ECLI:NL:RBGEL:2025:642

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
AWB - 23_720 en AWB - 23_724
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de omgevingsvergunning voor de bouw van twee woningen in Overbetuwe

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Gelderland de beroepen van eisers tegen de omgevingsvergunning voor het bouwen van twee woningen in Overbetuwe. De rechtbank heeft de beroepen op 22 november 2024 behandeld, waarbij eisers bezwaar maakten tegen de vergunning die door het college van burgemeester en wethouders was verleend. De rechtbank concludeert dat de omgevingsvergunning in stand blijft, ondanks de bezwaren van eisers over de strijdigheid met het bestemmingsplan en de gevolgen voor het woon- en leefklimaat. De rechtbank oordeelt dat het college bij de beslissing om de vergunning te verlenen beleidsruimte heeft en dat de nadelige gevolgen van het besluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de doelen die met de vergunning worden gediend. De rechtbank wijst erop dat de bouwplannen voldoen aan de redelijke eisen van welstand en dat de bezwaren van eisers niet voldoende onderbouwd zijn. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de omgevingsvergunning in stand blijft en eisers geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: ARN 23/720 en 23/724

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaken tussen
[eiser 1] en [eiser 2](zaaknummer ARN/23/720) en
[eiser 3](zaaknummer ARN 23/724), uit [plaats 1] , eisers
(gemachtigde: [naam gemachtigde 1] ),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Overbetuwe

(gemachtigden: [naam gemachtigde 2] en [naam gemachtigde 3] ).
Als derde-partij neemt aan de zaken deel:
[derde-partij]uit [plaats 2] (de derde-partij)
(gemachtigden: [naam gemachtigde 4] en [naam gemachtigde 5] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de omgevingsvergunning voor het bouwen van twee woningen.
1.1.
Met de beslissingen op bezwaar van 20 december 2022 is het college bij die besluiten gebleven.
1.2.
Het college heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft de beroepen op 22 november 2024 gevoegd op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [eiser 1] , [eiser 3] , de gemachtigde van eisers, de gemachtigden van het college en de gemachtigden van de derde-partij.

Waar gaat deze zaak over?

2. Op 16 februari 2022 heeft de derde-partij een aanvraag gedaan voor het bouwen van twee woningen op de percelen aan de [locatie 1] en [locatie 2] in [plaats 1] . Eisers wonen hier tegenover. De percelen liggen in [park] . Dit was voorheen een recreatiepark, maar met het bestemmingsplan “ [plaats 1] , [park]” hebben de gronden de bestemmingen “Wonen-2” en “Waarde-Archeologische verwachting 2” gekregen en mag er ter plaatse gewoond worden. Het college heeft de omgevingsvergunning verleend voor de activiteit “bouwen”. [1]
2.1.
Nadat eisers bezwaar hadden gemaakt heeft het college geconstateerd dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan. Volgens het bestemmingplan mag de breedte van een hoofdgebouw maximaal 8 meter zijn. Deze maximale breedte wordt overschreden door een dakoverstek. Daarnaast voldoen beide woningen niet aan de minimaal voorgeschreven afstand tot de perceelsgrens. Om het bouwplan toch mogelijk te maken heeft het college in de beslissingen op bezwaar met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2⁰, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) een omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten “bouwen” en “strijdig gebruik”. [2] Het college heeft hierbij toepassing gegeven aan artikel 5.2.1 van de Beleidsregel planologische afwijkingsmogelijkheden gemeente Overbetuwe 2017 (de Beleidsregel).

