In deze uitspraak legt de rechtbank Gelderland haar lijn vast voor het bepalen van nadere beslistermijnen bij beroepen tegen het niet tijdig nemen van besluiten op aanvragen om herbeoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid. De rechtbank maakt een onderscheid tussen (her)beoordelingen van werknemers en (ex-)werknemers op verzoek van (ex-)werkgevers. Voor werkgeversberoepen wordt een nadere beslistermijn van vier maanden opgelegd, terwijl voor werknemersberoepen een termijn van twee maanden geldt, gerekend vanaf de verzending van de uitspraak. Indien er al een spreekuur met de verzekeringsarts is gepland, worden deze termijnen verkort tot respectievelijk twee maanden en één maand. Deze richtlijnen zijn bedoeld om zowel de zorgvuldigheid van de beoordeling door het UWV te waarborgen als de belangen van de aanvragers te dienen.
In het specifieke geval van eiseres, die op 19 november 2024 een aanvraag indiende voor herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid van haar (ex-)werkneemster, heeft de rechtbank vastgesteld dat het UWV niet tijdig heeft beslist. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard en het UWV opgedragen om binnen twee maanden na een gepland spreekuur met de verzekeringsarts een besluit te nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. De rechtbank heeft ook de al verschuldigde dwangsom vastgesteld op € 1.442 en het UWV veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiseres.