Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
2. [partij 3]
1.De procedures
- het vonnis van 30 oktober 2024,
- het verkorte proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 12 maart 2025.
2.De feiten in de hoofdzaak
Debitor cessus 1”– alsmede op [partij 3] – hierna te noemen:
“Debitor cessus 2” – uit hoofde van onrechtmatig handelen c.q. onrechtmatige daad verband houdende met de heiwerkzaamheden die op en/of omstreeks 22 oktober 2021 hebben plaatsgevonden op het perceel plaatselijk bekend [adres 1] (...) per datum van de overdracht van het Pand overgedragen aan de Cessionaris, welke overdracht door Cessionaris is aanvaard en middels deze akte schriftelijk wordt vastgelegd.
3.Het geschil en de beoordeling in de hoofdzaak
4.Het geschil en de beoordeling in de vrijwaring met rolnummer 24-365
5.Het geschil en de beoordeling in de vrijwaring met rolnummer 24-366
6.De beslissing
- aan de zijde van [partij 2] in de hoofdzaak: € 2.889,- aan vast recht en € 2.428,- aan salaris voor de advocaat (2 punten, tarief IV) en de nakosten, bepaald op € 178,00, verhoogd met € 92,00 voor het geval dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden en nodig is geweest,
- aan de zijde van [partij 2] in het vrijwaringsincident: € 614,- aan salaris voor de advocaat (1 punt, tarief II)
- aan de zijde van [partij 3] in de hoofdzaak: € 2.889,- aan vast recht en € 2.428,- aan salaris voor de advocaat (2 punten, tarief IV), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na heden tot aan de dag der algehele voldoening, en de nakosten, bepaald op € 178,00, verhoogd met € 92,00 voor het geval dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden en nodig is geweest,
- aan de zijde van [partij 3] in het vrijwaringsincident: € 614,- aan salaris voor de advocaat (1 punt, tarief II),