ECLI:NL:RBGEL:2025:244

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
17 januari 2025
Zaaknummer
05.042720.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor meerdere diefstallen met geweld en poging tot diefstal met geweld, met inachtneming van jeugdstrafrecht en PIJ-maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 14 januari 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die werd beschuldigd van meerdere diefstallen met geweld en een poging tot diefstal met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, betrokken was bij verschillende gewelddadige berovingen van jongeren in Nijmegen en Arnhem. De feiten vonden plaats tussen januari 2024 en januari 2025, waarbij slachtoffers onder bedreiging van geweld hun bezittingen moesten afgeven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 266 dagen, met aftrek van de tijd die hij al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast is een voorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd, met bijzondere voorwaarden die direct uitvoerbaar zijn verklaard. De rechtbank heeft rekening gehouden met de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die lijdt aan verschillende gedragsstoornissen. De rechtbank heeft ook de schadevergoedingsvorderingen van de slachtoffers toegewezen, waarbij de verdachte verplicht is om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers heeft meegewogen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/042720-24; 05/155194-24 (gev.ttz) en 18/105915-23 (tul)
Datum uitspraak : 14 januari 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2006 in [geboorteplaats] (Somalië),
op dit moment gedetineerd in RJJI [verblijfplaats] te [plaats 1].
Raadsman: mr. T.W. Delhaye, advocaat in Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting achter gesloten deuren.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Parketnummer 05/042720-24
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 januari 2024 te Nijmegen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een mobiele telefoon (iphone apple 13) en/of 20 euro en/of sigaretten in elk geval
enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld
tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of
gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere
deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 1] beet te pakken en vervolgens in een steeg
te duwen en/of mee te nemen naar een steeg en/of vervolgens aldaar tegen een
muur te drukken/houden en vervolgens tegen die [slachtoffer 1] te roepen: Heb je een
telefoon, passen een of geld bij je?" en/of: "stil zijn anders steek ik je neer en snij ik
je strot door" althans worden van gelijke aard/strekking en vervolgens de kleding
van die [slachtoffer 1] hebben doorzocht en/of vervolgens tegen die [slachtoffer 1] te roepen:
"meelopen naar een pinautomaat en/of je moet meer geld pinnen", althans
woorden van gelijke aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 28 januari 2024 te [plaats 2], gemeente [gemeente]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een mobiele telefoon (apple iphone 12) en/of een jas (nike), in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld
tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of
gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere
deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren, door die fietsende [slachtoffer 2] de vrije doorgang te blokkeren
door voor zijn fiets te gaan staan en/of vervolgens tegen hem te roepen: "heb je
sigaretten, haal je zakken leeg anders steek ik je" althans woorden van gelijke
aard/strekking en/of vervolgens die [slachtoffer 2] achterwaarts te benaderen en vervolgens
in een nekklem aan te leggen en zijn fiets onder hem vandaan te trekken en/of
vervolgens zijn kleding en rugzak te doorzoeken en/of vervolgens de jas van die
[slachtoffer 2] uit te trekken waarna verdachte en/of diens mededader(s) met een telefoon
een foto van het gezicht van die [slachtoffer 2] heeeft/hebben gemaakt en daarbij dreigend
tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben geroepen: "indien je aangifte bij de politie gaat doen
komen we je steken" althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
3.
hij op of omstreeks 28 januari 2024 te Nijmegen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 50 euro, in elk
geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 3] en/of een derde
toebehoorde(n)
door groepsgewijs onverhoeds achter die op een bankje zittende [slachtoffer 3] te gaan
staan en/of vervolgens tegen hem te roepen: "heb je sigaretten" en/of : "geef me 50
euro, geef me je pinpas" althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
vervolgens - toen die [slachtoffer 3] aangaf geen pinpas te hebben - dreigend tegen die
[slachtoffer 3] te roepen: "anders gaat het anders aflopen en gaan jullie het wel voelen" ,
althans woorden van gelijke aard en/of strekking waarna die [slachtoffer 3] met zijn
telefoon 50 euro naar zijn lopende rekening overmaakte en vervolgens die bij een
pinautomaat pinde en afgaf aan verdachte en/of diens mededaders;
Parketnummer 05/155194-24
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 januari 2024 te Arnhem
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,
een hoeveelheid sigaretten en/of lippenbalsem, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om
het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan,
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die
[slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk
te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers
aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 4] beet te pakken en/of vervolgens
dreigend de woorden toe te voegen:"Geef me je spullen, haal je zakken leeg, sta op
leeg je kankerzakken" en/of: "alles alles geef" althans woorden van gelijke aard
en/of strekking en/of vervolgens een harde duw tegen zijn lichaam heeft/hebben
gegeven tengevolge waarvan die [slachtoffer 4] is komen te vallen en/of vervolgens
(tevens) heeft toevoegd: "geef mij je airpods" en vervolgens die [slachtoffer 4] tegen zijn
hoofd en/of lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of het voorval met
een mobiele telefoon heeft vastgelegd door het te filmen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 januari 2024 te Arnhem
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid sigaretten en/of
lippenbalsem in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 4]
en/of een derde toebehoorde(n)
door die [slachtoffer 4] beet te pakken en/of mee te voeren naar een steeg/portiek en/of
vervolgens dreigend de woorden toe te voegen:"Geef me je spullen, haal je zakken
leeg, sta op leeg je kankerzakken" en/of: "alles alles geef" althans woorden van
gelijke aard en/of strekking en/of vervolgens een harde duw tegen zijn lichaam
heeft/hebben gegeven tengevolge waarvan die [slachtoffer 4] is komen te vallen en/of
vervolgens (tevens) heeft toevoegd: "geef mij je airpods" en vervolgens die [slachtoffer 4]
tegen zijn hoofd en/of lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of het
voorval met een mobiele telefoon heeft vastgelegd door het te filmen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 januari 2024 te Arnhem
openlijk, te weten, de Beekstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op
een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [slachtoffer 4]
door
- die [slachtoffer 4] groepsgewijs te benaderen en/of
- een harde duw te geven tengevolge waarvan die [slachtoffer 4] ten val kwam en/of
- die [slachtoffer 4] mee te trekken naar een portiek en/of vervolgens te slaan en/of te
schoppen en/of
-opruiende teksten te roepen naar diens mededader(s) zoals: "sla hem, pak hem,
althans soortgelijke woorden en/of
-de vechtpartij vast te leggen/te filmen met een mobiele telefoon;
2.
hij op of omstreeks 15 januari 2024 te Arnhem
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om geld en/of goederen van verdachtes gading, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk
om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen
volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 5], te plegen met het
oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of
om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het
misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
die [slachtoffer 5] bij zijn schouder/lichaam heeft/hebben beetgepakt en/of vervolgens
dreigend heeft/hebben toegevoegd: "blijf stil staan" althans woorden van gelijke
aard en/of strekking en/of (daarbij ) een scherp voorwerp in zijn buik(streek)
heeft/hebben gedrukt en/of gehouden en/of vervolgens in zijn gezicht en/of tegen
zijn lichaam heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of getrapt
en/of heeft/hebben getracht die [slachtoffer 5] op de grond de gooien en/of het voorval
met een mobiele telefoon heeft vastgelegd door het te filmen;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 januari 2024 te Arnhem
openlijk, te weten, de Beekstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op
een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [slachtoffer 5]
door die [slachtoffer 5]
-groepsgewijs te belagen en/of
-tegen zijn hoofd en/of lichaam te stompen en/of te slaan en/of te schoppen en/of
te trappen en/of
-opruiende woorden tegen diens mededader(s) te roepen zoals: "sla hem, pak hem,
pak alles" althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
-de vechtpartij vast te leggen met een mobiele telefoon door het te filmen.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van alle op de dagvaardingen (parketnummers 05/042720-24 en 05/155194-24) ten laste gelegde feiten aangevoerd dat verdachte (hierna: [verdachte]) deel heeft uitgemaakt van een groep die gezamenlijk heeft geopereerd en dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen alle verdachten.
Ten aanzien van de ten laste gelegde feiten onder het parketnummer 05/042720-24 heeft de officier van justitie zich verder op het volgende standpunt gesteld.
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 is tot een bewezenverklaring gerekwireerd. Hiertoe is aangevoerd dat [verdachte] samen met de medeverdachten aanwezig en betrokken is geweest bij de beroving in de steeg bij Plein 1944, bij de beroving bij de fietsbrug naar [plaats 2] en bij de afdreiging op de Burchtstraat.
Ten aanzien van de ten laste gelegde feiten onder het parketnummer 05/155194-24 heeft de officier van justitie zich op het volgende standpunt gesteld.
Ten aanzien van feit 1 primair is tot een bewezenverklaring gerekwireerd. Hiertoe is aangevoerd dat [verdachte] en de medeverdachten doelbewust op [slachtoffer 4] af zijn gegaan, hem in een portiek hebben geduwd en zijn spullen hebben afgenomen. De bijdrage van [verdachte] was van aanzienlijk gewicht. Ten aanzien van feit 2 primair is tot vrijspraak gerekwireerd. Hiertoe is aangevoerd dat [slachtoffer 5] de klappen heeft opgevangen, maar dat geen sprake is geweest van een poging tot diefstal. Daarmee komt de officier van justitie tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde openlijk geweld.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de ten laste gelegde feiten onder het parketnummer 05/042720-24 heeft de raadsman zich op het volgende standpunt gesteld.
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 is integrale vrijspraak bepleit. Hiertoe is aangevoerd dat [verdachte] op het moment dat de onder 2 ten laste gelegde diefstal met geweld zou hebben plaatsgevonden zich op een andere plaats bevond. Ter zake de feiten 1 en 3 is aangevoerd dat [verdachte] zich afzijdig heeft gehouden van de medeverdachten, dat hij aldus geen rol heeft gespeeld bij de berovingen en dat enkel zijn aanwezigheid in de buurt onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Ten aanzien van de ten laste gelegde feiten onder het parketnummer 05/155194-24 heeft de raadsman zich op het volgende standpunt gesteld.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 is integrale vrijspraak bepleit. Hiertoe is aangevoerd dat het dossier geen aanwijzingen bevat dat [verdachte] opzet had op de (poging tot) diefstal, dat er geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen hem en de medeverdachten en dat [verdachte] zelf geen handelingen heeft verricht ten aanzien van de aangevers [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5]. Er is zodoende ook geen sprake van een wezenlijke of significante bijdrage van [verdachte] aan het openlijk geweld. Tot slot is naar voren gebracht dat de verklaring van aangever [slachtoffer 5] lijkt op een ingevulde herinnering en dat de verklaring derhalve onvoldoende bewijskracht bevat.
Parketnummer 05/042720-24 [1]
De beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Aangever [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) heeft verklaard dat hij op 29 januari 2024 rond 01.00 uur in de richting van Plein 1944 in Nijmegen liep. Hij liep langs een groep jongens. Hij zag dat twee van die vier jongens zijn kant op kwamen rennen en hem inhaalden. De vier jongens hielden hem tegen, pakten hem vast en duwden hem een steeg in. [slachtoffer 1] werd in de steeg tegen een muur gezet. De jongens vroegen aan hem wat hij bij zich had en of dat telefoons, passen of cash waren. [slachtoffer 1] hoorde de jongens zeggen: “stil zijn anders steek ik je neer en snij ik je strot door”. Vervolgens zag [slachtoffer 1] dat de jongens zijn kleding gingen doorzoeken en dat ze zijn telefoon (een Apple iPhone 13), sigaretten en een briefje van 20 euro uit zijn kleding haalden. [slachtoffer 1] hoorde de jongens vervolgens zeggen dat hij geld moest pinnen. [slachtoffer 1] gaf aan dat hij een tientje kon pinnen. Er kwam iets later ook een vijfde jongen bij de groep die opviel omdat hij groter was, een donkere huidskleur had en wat ouder was. [slachtoffer 1] had het idee dat deze jongen een soort van leider was en wilde controleren wat de andere jongens deden. Die jongen zei dat [slachtoffer 1] veel meer moest pinnen. Die oudere jongen zei ook tegen de andere jongens: “wat hebben jullie allemaal en wat had hij bij zich”. Vervolgens moest [slachtoffer 1] met de jongens meelopen naar een pinautomaat. Onderweg naar de pinautomaat troffen zij de politie. [2]
[medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]) heeft bij de politie verklaard dat hij met [verdachte], [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2]) en [medeverdachte 3] (hierna [medeverdachte 3]) en met de jongen die beroofd is (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1]) in de steeg is geweest. [3]
[verdachte] heeft bij de politie verklaard dat [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in de steeg waren. [verdachte] ging later naar die steeg en vroeg aan hen waarom het zo lang duurde. [4] [verdachte] heeft verder verklaard dat hij toen bij de jongens in de steeg is gaan staan. [verdachte] wist dat de jongen in de steeg moest gaan pinnen omdat dat eerder ook was gebeurd. [5]
De telefoon van [slachtoffer 1] is bij de aanhouding door de politie in de jaszak van [medeverdachte 3] aangetroffen. [6]
De camerabeelden van winkel [winkel], gelegen aan plein 1944, zijn door de politie bekeken en uitgeschreven. Het fragment begint op 29 januari 2024 om 01.02 uur. Te zien is dat twee jongens, NN2 en NN4, het slachtoffer insluiten. Het slachtoffer loopt dan achteruit de steeg in en NN2 en NN4 volgen hem. Op dat moment komt NN1 in versnelde pas aan en rent door het steegje in. Kort daarna, om 01.04 uur komt NN3 in beeld en loopt ook de steeg in. Om 01.05 uur is te zien dat er vijf jongens uit de steeg komen lopen, aangever [slachtoffer 1] loopt voorop. Te zien is dat de groep gezamenlijk naar links loopt. Drie van de vier jongens op de beelden zijn herkend als: [medeverdachte 2] (NN1), [medeverdachte 3] (NN2) en [medeverdachte 1] (NN4). [7] Gelet op het voorgaande en de verklaring van [verdachte] stelt de rechtbank vast dat NN3 [verdachte] is en dat [verdachte] kort na de andere verdachten als laatste het steegje inloopt.
