ECLI:NL:RBGEL:2025:2153

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 maart 2025
Publicatiedatum
19 maart 2025
Zaaknummer
05-094996-23 (t.u.l.) en 05-130921-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen omzetting van taakstraf en de rechtsgeldigheid van de beslissing van het Openbaar Ministerie

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 13 maart 2025 een beschikking gegeven over een bezwaar tegen de omzetting van een taakstraf. De veroordeelde had eerder een taakstraf van 40 uren opgelegd gekregen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. Het Openbaar Ministerie had op 27 januari 2025 besloten tot toepassing van vervangende hechtenis, maar deze beslissing was niet ondertekend door de officier van justitie. De veroordeelde heeft hiertegen bezwaar gemaakt, stellende dat de beslissing niet rechtsgeldig was. De rechtbank heeft het bezwaar op 13 maart 2025 behandeld, waarbij de veroordeelde, haar advocaat en de officier van justitie aanwezig waren. De rechtbank overwoog dat de beslissing tot omzetting in vervangende hechtenis niet ondertekend was, maar dat een collega-officier van justitie dit later had bevestigd. De rechtbank concludeerde dat er voldoende basis was om het bezwaar inhoudelijk te behandelen. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten het bezwaar gegrond te verklaren, waarbij de veroordeelde nog een kans krijgt om de taakstraf uit te voeren, rekening houdend met haar persoonlijke omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
parketnummer : 05-094996-23 (t.u.l.) en 05-130921-24
raadkamernummer : 25-003117 en 25-003118
datum : 13 maart 2025
beslissing van de politierechter op het bezwaar op grond van artikel 6:3:3 en artikel 6:6:23 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[veroordeelde] ,
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
hierna te noemen: de veroordeelde.

1.Feiten

1.1.
De politierechter heeft bij vonnis van 23 oktober 2024 de veroordeelde een taakstraf van 40 uren opgelegd en bevolen dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet (naar behoren) verricht, vervangende hechtenis van 20 dagen zal worden toegepast.
1.2.
Ook heeft de politierechter de vordering tenuitvoerlegging (parketnummer 05-094996-23) toegewezen en deze omgezet in een taakstraf van 30 uren en bevolen dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet (naar behoren) verricht, vervangende hechtenis van 15 dagen zal worden toegepast. Het vonnis is onherroepelijk.
1.3.
Het Openbaar Ministerie heeft op 27 januari 2025 beslist dat vervangende hechtenis wordt toegepast en hiervan aan de veroordeelde kennis gegeven. De kennisgeving van deze beslissing is op 3 februari 2025 aan de veroordeelde betekend.

2.Procedure

2.1.
Het bezwaar is op 4 februari 2025 op de griffie van deze rechtbank ingediend.
2.2.
De politierechter heeft op 13 maart 2025 het bezwaar op de openbare terechtzitting behandeld. De rechtbank heeft de veroordeelde, haar advocaat, mr. R. Timmer en de officier van justitie op zitting gehoord.

3.Bezwaar

3.1.
Het bezwaar richt zich primair tegen de onjuiste kennisgeving door het Openbaar Ministerie. Het strekt ertoe dat de politierechter de beslissing van het Openbaar Ministerie tot toepassing van de vervangende hechtenis wijzigt en de veroordeelde in de gelegenheid stelt de taakstraf alsnog te verrichten. De beslissing is door de officier van justitie genomen op 27 januari 2025, maar die beslissing is niet ondertekend. Op 19 februari 2025 is er alsnog een handtekening gezet op de omzetting taakstraf. Dit roept twijfels op en het is niet controleerbaar of de beslissing door een officier van justitie is genomen.
3.2.
Subsidiair strekt het bezwaarschrift ertoe dat de rechtbank de veroordeelde nog een kans geeft de taakstraf alsnog uit te voeren. De omzetting van de taakstraf zal ernstige gevolgen hebben voor de uitzonderlijke persoonlijke omstandigheden, waaronder de omstandigheid dat de behandeling waar veroordeelde al jaren op wacht, zal worden doorkruist.

