Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van
[eiser], uit [plaats], eiser
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede (het college)
Samenvatting
Procesverloop
- Voor het bouwwerk dat niet ten dienste staat van de bestemming, zonder omgevingsvergunning en buiten het bouwvlak is gebouwd [2] , voor 6 juni 2024 verwijderen en verwijderd houden. Wordt de overtreding niet of niet tijdig gestopt, dan moet een dwangsom betaald worden van € 10.000,-;
- Voor de verharding die zonder omgevingsvergunning is aangebracht, [3] voor 6 juni 2024 verwijderen en verwijderd houden. Wordt de overtreding niet of niet tijdig gestopt, dan moet een dwangsom betaald worden van € 5.000,- ;
- Voor de zonder vergunning aangelegde vijver [4] , voor 6 juni 2024 verwijderen en verwijderd houden. Wordt de overtreding niet of niet tijdig gestopt, dan moet een dwangsom betaald worden van € 10.000,-;
- Voor de zonder vergunning aangelegde aarden wallen [5] , voor 6 juni 2024 verwijderen en verwijderd houden. Wordt de overtreding niet of niet tijdig gestopt, dan moet een dwangsom betaald worden van € 10.000,- .
Beoordeling door de rechtbank
Verder is het vaste rechtspraak dat handhavend optreden is toegestaan in gevallen waarin het bestuursorgaan jarenlang heeft afgezien van handhaving. Het feit dat er geen verzoek is gedaan door een derde tot handhaving is voor de bevoegdheid van het bestuursorgaan om handhavend op te treden niet relevant. [10] Het tijdsverloop staat de bevoegdheid tot handhaven dus niet in de weg.
De enkele verwijzing naar een vaste gedragslijn die niet op schrift is gesteld, maakt het voor de rechtbank onmogelijk te toetsen of de oplegde dwangsommen in overeenstemming zijn met deze gedragslijn. Bovendien is volgens vaste rechtspraak de hoogte van een dwangsom onvoldoende gemotiveerd met een enkele verwijzing naar een protocol. [12] Verder moet, gelet op het bepaalde in artikel 5:32b, derde lid, van de Awb, de hoogte van de dwangsom in redelijke verhouding staan met de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsom.
Naast de verwijzing naar de bestendige gedragslijn motiveert het college de hoogte van de dwangsommen met de overweging dat sprake is van meerdere overtredingen. Ook dit acht de rechtbank onvoldoende, aangezien door uitsluitend aan elke overtreding een dwangsom te koppelen en deze bij elkaar op te tellen, het college er geen blijk van heeft gegeven beoordeeld te hebben of de uitkomst hiervan evenredig is in verhouding tot het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsommen.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 16 juli 2024;
- draagt het college op om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 187,00 aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1814,00 aan proceskosten aan eiser.