De camerabeelden met betrekking tot het onderhavige feit in combinatie met die van het onder 3 ten laste gelegde feit (dat in dezelfde avond/nacht plaatsvond) worden door de politie bekeken en beschreven. Het betreft dezelfde groep van vier verdachten (door verbalisant op deze beelden herkend als [verdachte], [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]), Drie jongens worden beschreven als licht getint. Eén jongen wordt beschreven als donker getint. Het betreft hier [verdachte]. [8] [verdachte] is de oudste van de vier verdachten. [9]
Op basis van de hierboven weergegeven beschrijving en beoordeling van de beelden van winkel [winkel] ([verdachte] komt als laatste het steegje in), de bovengenoemde beschrijving van de vier verdachten ([verdachte] wordt, anders dan de drie overige verdachten, beschreven als donker getint), de leeftijd van [verdachte] (hij is de oudste van de vier), gecombineerd met de verklaring van [verdachte] dat hij (wat later) op de plaats delict aanwezig was, stelt de rechtbank vast dat [verdachte] diegene is die door aangever wordt omschreven als ‘de vijfde jongen’ die later kwam met de, in de woorden van aangever ‘soort van leidende rol’.
De rechtbank acht de verklaring van aangever op dit punt voldoende betrouwbaar. Dit omdat aangever uitdrukkelijk benoemt dat deze (vijfde) persoon hem opviel. Hij was groter, ouder , met een donkere huiskleur. De aangever geeft een duidelijk signalement. Uit de beelden en verklaringen is gebleken dat er, naast aangever, niet vijf jongens in de steeg waren, maar vier. Dit maakt echter niet dat daardoor de verklaring van aangever voor het overige onbetrouwbaar is. Verschillen in verklaringen kunnen immers veroorzaakt zijn door de feilbaarheid van het menselijk geheugen, bijvoorbeeld teweeggebracht onder invloed van emoties ontstaan door het delict. Het is voorstelbaar dat aangever zich heeft vergist in het precieze aantal jongens dat hem overviel onder de voor hem ongetwijfeld stressvolle omstandigheden. De verklaring van aangever vindt ook ruim voldoende ondersteuning in de overige bewijsmiddelen.
Diefstal met geweld
De rechtbank stelt vast dat niet ter discussie staat dat die nacht, in de steeg bij Plein 1944, te Nijmegen een beroving heeft plaatsgevonden waarbij aangever [slachtoffer 1] een mobiele telefoon (iPhone 13), 20 euro en sigaretten werden afgenomen. De vraag die voorligt is wie zich aan deze beroving schuldig heeft gemaakt.
De rechtbank stelt op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen vast dat alle vier de verdachten in de steeg zijn geweest en dat [slachtoffer 1] daar zijn spullen werden afgenomen. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] hebben [slachtoffer 1] ingesloten en hem de steeg in gedwongen, daarna heeft [medeverdachte 2] zich bij hen gevoegd en iets later sloot ook [verdachte] aan. Op grond van de hierboven benoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [verdachte] zich toen met de beroving van [slachtoffer 1] heeft bemoeid
De kleding van [slachtoffer 1] werd doorzocht en [slachtoffer 1] moest van de jongens geld gaan pinnen. De groep jongens, waaronder [verdachte], is toen gezamenlijk de steeg uitgelopen. De telefoon van [slachtoffer 1] is later die avond bij [medeverdachte 3] aangetroffen. Uit de bewijsmiddelen volgt verder dat zowel voor als tijdens de beroving geweld is gebruikt tegen [slachtoffer 1] en dat hij bedreigd is met geweld. Dit geweld is dienstbaar geweest aan de diefstal.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van het geheel – waaronder het dwingen van [slachtoffer 1] in de steeg, het doorzoeken en afpakken van zijn spullen, het bedreigen van [slachtoffer 1] en hem te dwingen naar een pinautomaat te gaan – er sprake is geweest van diefstal met geweld. Uit de verklaring van [slachtoffer 1] blijkt dat alle jongens in de steeg zich actief met de beroving hebben bemoeid. [verdachte] was één van hen. Er was een nauwe en bewuste samenwerking. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [verdachte] een wezenlijke bijdrage geleverd aan deze diefstal. [verdachte] was immers in de steeg aanwezig – mede waardoor [slachtoffer 1] niet zomaar weg kon – en heeft zich actief bemoeid met de beroving. [slachtoffer 1] spreekt zelfs van een leidende rol waarin [verdachte] opdrachten gaf aan [slachtoffer 1] over meer geld pinnen en bij de andere jongens checkte wat er was buitgemaakt. Bewezen kan daarom worden dat [verdachte] zich tezamen en in vereniging met anderen schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde diefstal met geweld.
Feit 2
Aangever [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]) heeft verklaard dat hij op 28 januari 2024 rond 21.00 uur richting zijn woning in [plaats 2] voorbij de poort op de [fietsbrug] (de rechtbank begrijpt: de fietsbrug tussen [plaats 3] en [plaats 2]) fietste. [slachtoffer 2] zag dat er iemand voor hem stond die zei dat hij moest stoppen. De jongen vroeg om sigaretten en [slachtoffer 2] moest zijn zakken van die jongen leeghalen. Als hij dat niet zou doen zou de jongen hem steken. [slachtoffer 2] voelde dat iemand hem in een nekklem pakte en hem naar achteren trok. [slachtoffer 2] voelde dat zijn fiets onder hem vandaan werd getrokken. De persoon achter hem probeerde [slachtoffer 2] naar de grond te werken. Nog een ander persoon voelde in de jas en broekzakken van [slachtoffer 2]. De jongens keken ook in zijn rugzak. De (de rechtbank begrijpt: als derde genoemde) persoon haalde zijn telefoon en sleutels uit zijn zak. De persoon die de nekklem had aangelegd liet hem los en deed de jas van [slachtoffer 2] uit. Vervolgens zag [slachtoffer 2] dat er een foto van zijn gezicht werd gemaakt en hij hoorde de jongens zeggen dat hij niet naar de politie mocht gaan om aangifte te doen omdat ze hem anders zouden steken. [slachtoffer 2] kreeg zijn sleutels terug en toen liepen de jongens weg. Zij hadden de telefoon (een Apple iPhone 12) en de jas (merk Nike) van [slachtoffer 2] meegenomen. Drie jongens waren lichtgetint en één persoon had een donkere huidskleur. [10] [slachtoffer 2] heeft verder verklaard dat de jongens verschillende rollen hadden, variërend van het stoppen van de fiets tot het aanleggen van de nekklem en het doorzoeken van zijn zakken. Er was één donker getinte man die [slachtoffer 2] woordelijk heeft bedreigd met een mes. [11]
Tijdens het onderzoek naar de onder [medeverdachte 2] inbeslaggenomen telefoon is een kort filmpje aangetroffen. Hierop is een jongen te zien die overeenkomt met aangever [slachtoffer 2]. Het filmpje is gemaakt om 21.25 uur. [12] [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij die avond met [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [verdachte] op de fietsbrug was en dat hij een filmpje heeft gemaakt van een jongen. [13]
[verdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij samen met [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in de stad was. Hij heeft verder verklaard dat de jongens gretig waren naar geld en dat zij mensen wilden ‘nakken’ (de rechtbank begrijpt: stelen of slaan). [verdachte] zag dat de jongen op de fiets werd vastgegrepen door de jongens en dat de jongen werd gefilmd en bedreigd. De jongen is beroofd van zijn telefoon en jas. De jongens [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] waren allemaal op de brug en hadden allemaal een aandeel in de beroving. [14] Verder heeft [verdachte] verklaard dat hij ook aanwezig was op de fietsbrug. [15]
Diefstal met geweld
De rechtbank stelt vast dat niet ter discussie staat dat in de avond van 28 januari 2024 op de fietsbrug tussen [plaats 3] en [plaats 2] een aantal jongens de jas en telefoon hebben afgenomen van [slachtoffer 2]. De rechtbank overweegt ten aanzien van het ten laste gelegde medeplegen van diefstal met geweld als volgt.
