9.Afwezigheid wilsgebreken/onrechtmatigheden en afzien van Schadeclaims
Partij A erkent en bevestigt door ondertekening van deze vaststellingsovereenkomst dat deze overeenkomst op geen enkele wijze door dwang, dwaling, bedrog of door misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen.
(…)
Partij A verklaart dat haar een termijn van ten minste één week is geboden voor beraad over deze overeenkomst.
(…)”
6. Op 12 januari 2023 heeft belanghebbende bij de politie aangifte gedaan van een cybercrime. In het procesverbaal van deze aangifte staat, kort weergegeven, dat belanghebbende bij de politie heeft verklaard dat zijn wallet met cryptovaluta op 28 of 29 december 2022 is gehackt; dat zijn bitcoins zijn weggenomen en dat hij dit op 31 december 2022 heeft geconstateerd.
7. Op 23 januari 2023 is de navorderingsaanslag IB/PVV 2018 aan belanghebbende opgelegd. Op 2 februari 2023 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen deze navorderingsaanslag.
8. Bij uitspraak op bezwaar is het bezwaar ongegrond verklaard. Het bezwaar is, onder verwijzing naar onderdeel 8 van de VSO, door de inspecteur niet inhoudelijk beoordeeld.
Beoordeling door de rechtbank
9. De rechtbank beoordeelt of de uitspraak op bezwaar terecht ongegrond is verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
10. In geschil is primair of belanghebbende ontvankelijk is in het beroep. Partijen verschillen daarbij van mening over het antwoord op de vraag of de bepaling over het afzien van bezwaar en beroep in de VSO in onderdeel 8 van de VSO (zie hiervóór onder 6.) van toepassing is op de hoogte van de belastingheffing. De vaststelling van de waarde van het box 3 vermogen op peildatum 1 januari 2018 is niet in geschil.
11. Belanghebbende is van mening dat de VSO niet geldt voor de belastingheffing. De VSO heeft volgens hem uitsluitend betrekking op de vaststelling van het box 3 vermogen per 1 januari 2018. De belastingheffing over het box 3 vermogen is niet expliciet geregeld in de VSO. Hoewel in de VSO afstand is gedaan van bezwaar en beroep geldt dit volgens belanghebbende alleen voor de onderwerpen die expliciet in de VSO zijn geregeld. Omdat de belastingheffing niet is uitgewerkt in de VSO valt de bepaling over het afzien van bezwaar en beroep volgens hem buiten de reikwijdte van de gemaakte afspraak. Daarnaast is belanghebbende van mening dat vanwege de diefstal van zijn bitcoins, in december 2022, sprake is van een buitensporige last, daarbij verwijst hij naar het arrest van de Hoge Raad van 6 april 2018en het Kerstarrest.
12. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ontvankelijk is. De inspecteur heeft het bezwaar ten onrechte niet inhoudelijk beoordeeld. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Uitleg van de VSO/reikwijdte van de bepaling inzake afstand van rechtsmiddelen
13. De rechtbank stelt voorop dat het een belastingplichtige in beginsel vrijstaat in het kader van een met de Belastingdienst gesloten vaststellingovereenkomst afstand te doen van zijn recht tegen een hem overeenkomstig die vaststellingsovereenkomst op te leggen aanslag met een bezwaar- of beroepschrift op te komen. In een dergelijk geval moet uit hetgeen is overeengekomen kunnen worden afgeleid dat de belastingplichtige uitdrukkelijk afstand van het recht van bezwaar en beroep heeft gedaan en op welke tussen partijen bestaande onzekerheden of punten van geschil die afstand van recht betrekking heeft.
14. Belanghebbende heeft
14. in de overeenkomst afgezien van het recht op bezwaar en beroep, ter zake van de in de overeenkomst geregelde onderwerpen. Vraag is dus of de belastingheffing in de VSO geregeld is.
15. Vanaf de eerste contactlegging door [persoon C] met de Belastingdienst is duidelijk dat hij namens belanghebbende in overleg wenste te treden. Daarbij is de berekening van de te betalen belasting als afzonderlijk onderwerp benoemd. Uit de VSO kan niet worden afgeleid dat op enig moment is gesproken over de berekening van de te betalen belasting. Vanaf 21 september 2022 heeft [persoon C] de belangen van belanghebbende niet langer behartigd. De kort daarna tot stand gekomen VSO is niet door een gemachtigde ondertekend.