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de omgevingsvergunning voor het bouwen van twee woningen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers. De beroepsgronden zien op de activiteit “bouwen”, de activiteit “strijd met het bestemmingsplan” en de Wet natuurbescherming.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Activiteit “gebruik in strijd met het bestemmingsplan”
Wijze van beoordelen
5. Voordat de rechtbank op de beroepsgronden die zien op het onderdeel strijdig gebruik ingaat, benadrukt de rechtbank dat het college bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toekomt en het de betrokken belangen moet afwegen. De rechtbank oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen. [3]
Beleidsregel
6. Eisers voeren aan dat het college niet kan afwijken op grond van artikel 5.1.2 onder a van de Beleidsregel. Er is immers geen sprake van een bouwvlak zodat er ook geen sprake kan zijn van uitbreiding van een woning buiten het bouwvlak. Zij verwijzen daartoe naar een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. [4]
6.1.
In reactie hierop heeft het college in het verweerschrift aangegeven dat uit die uitspraak in ieder geval ook volgt dat het college in een situatie waarin de Beleidsregel niet voorziet specifiek beslist of de afwijking van het bestemmingsplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij toetst het college de aanvraag aan de criteria van artikel 2, eerste lid, van de Beleidsregel. Ook als niet aan artikel 5.1.2. van de Beleidsregel zou worden voldaan, kan de vergunning dus worden verleend.
6.2.
De rechtbank is allereerst van oordeel dat de huidige situatie wel onder artikel 5.1.2. van de Beleidsregel valt zodat het besluit op dat punt wel juist is. De rechtbank volgt de eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland in zoverre dus niet. Zij overweegt hierover als volgt. Artikel 5.1.2. van de Beleidsregel bepaalt dat het college vergunning kan verlenen voor een uitbreiding van een hoofdgebouw buiten het bouwvlak als de uitbreiding plaats vindt binnen de ‘zone bijbehorende bouwwerken’ en de goot- en bouwhoogte van het bestaande hoofdgebouw niet wordt overschreden. De discussie gaat over de vraag of de uitbreiding in dit geval in de zone bijbehorende bouwwerken ligt.
6.3.
Dat begrip is uitgelegd in bijlage 1 bij de Beleidsregel, de “Basisregels zone bijbehorende bouwwerken” (de Basisregels). Die Basisregels gaan uit van een bouwvlak, dat in beginsel strak om de hoofdbebouwing is getrokken. De grens van de zone bijbehorende bouwwerken is dan in beginsel gelegen op 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw. In dit geval is op de plankaart echter voor de situering van hoofdgebouwen geen bouwvlak per perceel aangegeven. Het bestemmingsplan voorziet wel in regels die aangeven waar op de 256 percelen woningen kunnen worden gebouwd. Bepaald is dat aan de afstand van een hoofdgebouw tot één zijdelingse perceelsgrens minimaal 30% van de breedte van het perceel moet bedragen met een minimale aan te houden afstand van 3 meter, dat de afstand tussen hoofdgebouwen onderling minimaal 3 meter bedraagt en dat de afstand van het hoofdgebouw tot de achterste perceelsgrens minimaal 2 meter bedraagt. Er zijn op de plankaart dus geen bouwvlakken ingetekend, maar het is wel per perceel duidelijk waar een hoofdgebouw gesitueerd mag worden. Naar het oordeel van de rechtbank maakt een redelijke uitleg van de Beleidsregel dat voor de bepaling van de zone bijbehorende bouwwerken dan moet worden uitgegaan van de locatie van het hoofdgebouw zoals dat feitelijk wordt gerealiseerd in overeenstemming met de regels van het bestemmingsplan. De zone bijbehorende bouwwerken ligt vervolgens op 3 meter achter de voorgevel van dat hoofdgebouw. De overkapping ligt op meer dan drie meter van de voorgevel van het hoofdgebouw, zodat aan de voorwaarden van artikel 5.1.2 van de Beleidsregel wordt voldaan. Het college heeft daarom in de beslissing op bezwaar toepassing kunnen geven aan dit artikel. De beroepsgrond slaagt niet. Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat zij de rechtbank Midden-Nederland wel kan volgen in het oordeel dat áls niet zou zijn voldaan aan de specifieke criteria van artikel 5.1.2., sprake zou zijn van een situatie waarin de Beleidsregel niet voorziet, en dat het college dan bevoegd zou zijn alsnog af te wijken. Net als bij de toepassing van artikel 5.1.2. dient de aanvraag dan getoetst te worden aan de criteria die zijn opgenomen in artikel 2, eerste lid, van de Beleidsregel. Op die ruimtelijke afweging gaat de rechtbank hierna in.
Ruimtelijke afweging