Op basis van de verklaring van [verdachte] stelt de rechtbank verder vast dat hij wist dat de jongens uit waren op stelen. Uit de aangifte leidt de rechtbank af dat de jongens op de fietsbrug de doorgang van [slachtoffer 2] hebben geblokkeerd en dat zij hem vervolgens bedreigd. [medeverdachte 2] heeft [slachtoffer 2] toen op de brug gefilmd. Het gaat hier, bij feit 2, om dezelfde dadergroep als bij feit 1. Bij de bespreking van de bewijsmiddelen van feit 1 heeft de rechtbank geconcludeerd dat [verdachte] de enige donkergetinte jongen was in het gezelschap. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat de groep jongens verschillende (gewelds)handelingen bij hem uitvoerden, waarbij de donkere jongen hem woordelijk heeft bedreigd. Op basis van het voorgaande en op basis van de bovengenoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 2], [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [verdachte] die bewuste avond rond 21.00 uur op de fietsbrug zijn geweest en zij de jas, broekzakken en tas van [slachtoffer 2] hier hebben doorzocht en zijn telefoon en jas hebben meegenomen.
Uit de bewijsmiddelen volgt verder dat de groep jongens [slachtoffer 2] heeft gedwongen te stoppen met fietsen, zijn fiets onder hem hebben weggetrokken hebben en dat ze hem (bij zijn nek) in een klem hebben vastgepakt. Verder volgt uit de bewijsmiddelen dat alle verdachten, dus ook [verdachte], betrokken zijn geweest bij de beroving van [slachtoffer 2] en dat zij hebben deelgenomen aan de (gewelds)handelingen die dienstbaar zijn geweest aan deze beroving. [verdachte] heeft [slachtoffer 2] bedreigd. Dat is een significante bijdrage aan de diefstal met geweld. Uit de bewijsmiddelen volgt verder dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten die als gezamenlijke groep hebben geopereerd en dat zij inwisselbare rollen hebben vervuld. Daarom kan bewezen worden dat [verdachte] zich tezamen en in vereniging met anderen schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde diefstal met geweld
Feit 3 – vrijspraak
Uit het dossier leidt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden af.
Op 28 januari 2024 is [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3]) in het centrum van Nijmegen door een groepje jongens aangesproken. Eén van deze jongens vroeg [slachtoffer 3] om 50 euro. Toen [slachtoffer 3] aangaf dit niet te hebben werd hij door de jongens gedwongen om geld over te maken naar zijn lopende rekening. Vervolgens is de groep jongens, waaronder [slachtoffer 3], naar een pinautomaat gelopen alwaar [slachtoffer 3] het geld moest pinnen. De 50 euro is toen door de groep jongens weggenomen. [slachtoffer 3] heeft geen aangifte gedaan.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van [verdachte] bij dit feit het volgende af. Uit de beschrijving van de uitgekeken camerabeelden volgt dat er een groep van vijf personen in de Burchtstraat in Nijmegen liep, waaronder [slachtoffer 3] en [verdachte]. [verdachte] heeft over zijn rol verklaard dat hij met de groep jongens is meegelopen naar de pinautomaat.
De rechtbank overweegt dat noch op basis van bovengenoemde feiten en omstandigheden, noch op basis van de overige in het dossier opgenomen bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat [verdachte] betrokken is geweest bij de planning van de tenlastegelegde afpersing of enige uitvoeringshandeling ter zake heeft verricht. Daarmee kan niet worden bewezen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en de medeverdachten. De handelingen die aan [verdachte] kunnen worden toegerekend – het aanwezig zijn bij de groep en het meelopen naar de pinautomaat – zijn van onvoldoende gewicht om te spreken van een nauwe en bewuste samenwerking ter zake de ten laste gelegde afpersing. De rechtbank spreekt [verdachte] daarom vrij van het aan hem onder feit 3 ten laste gelegde.
Parketnummer 05/155194-24 [16]
Betrouwbaarheid verklaringen aangever [slachtoffer 5]
De rechtbank beoordeelt naar aanleiding van het op dit punt gevoerde verweer eerst of er op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting aanleiding is om de verklaringen van aangever [slachtoffer 5] op voorhand als onbetrouwbaar aan te merken.
Uit het dossier volgt dat [slachtoffer 5] (hierna: [slachtoffer 5]) op 15 januari 2024 een verklaring bij de politie heeft afgelegd. Hij heeft vervolgens op 16 april 2024 een aanvullende verklaring afgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [slachtoffer 5] gedetailleerd verklaard en bevatten zijn verklaringen geen inconsistenties. Verder is de rechtbank van oordeel dat er geen zodanig lange tijd tussen het ten laste gelegde feit (15 januari 2024) en de aanvullende verklaring zit dat deze verklaring op voorhand terzijde dient te worden geschoven. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 5] bovendien worden ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de verklaringen van [slachtoffer 5] als betrouwbaar worden aangemerkt en zijn deze bruikbaar voor het bewijs.
Feiten 1 en 2
De rechtbank zal deze feiten gezamenlijk behandelen gelet op de onderlinge samenhang.