16. Partijen verschillen niet van mening dat de omvang van het box 3 vermogen per 1 januari 2018 in de VSO is geregeld. In de VSO is vervolgens, onder 5. vermeld
: “Deze bedragen worden nagevorderd in de Inkomstenbelasting Premie volksverzekering 2018 van partij A
”.Strikt genomen is dit niet juist. Immers, niet het vermogen zelf wordt nagevorderd, maar het rendement over dit vermogen wordt in de heffing betrokken Aan de inspecteur kan worden toegegeven het forfaitaire rendement over het box 3 vermogen rechtstreeks uit de wet voortvloeit. Daarmee staat in beginsel met een akkoord over de hoogte van het vermogen, ook de hoogte van de forfaitaire belastingheffing vast.
17. In het hiervoor genoemde Kerstarrest van 24 december 2021 heeft de Hoge Raad echter geoordeeld dat het systeem van box 3 zoals dat geldt vanaf het jaar 2017 voor degene die door dit stelsel wordt geconfronteerd met een heffing naar een voordeel uit sparen en beleggen dat hoger is dan het werkelijk behaalde rendement, leidt tot een schending van zijn door artikel 1 Eerste Protocol (EP) en artikel 14 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) gewaarborgde rechten.
18. Gelet op de uitdrukkelijk uitgesproken wens om óók over de hoogte van de belastingheffing overleg te voeren, de omstandigheid dat de VSO geen blijk geeft van dit overleg én de omstandigheid dat uit het Kerstarrest volgt dat de forfaitaire heffing kan leiden tot een schending van het recht op eigendom en het gelijkheidsbeginsel uit het EVRM kan redelijkerwijze niet worden gezegd dat met het bereiken van overeenstemming over de hoogte van het vermogen, óók overeenstemming is bereikt over de belastingheffing hierover. De onder 16. geciteerde zin is van onvoldoende gewicht om de conclusie te kunnen dragen dat de belastingheffing over het vermogen een in de VSO geregeld onderwerp is. Belanghebbende heeft dus ten aanzien van de belastingheffing niet afgezien van zijn recht beroep. Het beroep is daarmee ontvankelijk.
19. Het voorgaande leidt eveneens tot de conclusie dat belanghebbende niet heeft afgezien van zijn recht op bezwaar. De inspecteur heeft het bezwaarschrift van belanghebbende daarom ten onrechte niet inhoudelijk beoordeeld, wat er ook zij van diens conclusie dat het bezwaar ongegrond (in plaats van niet-ontvankelijk) is. In een dergelijk geval heeft als hoofdregel te gelden dat de zaak moet worden teruggewezen naar de inspecteur. De rechtbank heeft geen aanleiding om van deze hoofdregel af te wijken. De inspecteur heeft verzocht om terugwijzing. Belanghebbende moet de gelegenheid worden geboden zijn stelling, dat hij een negatief rendement heeft genoten, te bewijzen. Belanghebbendes standpunt met betrekking tot de diefstal van de cryptovaluta zal in de bezwaarfase moeten worden betrokken in de beoordeling van de stelling dat sprake is van een buitensporige last.
20. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het beroep gegrond moet worden verklaard. De inspecteur dient het bezwaar alsnog inhoudelijk te behandelen.
Immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
21. Belanghebbende heeft verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.
22. Nu de rechtbank de zaak terugwijst naar de inspecteur voor het nemen van een nieuwe beslissing op bezwaar is de bezwaarfase nog niet geëindigd. De periode waarmee de redelijke termijn is overschreden is daarom nog niet vast te stellen zodat de rechtbank nog niet op het verzoek kan beslissen.
23. Het beroep is gegrond. Dit betekent dat de rechtbank de uitspraak op bezwaar vernietigt. De inspecteur moet een nieuwe beslissing nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak.
24. Belanghebbende krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten omdat niet is gebleken dat belanghebbende kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen. Wel dient de inspecteur het griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- draagt de inspecteur op een nieuwe uitspraak op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat de inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht van € 50 vergoedt;
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Germs-de Goede, rechter, in aanwezigheid van mr. L.A. Aalbersberg, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “ Formulieren en inloggen” op www. rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.