7. Eisers voeren aan dat er sprake is van onevenredige aantasting van het woon-en leefklimaat. Er zal lichthinder optreden door de grote raampartijen. Ook voldoen de nutsvoorzieningen niet. Door de nieuwe woningen zullen er nog meer aansluitingen op de leidingen en netwerken komen. De kans op verstopping van het riool neemt hierdoor toe. Ook betekent dit dat er nog minder druk op de waterleiding komt, wat een gezondheidsrisico inhoudt. De elektra wordt op het park centraal ingekocht door de parkbeheerder. Dit is nu al aan de krappe kant. Eisers vrezen dat de nieuwe woningen ertoe zullen leiden dat er niet genoeg elektriciteit op het park beschikbaar zal zijn. Tenslotte voeren eisers aan dat het beeldkwaliteitsplan voorschrijft dat op eigen terrein moet worden geparkeerd. Dat is bij perceel 183 feitelijk niet mogelijk door de situering van het hoofdgebouw. Volgens eisers moet het college al deze zaken meenemen in de belangenafweging.
7.1.
De rechtbank stelt voorop dat het college moet beoordelen of het wil meewerken aan de afwijking van het bestemmingsplan. Dat betekent dat bij de ruimtelijke afweging slechts de gevolgen van die afwijking betrokken kunnen worden. In dit geval maakt het bestemmingsplan de bouw van de woningen mogelijk. De afwijking van het bestemmingsplan ziet alleen op het dakoverstek. Dit dakoverstek maakt namelijk dat de woningen breder zijn dan het bestemmingsplan toestaat en dat de woningen dichterbij de perceelsgrens liggen dan het bestemmingsplan toestaat. De door eisers genoemde gevolgen hangen echter niet samen met dit dakoverstek. De geschetste problemen met de nutsvoorzieningen, het riool en het parkeren zijn het gevolg van het bouwen van de woningen. Dat er woningen gebouwd worden is echter in overeenstemming met het bestemmingsplan. Eisers hebben niet onderbouwd waarom het al dan niet toestaan van het overstek hier van belang is. Daarbij hecht de rechtbank eraan te benadrukken dat de problemen met de nutsvoorzieningen en de riolering waar eisers tijdens de zitting op hebben gewezen een kwestie tussen de eigenaren van de percelen en de parkbeheerder is. Verder hebben eisers ook niet onderbouwd waarom die overstekken voor meer lichthinder zullen zorgen. Hoewel de woningen door de afwijking van het bestemmingsplan groter worden, heeft het college zich daarom in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat dit niet tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat leidt. Daarbij merkt de rechtbank op dat op de zitting met name is gewezen op de hoogte van het dak van de te bouwen woningen en dat niet is gebleken dat de woningen hoger zijn dan op grond van het bestemmingsplan is toegestaan. De beroepsgrond slaagt niet.
Activiteit “bouwen”
Welstand/Beeldkwaliteitsplan
8. Eisers voeren aan dat de woningen in strijd zijn met de eisen van welstand. In de Welstandsnota 2016 staat dat het beeldkwaliteitsplan voor [park] het uitgangspunt vormt. Volgens eisers zijn de bouwplannen hiermee in strijd. De Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (CRK) heeft volgens eisers niet getoetst aan het beeldkwaliteitsplan. De CRK heeft in haar adviezen aangegeven dat er sprake is van subtiele verschillen in de ontstane variatie tussen de bouwplannen en de woningen op het park. Eisers betwisten dit nadrukkelijk. Er kan volgens eisers geen groter verschil zijn dan tussen traditionele houten chalets en moderne glazen woningen. In het beeldkwaliteitsplan staat dat de gevelopbouw traditioneel is, het hellende dak uit een pannendak of rieten dak bestaat en de kozijnen van hout zijn. De aangevraagde woningen hebben een grote glazen pui, een dak uitgevoerd in metalen, vlakkere profielbeplating en kozijnen die van aluminium zijn. Verder voeren eisers in dit kader aan dat het beeldkwaliteitsplan voorschrijft dat op eigen terrein wordt geparkeerd. Dat is bij kavel 183 feitelijk niet mogelijk door de situering van het hoofdgebouw.
8.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat de bouwplannen voldoen aan de redelijke eisen van welstand. Het college baseert zich hierbij op het Beeldkwaliteitsplan, het algemene advies van de CRK van 9 maart 2021 en het zaaksspecifieke advies van de CRK van 19 april 2022.
8.2.
Hoewel het college niet aan een welstandsadvies is gebonden en de verantwoordelijkheid voor welstandstoetsing bij het college zelf ligt, mag het op dat advies afgaan, nadat het is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Deze verplichting is neergelegd in artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) voor de wettelijke adviseur en volgt uit artikel 3:2 van de Awb voor andere adviseurs. Het overnemen van een welstandsadvies behoeft in beginsel geen nadere toelichting. Dit is anders als de aanvrager of een derde-belanghebbende (in dit geval eisers) een advies van een andere deskundig te achten persoon of instantie heeft overgelegd of concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht. [5]
8.2.1.
Uitgangspunt voor de beoordeling van de CRK is de door de gemeenteraad vastgestelde Welstandsnota uit 2016. Daarin staat voor zover van belang bepaald:

Gebied 4 Recreatiegebieden

Gebiedsbeschrijving

Structuur

[...]
Een algemeen kenmerk van deze terreinen is dat ze zijn samengesteld uit verschillende gebouwen die zich op een afgebakend terrein bevinden. In hun totaliteit vormen ze een ruimtelijke eenheid, die zich duidelijk onderscheidt van zijn omgeving in functies en bebouwingstypologie.
[...]

Bebouwing

Zoals gezegd wijkt de bebouwing in deze terreinen af van die in de directe omgeving.
Binnen een terrein is er veel onderlinge variatie in gebouwen. De groene buitenruimte vormt dan het verbindende element.
Op het recreatieterrein [park] in [plaats 1] bevinden zich houten chalets en stacaravans. De bouwmassa's bestaand uit een rechthoekige of L-vormige basisvorm van één bouwlaag welke is afgedekt met een plat dak of een hellend dak van maximaal 45 graden. De bouwmassa's staan minimaal 3 meter van elkaar af en met de kopse kant georiënteerd op de ontsluitingsweg. Minimaal 40% van de breedte staat in de rooilijn. Bijgebouwen staan minimaal 3 meter achter de voorgevelrooilijn.
De gevelopbouw is traditioneel. De gevels zijn opgebouwd uit verticaal of horizontaal geplaatste rabatdelen eventueel boven een metselwerk plint en vertonen weinig plasticiteit. Het kleurgebruik is beperkt tot de materiaaleigen kleur van hout of hout geschilderd in een grijstint of donkere kleur. Hellende daken zijn uitgevoerd als pannendak, Aquapan, daksingels of riet. Dakkapellen komen niet voor.
[...]

Beleid

1. Bij verbouwingen en uitbreidingen dienen de bebouwingskarakteristieken zoals beschreven in de gebiedsbeschrijvingen te worden gerespecteerd.
2. Bij nieuwbouw is vernieuwing mogelijk. Daartoe gelden de criteria voor architectonische kwaliteit in hoofdstuk 5.2. Voor [park] in [plaats 1] blijft de bestaande beeldkwaliteit het uitgangspunt.
3. Aan de randen met het buitengebied dient te worden aangesloten op de bebouwingskarakteristieken van de directe omgeving.

Welstandscriteria

Bouwplannen worden getoetst aan de volgende welstandscriteria:
[...]

Vormgeving

1. Bij verbouwingen en uitbreidingen dienen de bebouwingskarakteristieken te worden gerespecteerd. Zie ook de gebiedsbeschrijving.
2. Bij vervanging en grote uitbreidingen aan andere bestaande gebouwen en bij nieuwbouw is vernieuwing onder voorwaarden mogelijk.