Aangever [slachtoffer 4] (verder: [slachtoffer 4]) heeft verklaard dat hij op 15 januari 2024 rond 22.05 uur in de Beekstraat in Arnhem was. Hij was daar samen met [slachtoffer 5]. Zij werden aangesproken door een jongen met een blauwe jas en een knotje. Die jongen zei meteen dat [slachtoffer 4] zijn spullen moest geven en zijn zakken leeg moest halen. Ondertussen zag [slachtoffer 4] dat [slachtoffer 5] ook aangesproken werd. [slachtoffer 4] voelde dat de jongen met het knotje hem duwde en dat hij achterover viel. [slachtoffer 4] kwam door zijn val in een portiek terecht. Toen [slachtoffer 4] daar op de grond lag zag hij een jongen boven hem staan, weer hoorde [slachtoffer 4] dat hij zijn spullen moest afgeven. Hij had zijn sigaretten en lippenbalsem in zijn hand en die pakte de jongen toen af. [slachtoffer 4] moest meer spullen van de jongen afgeven, waaronder zijn
earpods, maar dat weigerde hij. Toen [slachtoffer 4] op de grond lag heeft hij klappen in zijn gezicht gehad. Hij hoorde een van de andere jongens roepen “er is politie gebeld”. Toen waren de jongens weg. [17] In zijn aanvullende verklaring heeft [slachtoffer 4] verklaard dat voorafgaand aan de confrontatie de vier jongens met elkaar in gesprek waren. De donkere jongen met de lange zwarte jas heeft alles gefilmd. Die jongen rende na de beroving met de andere daders weg. [18]
Aangever [slachtoffer 5] heeft verklaard dat hij op 15 januari 2024 in de Beekstraat in Arnhem liep. Opeens pakte een jongen hem bij zijn schouder vast. [slachtoffer 5] voelde dat de jongen iets tegen zijn buik drukte en de jongen zei dat hij stil moest blijven staan. Toen [slachtoffer 5] deze jongen aan de kant duwde kwam er een andere jongen voor hem staan. [slachtoffer 5] werd met een vuist in zijn gezicht geslagen door de jongen die hem vastpakte. Toen [slachtoffer 5] het alarmnummer probeerde te bellen zag en voelde hij dat hij weer werd geslagen, getrapt en dat er werd geprobeerd om hem naar de grond te werken. Tot slot kreeg [slachtoffer 5] een harde stoot in zijn gezicht en werd hij wederom getrapt op zijn benen en rug. [19] In zijn aanvullende aangifte heeft [slachtoffer 5] verklaard dat de donkere jongen met de lange zwarte jas de andere jongens aan het opjutten was toen [slachtoffer 5] geslagen werd. Die jongen stond ook op de uitkijk. [20]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij met [medeverdachte 3], [verdachte] en [medeverdachte 1] in Arnhem was. Toen ze met zijn vieren over straat liepen stelde [medeverdachte 3] voor om mensen te beroven. [medeverdachte 2] zei ‘oké’ en ze zijn toen achter [medeverdachte 3] aangelopen. [medeverdachte 3] duwde een jongen in het portiek (de rechtbank begrijpt: aangever [slachtoffer 4]) en [medeverdachte 2] ging de andere jongen aanvallen (de rechtbank begrijpt: aangever [slachtoffer 5]). [medeverdachte 2] heeft de jongen meerdere keren geschopt en met de vuist geslagen. De buit bestond uit sigaretten en lippenbalsem. De sigaretten hebben ze later samen opgerookt. [medeverdachte 2] heeft verder verklaard dat de lange jongen met de zwarte jas [verdachte] is en dat [verdachte] later heeft verteld dat hij had gefilmd. [21]
Uit onderzoek van de telefoon van [verdachte] volgt dat er een filmpje is gemaakt op 15 januari 2024. Uit de beschrijving van dit filmpje volgt onder meer dat één van de jongens zegt “leeg je kankerzakken” en “alles alles geef”. [22] [verdachte] heeft bij de politie verklaard dat iedereen op de jongens aan het inslaan was en dat [medeverdachte 1] de jongen met het knotje was. [23] Verder heeft [verdachte] verklaard dat hij met de jongens daar in Arnhem was, dat hij wist wat er ging gebeuren en dat hij ging filmen. Hij heeft ook gezegd dat de politie gebeld was. [24]
Diefstal met geweld (ten aanzien van de feiten 1 en 2)
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] die bewuste avond met [medeverdachte 3], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in het centrum van Arnhem (de Beekstraat) is geweest. Uit de bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank af dat [verdachte] en de medeverdachten een vooropgezet plan hadden, waarbij het opzet was gericht op het beroven. Toen de confrontatie plaatsvond met [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] was er ook sprake van een onderlinge taakverdeling. [medeverdachte 3] heeft het plan geopperd om te beroven, [medeverdachte 1] (de jongen met het knotje) was degene die [slachtoffer 4] aansprak en die zei dat hij zijn spullen moest afgeven, [slachtoffer 4] werd in het portiek aangevallen door [medeverdachte 3] waarbij hij werd geslagen. [slachtoffer 5] werd aangevallen door [medeverdachte 2] waarbij hij eveneens is geslagen en ook werd geschopt. [medeverdachte 1] heeft met [medeverdachte 2] meegeslagen (de rechtbank begrijpt dat [medeverdachte 1] op dat moment ook aangever [slachtoffer 5] heeft geslagen), maar is ook in het portiek geweest. [verdachte] was ook bij de groep en heeft gefilmd. Een deel van de buit van [slachtoffer 4], de sigaretten, hebben de jongens later samen opgerookt.
De rechtbank overweegt dat gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van het geheel – het gezamenlijk plan om te beroven, het aanspreken van de jongens, het geweld dat hierop volgde en (in het geval van [slachtoffer 4]) het afpakken van de spullen – er sprake is geweest van diefstal met geweld en een poging daartoe. Het tegen [slachtoffer 5] gepleegde geweld kwalificeert als een begin van uitvoering van het voornemen ook [slachtoffer 5] te beroven. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake geweest van een wezenlijke bijdrage van [verdachte] aan deze (poging tot) diefstal met geweld en van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en de medeverdachten. [verdachte] wist immers van het plan om te beroven, bevond zich middenin de groep en droeg daarmee bij aan het getalsmatig overwicht van de groep jegens de aangevers, hij heeft gefilmd, de omgeving in de gaten gehouden, hij heeft opjuttende woorden geroepen tegen de anderen en hij heeft gezegd dat de politie gebeld werd zodat de groep tijdig kon vluchten. Daarom kan bewezen worden dat [verdachte] zich tezamen en in vereniging met anderen schuldig heeft gemaakt aan een diefstal met geweld jegens [slachtoffer 4] en een poging tot diefstal met geweld jegens [slachtoffer 5]. Gelet op het voorgaande verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsman.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten onder de parketnummers 05/042720-24 en 05/155194-24 heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer 05/042720-24
1.
hij op
of omstreeks29 januari 2024 te Nijmegen
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
een mobiele telefoon (iphone apple 13) en
/of20 euro en
/ofsigaretten
in elk geval
enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1],
in elk geval aan een ander dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd
voorafgegaan en vergezeld
en/of gevolgdvan geweld en
/ofbedreiging met geweld
tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of
gemakkelijk te maken,
of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere
deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren,door die [slachtoffer 1]
beet te pakken en vervolgensin een steeg
te duwen en/of mee te nemen naar een steeg en/of vervolgens aldaartegen een
muur te drukken
/houdenen vervolgens tegen die [slachtoffer 1] te roepen: Heb je een
telefoon, passen
eenof geld bij je?" en
/of: "stil zijn anders steek ik je neer en snij ik
je strot door"
althans worden van gelijke aard/strekkingen vervolgens de kleding
van die [slachtoffer 1] hebben doorzocht en
/ofvervolgens tegen die [slachtoffer 1] te roepen:
"meelopen naar een pinautomaat en
/ofje moet meer geld pinnen"
, althans
woorden van gelijke aard en/of strekking;
2.
hij op
of omstreeks28 januari 2024 te
[plaats 2],gemeente [gemeente]
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
een mobiele telefoon (apple iphone 12) en
/ofeen jas (nike),
in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2],
in elk geval aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd
voorafgegaan en vergezeld
en/of gevolgdvan geweld en
/ofbedreiging met geweld
tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of
gemakkelijk te maken,
of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere
deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren,door die fietsende [slachtoffer 2] de vrije doorgang te blokkeren
door voor zijn fiets te gaan staan en
/ofvervolgens tegen hem te roepen: "heb je
sigaretten, haal je zakken leeg anders steek ik je"
althans woorden van gelijke
aard/strekkingen
/ofvervolgens die [slachtoffer 2] achterwaarts te benaderen en vervolgens
ineen nekklem aan te leggen en zijn fiets onder hem vandaan te trekken en
/of
vervolgens zijn kleding en rugzak te doorzoeken en
/ofvervolgens de jas van die
[slachtoffer 2] uit te trekken waarna verdachte en
/ofdiens mededader
(s
)met een telefoon
een foto van het gezicht van die [slachtoffer 2]
heeeft/hebben gemaakt en daarbij dreigend
tegen die [slachtoffer 2]
heeft/hebben geroepen: "indien je aangifte bij de politie gaat doen
komen we je steken"
althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
Parketnummer 05/155194-24
1.
