heeft zij een schadebeperkingsplicht ten opzichte van CPN en Pentagon in verband met de doorlopende renteverplichtingen. Ongeacht of sprake is van schuldenaarsverzuim bij CPN en Pentagon mag zij dus in dit geval gebruik maken van haar executiebevoegdheid, aldus [ged.conv./eis.reconv.] .
4.38.
CPN c.s. verweren zich tegen dit onderdeel van de vordering onder meer door te betwisten dat [ged.conv./eis.reconv.] een rechtens te respecteren belang heeft bij executie van haar zekerheden (reeds) op dit moment. Zij wijzen erop dat [ged.conv./eis.reconv.] vanwege de beslagen nog geen aanspraak kan maken op de opbrengst van de door haar gewenste executieverkopen en die opbrengst onder de executerend notaris zou moeten worden gereserveerd. CPN c.s. betwisten bovendien dat de verhypothekeerde onroerende zaken minder waard (zijn ge)worden en voeren aan dat die onroerende zaken in geval van een onderhandse verkoop (waarvoor in verband met de hypotheekrechten dan wel de medewerking van [ged.conv./eis.reconv.] vereist is) aanzienlijk meer zullen opbrengen dan bij een executoriale verkoop.
4.39.
In het licht van de gemotiveerde betwisting door CPN c.s. heeft [ged.conv./eis.reconv.] naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd dat de verhypothekeerde onroerende zaken in de nabije toekomst dermate minder waard zullen worden dat zij – in weerwil van het algemeen bekende gegeven dat een executoriale verkoop van een onroerende zaak minder pleegt op te brengen dan een onderhandse verkoop – een rechtens te respecteren belang heeft bij executoriale verkoop van de onroerende zaken op dit moment. Zij heeft geen feiten of omstandigheden genoemd waaruit volgt dat een (substantiële) waardedaling van de onroerende zaken aanstaande is. Daarbij is van belang dat [ged.conv./eis.reconv.] ter zitting heeft bevestigd dat de opbrengst van eventuele executoriale verkopen hangende de OM-beslagen niet aan haar ten goede zal kunnen komen maar gereserveerd zal dienen te worden door depot bij de executienotaris. Bij deze stand van zaken dient de vordering van [ged.conv./eis.reconv.] bij gebrek aan belang te worden afgewezen.
De verdere procedure
4.40.
De rechtbank zal een nadere mondelinge behandeling bevelen met (uitsluitend) de hiervoor bij 4.28. omschreven doelen, op een nader te bepalen datum. De zaak zal daartoe worden verwezen naar de rol voor opgave verhinderdata door partijen.
4.41.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
beveelt een mondelinge behandeling over de hiervoor bij 4.28. genoemde onderwerpen op de terechtzitting van mr. E. Boerwinkel in het gerechtsgebouw te Arnhem aan de Walburgstraat 2-4 op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
5.2.
bepaalt dat de partijen dan vertegenwoordigd moeten zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens hetzij op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is haar te vertegenwoordigen,
5.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
3 april 2024voor het opgeven van de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden juli tot en met oktober 2024, waarna dag en uur van de mondelinge behandeling zullen worden bepaald,
5.4.
bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de rechtbank het tijdstip van de mondelinge behandeling zelfstandig zal bepalen,
5.5.
bepaalt dat na de vaststelling daarvan dit tijdstip in beginsel niet zal worden gewijzigd,
5.6.
wijst partijen erop, dat voor de zitting twee uur zullen worden uitgetrokken,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Boerwinkel en in het openbaar uitgesproken op
20 maart 2024.

Voetnoten

1.Producties 1 en 2 bij dagvaarding.
2.Productie 12 bij dagvaarding.
3.Productie 8 bij dagvaarding, pagina 1 en 2.
4.Productie 8 bij dagvaarding, pagina 3.
5.Productie 8 bij dagvaarding, pagina 5.
6.Productie 8 bij dagvaarding, pagina 7 en 8.
7.Productie 11 bij dagvaarding.
8.Productie 11 bij dagvaarding.
9.Producties 3 en 4 bij dagvaarding.
10.Productie 5 bij dagvaarding.
11.Productie 27 bij conclusie van antwoord in reconventie.
12.Productie 8 bij dagvaarding, pagina’s 9 en 10.
13.Productie 37 conclusie van antwoord in reconventie.
14.Productie 29 bij conclusie van antwoord in reconventie.
15.Vonnis van 25 maart 2021, productie 6 bij conclusie van antwoord, niet gepubliceerd.
16.Productie 7 bij conclusie van antwoord, ECLI:NL:RBGEL:2021:2658.
17.Productie 14 bij dagvaarding, ECLI:NL:RBGEL:2021:3942.
18.Vgl. HR 1 februari 2008, LJN BB8648, NJ 2008/83.
19.HR 13 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV2629.
20.Het standpunt van [ged.conv./eis.reconv.] over de verhouding tussen openstaande hoofdsom en rente is gedurende deze procedure gewijzigd.
21.Vgl. HR 13 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV2629, rov. 3.4.3.
22.Producties 14 t/m 17 bij akte eiswijziging c.q. vermeerdering van eis van [ged.conv./eis.reconv.] .
23.Producties 18 en 22 van [ged.conv./eis.reconv.] .