Detaillering, kleuren en materialen

1. Detaillering, kleuren en materialen dienen aan te sluiten bij de karakteristieken van de gebouwen en de bouwwerken in de directe omgeving.
2. Aan de randen met het buitengebied mogen geen grote lichte en/of reflecterende vlakken worden toegepast.
3. De gekozen detaillering, materialen en kleuren ondersteunen het karakter van het bouwwerk.
8.2.2. In de welstandsnota wordt voor wat betreft [park] dus verwezen naar het Beeldkwaliteitsplan dat in 2014 specifiek voor [park] is opgesteld. In het Beeldkwaliteitsplan is onder meer het volgende opgenomen:

Algemeen beeld

Het park kent een sterke autonome uitstraling. Dit komt door de uniforme inrichting van de openbare ruimte en de identieke uitstraling van de chalets. Deze huidige beeldkwaliteit nemen we als uitgangspunt voor nieuwbouw en verbouw van de chalets. Het park zal hierdoor zijn eigen unieke karakter en kwaliteit behouden.
[...]

Materialisatie

Gevels worden uitgevoerd in (red cedar) hout. Rabatdelen kunnen zowel horizontaal als verticaal worden geplaatst. De houten delen kunnen zowel onbehandeld als gebeitst of geschilderd worden toegepast. Indien men kiest de houten delen te schilderen mag dit enkel in een grijstint of donkere kleur worden uitgevoerd. Indien kozijnen worden geschilderd, dienen deze in de kleur wit te worden uitgevoerd. De vaak prefab geproduceerde delen zullen worden geplaatst op een gemetselde plint van baksteen. De kleurstelling van de baksteen is vrij. Een eveneens fraaie oplossing is om het terras in te zetten om het hoogteverschil rondom het chalet op te vangen. Hierbij dient het verhoogde terras als plint voor het chalet. Hellende daken worden uitgevoerd in een pannendak, Aquapan, daksingels (zwart of antraciet) of een rietendak.
8.3.
Naar aanleiding van verschillende bouwplannen op het park heeft de CRK in 2021 een algemeen advies uitgebracht. In het kader van de huidige aanvraag is ook een specifiek advies uitgebracht in 2022. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de CRK met de adviezen voldoende inzichtelijk gemaakt waarom het een enigszins afwijkende en modernere uitstraling bij nieuwbouw op het park aanvaardbaar acht, terwijl in het specifieke advies is uitgelegd waarom dat ook voor dit bouwplan geldt. Daarvoor is het volgende van belang.
8.3.1.
In het algemene advies geeft de CRK terecht aan dat het niet de bedoeling is dat het welstandsbeleid vernieuwing belemmert. Uit de welstandsnota volgt ook dat bij nieuwbouw vernieuwing mogelijk is, waarbij voor [park] de bestaande beeldkwaliteit het uitgangspunt blijft. De CRK wijst er ook terecht op dat duurzaamheid een groot effect heeft op de vormgeving. Dit is volgens de CRK geen belemmering maar een verrijking. De rechtbank kan de CRK volgen in dit standpunt, dat er in de kern op neerkomt dat ook moderner vormgegeven chalets zijn toegestaan. Uit de welstandsnota en het beeldkwaliteitsplan kan niet worden afgeleid dat slechts het type chalets dat er in het verleden is geplaatst, is toegestaan. Wel moeten die nieuwe woningen passen binnen de karakteristieken van het park, die volgen uit de welstandsnota en het beeldkwaliteitsplan.
8.3.2.
In het zaaksspecifieke advies voor de percelen aan de [locatie 1] en [locatie 2] heeft de CRK voldoende onderbouwd dat het bouwplan voldoet aan die karakteristieken. De woningen hebben een duidelijke kaprichting. De hoofdmodus van de gevels is hout. Het metalen dak ter plaatse van de zonnepanelen wordt gezien als zijnde acceptabel mede door de kleurstelling, de uitvoering en het plaatsen van de zonnepanelen. De CRK concludeert dat de bouwplannen voldoen aan de redelijke eisen van welstand.
8.4.