hij op
of omstreeks15 januari 2024 te Arnhem tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,een hoeveelheid sigaretten en
/oflippenbalsem,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4],
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om
het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld
en/of gevolgdvan geweld
en/of bedreiging met geweldtegen die [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken,
of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 4] beet te pakken en
/ofvervolgens dreigend de woorden toe te voegen: "Geef me je spullen, haal je zakken leeg, sta op leeg je kankerzakken" en
/of: "alles alles geef"
althans woorden van gelijke aard
en/of strekkingen
/ofvervolgens een harde duw tegen zijn lichaam
heeft/hebben
gegeven ten gevolge waarvan die [slachtoffer 4] is komen te vallen en
/ofvervolgens (tevens) heeft toegevoegd: "geef mij je earpods" en vervolgens die [slachtoffer 4] tegen zijn hoofd
en/of lichaam heeft/hebben geslagen
en/of gestompten
/ofhet voorval met een mobiele telefoon heeft vastgelegd door het te filmen;
2.
hij op
of omstreeks15 januari 2024 te Arnhem tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)voorgenomen misdrijf om geld en/of goederen van verdachtes gading,
in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5],
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen
en/of te doen volgenvan geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen [slachtoffer 5], te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken,
of om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het
misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
die [slachtoffer 5] bij zijn schouder
/lichaam heeft/hebben beetgepakt en
/ofvervolgens dreigend
heeft/hebben toegevoegd: "blijf stil staan"
althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of (daarbij )en daarbij een
scherpvoorwerp in zijn buik(streek)
heeft/hebben gedrukt
en/of gehoudenen
/ofvervolgens in zijn gezicht en
/oftegen zijn lichaam
heeft/hebben
gestompt en/ofgeslagen en
/ofgeschopt en
/ofgetrapt en
/of heeft/hebben getracht die [slachtoffer 5] op de grond te gooien en
/ofhet voorval met een mobiele telefoon heeft vastgelegd door het te filmen; terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 05/042720-24
feit 1:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
feit 2:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Parketnummer 05/155194-24
feit 1, primair:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
feit 2, primair:
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Subsidiair heeft de raadsman ontslag van alle rechtsvervolging bepleit. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat er sprake is geweest van afwezigheid van alle schuld.
De rechtbank overweegt dat het dossier en de over [verdachte] opgestelde rapportages geen aanknopingspunten bevatten die het standpunt van de raadsman ondersteunen. Het verweer wordt derhalve verworpen.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat [verdachte] zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 266 dagen, met aftrek van de tijd die [verdachte] reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De gevorderde onvoorwaardelijke jeugddetentie is gelijk aan het reeds door verdachte ondergane voorarrest. Daarnaast vordert zij oplegging van een voorwaardelijke PIJ-maatregel, met een proeftijd van twee jaren en alle door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat [verdachte] al een lange tijd in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarom is een voorwaardelijke straf, die in hoogte gelijk is aan de tijd in voorarrest, het meest passend. Ten aanzien van een mogelijke voorwaardelijke PIJ-maatregel is aangevoerd dat [verdachte] geen groot gevaar vormt en dat een voorwaardelijke straf daarom passender is.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van [verdachte].
Ernst van de feiten
[verdachte] heeft zich samen met de medeverdachten schuldig gemaakt aan het plegen van meerdere diefstallen met geweld en een poging hiertoe. Ten aanzien van de diefstallen met geweld en de poging daartoe geldt dat [verdachte] en de medeverdachten als slachtoffers telkens jongens van hun eigen leeftijd uitkozen. Ze dwongen de slachtoffers vervolgens met geweld en bedreiging van geweld tot het afstaan van hun bezittingen. Ze waren steeds met meer man, meestal zelfs met z’n allen tegen één. De slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn klem gezet en bedreigd en de slachtoffers [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] zijn geslagen en geschopt. Hierna zijn de bezittingen van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] meegenomen. [verdachte] en de medeverdachten hebben zich de eigendommen van een ander toegeëigend en de lichamelijke integriteit van de slachtoffers bedreigd en aangetast. [verdachte] heeft hierbij alleen gedacht aan zijn eigen voordeel en niet stilgestaan bij de gevolgen die gewelddadige straatroven bij de slachtoffers teweeg zouden kunnen brengen, en voor zover hij daar wel bij stil heeft gestaan heeft hij zich daardoor niet laten weerhouden. De rechtbank overweegt daarbij dat [verdachte] de jongere medeverdachten ‘de kastanjes uit het vuur heeft laten halen’ door zelf geen geweld te plegen maar dit door de medeverdachten te laten doen en daarmee geprobeerd heeft buiten schot te blijven, maar in de bewezenverklaarde feiten wel degelijk een centrale en ook aansturende rol heeft gespeeld. De rechtbank rekent [verdachte] dat extra aan.
De persoon van [verdachte]
De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van [verdachte] van 7 november 2024, waaruit blijkt dat [verdachte] eerder is veroordeeld door de strafrechter. Zijn meest recente veroordeling dateert van januari 2024. [verdachte] is toen onder meer veroordeeld voor mishandeling en diefstal tot een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie.
Uit de Pro Justitia rapportages van 25 en 29 oktober 2024 die door een psychiater en een psycholoog over [verdachte] zijn opgesteld volgt onder meer het volgende. Bij [verdachte] is sprake van laagbegaafdheid, een normoverschrijdende gedragsstoornis, een oppositioneel opstandige gedragsstoornis, een ongespecificeerde aandacht deficiëntie/hyperactiviteit stoornis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Tevens kampt [verdachte] met een stoornis in cannabisgebruik. [verdachte] denkt zwart-wit en er is sprake van emotieregulatieproblemen en een gebrekkig empathisch vermogen. [verdachte] is (nog) onvoldoende in staat om op spanningsvolle momenten in te schatten wat wel en niet toelaatbaar is. Er is bij [verdachte] aldus sprake van verschillende stoornissen die langdurig van aard zijn en die aanwezig waren ten tijde van de ten laste gelegde feiten. De psycholoog heeft geadviseerd de ten laste gelegde feiten verminderd toe te rekenen. Verder is door de psychiater en de psycholoog gerapporteerd dat zij het recidiverisico als hoog inschatten. Tot slot is gerapporteerd dat een voorwaardelijke PIJ-maatregel nodig is om het gedrag van [verdachte] te beïnvloeden en het gevaar voor zichzelf en de maatschappij af te wenden.
De Raad heeft eveneens een rapportage over [verdachte] opgesteld. Uit deze rapportage, gedateerd 5 december 2024, volgt het volgende. Omdat [verdachte] geneigd is om zich binnen een JJI stoer op te stellen, is de verwachting dat [verdachte] gemakkelijker een samenwerkingsrelatie kan aangaan met een behandelaar buiten de JJI. Een ambulant traject in een forensisch begeleide en/of beschermde woonvorm, met daarnaast poliklinische behandeling, is passend. [verdachte] ziet zelf onvoldoende noodzaak van een behandeling en herkent zich niet in de diagnoses, wat maakt dat de benodigde behandeling niet in een vrijwillig kader gerealiseerd kan worden en dat een strafrechtelijk kader nodig is. De Raad volgt daarom het advies van de psycholoog en de psychiater voor een voorwaardelijke PIJ-maatregel.
Ter terechtzitting is door de jeugdreclasseerder aangevuld dat de intensieve begeleiding die [verdachte] zou krijgen, valt onder de ITB Harde Kern maatregel.
Ten aanzien van de opgemaakte Pro Justitia rapportages over [verdachte] neemt de rechtbank de conclusie van de psycholoog over. Bij de bepaling van de straf zal de rechtbank uit gaan van de verminderde toerekeningsvatbaarheid van [verdachte].
Straf
De rechtbank overweegt dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan een viertal ernstige strafbare feiten, waarbij de rechtbank als strafverzwarend meeweegt dat [verdachte] de feiten heeft gepleegd terwijl hij nog in een proeftijd liep en dat alle feiten in vereniging zijn gepleegd. De rechtbank vindt daarom een jeugddetentie voor de duur van 266 dagen passend en geboden. De tijd die [verdachte] al in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht wordt op deze straf in mindering gebracht. Dit betekent dat [verdachte] niet terug hoeft naar de jeugdgevangenis, nu de rechtbank zijn voorlopige hechtenis kort na de zitting heeft geschorst.
PIJ-maatregel
De rechtbank is van oordeel dat aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van een PIJ-maatregel, zoals vermeld in artikel 77s van het Wetboek van Strafrecht, is voldaan.
De bewezen verklaarde feiten betreffen onder meer misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Op grond van wat de psycholoog en de psychiater hebben gerapporteerd, is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat bij [verdachte] ten tijde van het begaan van de misdrijven een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en daarnaast de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een (voorwaardelijke) PIJ-maatregel eisen. Bovendien is deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van [verdachte]. Omdat sprake is van misdrijven gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, kan die maatregel, gelet op het bepaalde in artikel 6:6:31 van het Wetboek van Strafvordering, ook telkens voor de duur van twee jaren worden verlengd.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op de rapportages van de psychiater en de psycholoog. Gelet op de hardnekkige en langdurige problematiek en het hoge recidiverisico is het van belang dat [verdachte] intensieve en passende begeleiding en behandeling krijgt. De rechtbank zal aan [verdachte] dan ook de geadviseerde voorwaardelijke PIJ-maatregel opleggen. Als tijdens de proeftijd de behandeling van [verdachte] (verwijtbaar) onvoldoende van de grond komt of als blijkt dat hij toch in aanraking komt met justitie en politie of op een andere manier de voorwaarden overtreedt, dan wacht hem de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel waarin hij (alsnog) behandeling moet ondergaan en op de juiste manier zal worden begeleid. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke PIJ-maatregel de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd en stelt de proeftijd daarbij vast op twee jaren. Gelet op het voorgaande verwerpt de rechtbank het verzoek van de raadsman om een geheel voorwaardelijke straf aan [verdachte] op te leggen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de jeugdreclassering dadelijk uitvoerbaar verklaren. [verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen dan wel gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Zonder behandeling moet ernstig rekening worden gehouden met herhaling daarvan.
De rechtbank wijkt hiermee af van het arrest van gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2024:788). De rechtbank ziet namelijk in de tekst van de wet, de bedoeling van de wetgever en in het doel van de voorwaardelijke PIJ-maatregel voldoende argumenten om wel over te gaan tot het dadelijk uitvoerbaar verklaren van de voorwaarden.
De rechtbank verwijst in de eerste plaats naar de wettekst van de artikelen 77x lid 2, 77z en 77za van het Wetboek van Strafrecht en daarnaast naar de kamerstukken 32 319, nr. 3 (MvT). Daaruit volgt dat het doel van het dadelijk uitvoerbaar verklaren is om te voorkomen dat een veroordeelde door het instellen van hoger beroep zich aan het toezicht van justitie onttrekt. De rechtbank vindt dat dit doel evenzo goed - zo niet des te meer – bestaat bij een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Dat de voorwaardelijke PIJ-maatregel niet met zoveel woorden is genoemd in deze kamerstukken betekent niet zonder meer dat bedoeld is om deze uit te sluiten van de mogelijkheid uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Zeker niet als deze kamerstukken worden bezien in het licht van de nota van wijziging (kamerstukken 33 498, nr. 7). Hierin wordt beoogd de gedragbeïnvloedende maatregel meer in lijn te brengen met de regeling die is neergelegd in 77za Sr. In de nota van wijziging is over de gedragbeïnvloedende maatregel het volgende te lezen.
“Daarmee wordt de regeling eveneens meer in lijn gebracht met de regeling die voor voorwaardelijke sancties is neergelegd in artikel 77za Sr. Daar is de
uitvoerbaarheid bij voorraad geregeldvan de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie
en de voorwaardelijk opgelegde pij-maatregel.” (cursief rechtbank)
Tot slot verwijst de rechtbank naar de uitspraak van de HR van 24 januari 2023 ECLI:NL:HR:2023:70. Deze uitspraak ziet op een door het gerechtshof opgelegde PIJ-maatregel waarbij de bijzondere voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn verklaard in het onderliggende vonnis van het gerechtshof.
De rechtbank merkt tot slot op dat zij de schorsing van de voorlopige hechtenis van [verdachte] op 12 december 2024 heeft bevolen onder dezelfde voorwaarden als nu aan [verdachte] worden opgelegd in het kader van de voorwaardelijke PIJ-maatregel. Deze beslissing is apart geminuteerd. Mede gelet op het recente arrest van de Hoge Raad van 26 november 2024 (ECLI:NL:HR:2024:1729, met name r.o. 6.5) zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van [verdachte]
nietopheffen. De situatie van artikel 72 lid 3 Sv doet zich namelijk niet voor. Het opleggen van de voorwaardelijke PIJ-maatregel kan - bij onvoorwaardelijke tenuitvoerlegging - immers vrijheidsbeneming met zich meebrengen die langer duurt dan de tijd die [verdachte] al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Zo bestaat voor [verdachte] ook bij het instellen van een eventueel hoger beroep voldoende kader en ‘stok achter de deur’ om zich aan de voorwaarden te houden.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

Parketnummer 05/042720-24
[slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 20,00 aan materiële schade en
€ 635,00 aan immateriële schade, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft verder gevorderd de hoofdelijkheid uit te spreken.
De verdediging heeft zich, gelet op de bepleite vrijspraak, primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. Subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat er geen hoofdelijkheid opgelegd dient te worden.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van [verdachte] rechtstreeks schade heeft geleden.
Met betrekking tot de gevorderde kosten voor het weggenomen geldbedrag (€ 20,00) overweegt de rechtbank dat deze schadepost voldoende is onderbouwd en dat deze kosten rechtstreeks verband houden met het gepleegde feit. Dit betekent dat het gevorderde bedrag kan worden toegewezen.
Immateriële schade
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en de onderbouwde vordering tot schadevergoeding, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden. Op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de benadeelde partij daarom recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade. Door de diefstal met geweld is de benadeelde partij op andere wijze in de persoon aangetast. Zo blijkt uit de onderbouwing van het verzoek tot schadevergoeding dat de benadeelde partij nog dagelijks kampt met de psychische gevolgen van de diefstal met geweld. Dit is aan [verdachte] toe te rekenen. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, wijst de rechtbank de immateriële schadevergoeding toe tot het gevorderde bedrag van € 635,00.
Conclusie
De toe te wijzen bedragen zijn dus de volgende:
  • Materiële schade € 20,00
  • Immateriële schade: € 635,00
De rechtbank vermeerdert de toegewezen bedragen met de wettelijke rente met ingang van 29 januari 2024, de dag van het plegen van het feit.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan [verdachte] op te leggen. [verdachte] wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Nu er sprake is van toepassing van het jeugdstrafrecht zal geen gijzeling aan hem worden opgelegd.