In hetgeen eisers hebben aangevoerd ziet de rechtbank geen aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop. Dat, zoals eisers betogen, deze woningen grotere raampartijen hebben dan de chalets die al aanwezig waren, doet er niet aan af dat de hoofdmodus van de gevels hout is. Verder heeft de CRK toegelicht dat het afwijkende dak acceptabel wordt gevonden vanwege het gebruik van zonnepanelen. De rechtbank oordeelt dat het college zich mocht baseren op de adviezen van de CRK voor deze bouwplannen. De beroepsgrond slaagt niet.
Bouwbesluit 2012
9. Eisers voeren aan dat de omgevingsvergunning in strijd is met het Bouwbesluit 2012 en verwijzen voor de onderbouwing hiervan naar hun bezwaarschrift, waarin zij betogen dat de riolering en watervoorziening in het park vernieuwd moeten worden zodat niet aan de eisen daarvoor kan worden voldaan. In aanvulling hierop benadrukken eisers dat de tekeningen met de aansluitpunten hoogstwaarschijnlijk niet correct zijn. Er bestaat geen kaart van het leidingennet van het park waardoor vooraf ook niet kan worden bepaald waar de aansluitingen komen.
9.1.
Zoals ook op de zitting besproken zien deze gronden niet zozeer op de woningen zelf, maar op de nutsvoorzieningen, onder meer omdat voor eisers niet duidelijk is hoe die precies lopen. De rechtbank oordeelt dat het college zich terecht op het standpunt stelt dat Bouwbesluit 2012 niet ziet op de staat van de nutsvoorzieningen in het park. Dat ligt nu niet ter beoordeling voor. Er is ook geen reden om te veronderstellen dat het feitelijk niet mogelijk zal zijn om de woningen aan die nutsvoorzieningen aan te sluiten. De beroepsgrond slaagt niet.
Archeologie
10. Eisers voeren aan de omgevingsvergunning niet voldoet aan artikel 13.2.1 van de planregels. Uit dat artikel volgt volgens eisers dat voor woningen die groter zijn dan 100 m2 een rapport moet worden overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate worden vastgesteld. Dit rapport ontbreekt bij beide woningen. Dat een archeologisch onderzoek alleen verplicht is bij nieuwe bodemverstoringen is niet terug te vinden in het bestemmingsplan. Ook is dit niet opgenomen in de Erfgoedverordening.
10.1.
De rechtbank oordeelt dat deze bepaling uit het bestemmingsplan niet beoogt de belangen van eisers te beschermen. Een eventuele schending van deze norm kan daarom in beroep niet leiden tot vernietiging van de omgevingsvergunning. [6] De rechtbank bespreekt deze beroepsgrond daarom niet.
Wet natuurbescherming
Onderzoek naar dieren en natuur
11. Eisers voeren aan dat de bouwplannen – met name door de al genoemde lichthinder door de grote raampartijen – negatieve gevolgen zullen hebben voor de natuur en de dieren op het park. Volgens eisers moet het college onderzoeken wat de impact is van de nieuwe woningen met de grote raampartijen op de natuur en diersoorten.
11.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van een aanhaakverplichting en dat dit onderwerp daarom geen deel uitmaakt van de omgevingsvergunning.
11.2.
In deze procedure over de omgevingsvergunning kan de vraag of een ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming nodig is, alleen aan de orde komen als de zogenoemde aanhaakplicht op grond van artikel 2.2aa van het Besluit omgevingsrecht geldt. Deze aanhaakverplichting is alleen van toepassing als er een vergunningplicht op grond van de Wet natuurbescherming geldt. Het college stelt zich op het standpunt dat er geen reden is om te veronderstellen dat voor dit bouwplan een natuurvergunning nodig is. Eisers hebben dit ook niet aannemelijk gemaakt met hun enkele stelling dat de grote raampartijen negatieve gevolgen zullen hebben voor de dieren op het park. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de omgevingsvergunning in stand blijft. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.M. Stroink, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
2.Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo.
6.Artikel 8:69 van de Algemene wet bestuursrecht.