De rechtbank overweegt tot slot dat [verdachte] en de medeverdachten ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken nu er sprake is van groepsaansprakelijkheid op grond van artikel 6:166 BW, dit zowel voor wat betreft het toegewezen bedrag als de schadevergoedingsmaatregel. [verdachte] hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn mededaders de schade hebben vergoed.
[slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in verband met feit 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 634,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft verder gevorderd de hoofdelijke aansprakelijkheid uit te spreken.
De verdediging heeft zich, gelet op de bepleite vrijspraak, primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. Subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat er geen hoofdelijke aansprakelijkheid opgelegd dient te worden.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van [verdachte] rechtstreeks schade heeft geleden.
Met betrekking tot de gevorderde kosten voor de weggenomen jas en telefoon overweegt de rechtbank dat deze schadeposten voldoende zijn onderbouwd en dat deze kosten rechtstreeks verband houden met het gepleegde feit. Dit betekent dat het gevorderde bedrag van € 634,00 kan worden toegewezen.
Conclusie
Het toe te wijzen bedrag is dus het volgende:
- Materiële schade: € 634,00
De rechtbank vermeerdert het toegewezen bedrag voor materiële schadevergoeding van
€ 634,00 met de wettelijke rente met ingang van 28 januari 2024, de dag van het plegen van het feit.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan [verdachte] op te leggen. [verdachte] wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Nu er sprake is van toepassing van het jeugdstrafrecht zal geen gijzeling aan hem worden opgelegd.
De rechtbank overweegt tot slot dat [verdachte] en de medeverdachten ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken nu er sprake is van groepsaansprakelijkheid op grond van artikel 6:166 BW, dit zowel voor wat betreft het toegewezen bedrag als de schadevergoedingsmaatregel. [verdachte] hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn mededaders de schade hebben vergoed.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 18/105915-23)

De rechtbank Noord-Nederland heeft verdachte op 4 januari 2024 veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van 57 dagen.
De officier van justitie heeft gevorderd dat een deel van de voorwaardelijke jeugddetentie omgezet moet worden naar een taakstraf voor de duur van 60 uren. Zij vordert de tenuitvoerlegging van deze taakstraf. Voor het overige dient de vordering tot tenuitvoerlegging te worden afgewezen.
De raadsman heeft bepleit dat de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen.
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank zal in plaats van een jeugddetentie een taakstraf van 60 uren gelasten, nu tenuitvoerlegging van een jeugddetentie op dit moment niet de aangewezen route is voor de persoon van [verdachte]. De rechtbank is van oordeel dat het overige deel van de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden afgewezen.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 36f, 45, 77a, 77g, 77i, 77s, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 ten aanzien van het parketnummer 05/042720-24: spreekt verdachte vrij van het onder feit 3 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten onder de parketnummers 05/042720-24; 05/155194-24, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
266 dagen;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
 legt op
de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
 bepaalt dat deze maatregel
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet heeft gehouden aan de hierna te melden voorwaarden:
 stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de gecertificeerde instelling
William Schrikker Groep te Amsterdam, ook indien deze aanwijzingen inhouden dat hij zich onder behandeling van een bepaalde deskundige of bepaalde instantie zal stellen zolang de jeugdreclassering dat nodig vindt;
- verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de gecertificeerde William Schrikker
Groep te Amsterdam waarbij hij intensieve begeleiding aanvaardt in het kader
van ITB Harde Kern (ook als dit inhoudt een locatiegebod voor woon-, school-, of werklocatie(s)) voor zolang de jeugdreclassering dit nodig vindt;
  • verdachte neemt deel aan dagbesteding in de vorm van school, werk of stage;
  • verdachte wordt verplicht mee te werken aan ambulante hulpverlening / behandeling waarvan de vorm en aanbieder te bepalen is door de jeugdreclasseerder en voor zolang de jeugdreclasseerder dit nodig acht;
  • verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze contact met medeverdachten ([medeverdachte 3]
geboren op [geboortedatum 2] 2007, [medeverdachte 2] geboren op [geboortedatum 3] 2010 en [medeverdachte 1]
geboren op [geboortedatum 4] 2009), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod
nodig vindt;
- het wordt verdachte verboden alcohol, verdovende middelen of andere middelen die zijn gedrag in negatieve zin kunnen beïnvloeden te gebruiken. Verdachte zal
meewerken aan urinecontroles op gebruik van deze middelen, zolang de
jeugdreclassering dit nodig acht.
 waarbij de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
 stelt als overige voorwaarden dat:
- verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in art. 77aa, eerste tot en met vierde lid, Wetboek van Strafrecht, uit te voeren door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland te Nijmegen, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk vindt, daaronder begrepen.
 beveelt dat de gestelde voorwaarden en het toezicht
dadelijk uitvoerbaar zijn;
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag groot € 655,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 bepaalt dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1], een bedrag te betalen van € 655,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen
0 dagengijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 634,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 januari 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 bepaalt dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 2], een bedrag te betalen van € 634,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 januari 2024. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen
0 dagengijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging 18/105915-23
 beveelt de tenuitvoerlegging van een gedeelte van de op 4 januari 2024 door de rechtbank voorwaardelijk opgelegde straf, te weten jeugddetentie van 57 dagen (parketnummer 18/105915-23);
 gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van een gedeelte van de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie een taakstraf gedurende 60 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen;
 wijst af het resterende gedeelte van de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Rietveld (voorzitter tevens kinderrechter), mr. C.L. Pas en
mr. M.W. Stoet, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. A.A.M. Disberg, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 januari 2025.
mr. Pas en mr. Stoet zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024043781, gesloten op 21 maart 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], p. 17 – 19.
3.Het verhoor van [medeverdachte 1], p. 207 – 209.
4.Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte], p. 234.
5.De verklaring van [verdachte] afgelegd ter terechtzitting van 11 december 2024.
6.Het proces-verbaal van aanhouding van [medeverdachte 3], p. 96 – 98.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 39 – 40.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 271 -273.
9.Geboortedata medeverdachten: [medeverdachte 2] (proces-verbaal van bevindingen, p.2): [geboortedatum 3] 2010; [medeverdachte 1] (proces-verbaal van bevingen, p. 2): [geboortedatum 4] 2009; [medeverdachte 3] (proces-verbaal van bevindingen, p. 1): [geboortedatum 2] 2007.
10.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], p. 260 – 261.
11.Het proces-verbaal van het aanvullend verhoor van aangever [slachtoffer 2], p. 267 – 268.
12.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 48.
13.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 2], p. 174 – 175.
14.Het verhoor van [verdachte], p. 235 – 236.
15.De verklaring van [verdachte] afgelegd ter terechtzitting van 11 december 2024.
16.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024023236, gesloten op 15 mei 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
17.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4], p. 9 – 10.
18.Het aanvullend proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4], p. 17 – 18.
19.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5], p. 13 – 14.
20.Het aanvullend proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 5], p. 20 – 21.
21.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 2], p. 58 – 61.
22.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 44.
23.Het proces-verbaal van verhoor [verdachte], p. 69 – 71.
24.De verklaring van [verdachte] afgelegd ter terechtzitting van 11 december 2024.