4.Standpunt van de reclassering

Uit het rapport van Reclassering Nederland d.d. 3 januari 2025 blijkt dat de veroordeelde de opgelegde taakstraffen niet heeft verricht.

5.Standpunt van het Openbaar Ministerie

5.1.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat een handtekening op de omzetting taakstraf geen wettelijk vereiste is, maar dat dat in deze zaak dat niet aan de orde is omdat er een getekende beslissing omzetting is.
5.2.
Subsidiair concludeert de officier van justitie tot
gegrondverklaringvan het bezwaarschrift.

6.Beoordeling door de rechtbank

6.1.
Het bezwaar is tijdig ingediend.
6.2.
De politierechter heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak onder bovenvermeld parketnummer, waaronder:
- het hiervoor genoemde vonnis;
- het rapport van Reclassering Nederland, planningsbureau Oost, van 3 januari 2025, met het advies de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis te bevelen;
- de kennisgeving van de beslissing tot toepassing van de vervangende hechtenis;
- het bezwaar van de veroordeelde.
6.3.
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat niet controleerbaar is dat de omzetting door een officier van justitie is gedaan. Er bevinden zich niet getekende brieven gedateerd 27 januari 2025 en een getekende omzetting taakstraf van 3 februari 2025. De raadsvrouw heeft onder meer uitspraken van deze rechtbank aangehaald, waarin een bezwaarschrift gegrond is verklaard, alleen al omdat de omzetting taakstraf niet was getekend door een officier van justitie.
6.4.
De rechtbank overweegt het volgende.
In eerdere beslissingen van deze rechtbank [1] en in de door de advocaat aangehaalde vordering van de advocaat-generaal bij de Hoge Raad [2] is overwogen dat de bevoegdheid tot omzetting in artikel 6:3:3 Sv is voorbehouden aan het openbaar ministerie. Niet alleen de reclassering, maar ook het openbaar ministerie moet van oordeel zijn dat de veroordeelde de opgelegde taakstraf niet naar behoren verricht of heeft verricht. Daarbij dienen de omstandigheden van het geval te worden meegewogen.
Daarom is een beoordeling door een officier van justitie vereist en dit moet voor de rechtbank en de veroordeelde kenbaar zijn. Daartoe is een naam en een handtekening van de officier van justitie gebruikelijk en noodzakelijk. Het beleid van het openbaar ministerie gaat inmiddels uit van het standpunt dat ondertekening door een officier van justitie niet langer noodzakelijk is. Dat standpunt is door de officier van justitie ter zitting bevestigd.
6.5.
In dit geval is bijzonder, dat de aanvankelijke omzettingsbeslissing van 27 januari 2025 niet is ondertekend door een officier van justitie, maar dat een collega officier van justitie op 27 februari 2025 (meer dan twee weken voor de behandeling van het bezwaarschrift) op het formulier van diezelfde beslissing bevestigt dat de eerdere omzettingsbeslissing is genomen door zijn collega. Die bevestiging is dan weer wel voorzien van een handtekening.
Anders dan in de eerdere beslissingen van deze rechtbank, kan de rechtbank op deze wijze wel vaststellen dat aan de beslissing tot omzetting in vervangende hechtenis een wilsbesluit tot vrijheidsbeneming van een daartoe bevoegde officier van justitie ten grondslag ligt. Daarom zal de rechtbank overgaan tot een inhoudelijke behandeling van het bezwaar.
6.6.
Op grond van de hierboven genoemde stukken en de behandeling ter zitting stelt de rechtbank vast dat de veroordeelde de opgelegde taakstraf niet heeft verricht. De beslissing tot omzetting is dan ook terecht genomen.
6.7.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van veroordeelde, met name het feit dat de behandeling waar ze al jaren op heeft gewacht wordt doorkruist bij een detentie, zal de rechtbank beslissen dat veroordeelde nog een laatste kans krijgt om de taakstraf uit te voeren. Daarbij speelt ook een rol dat de politierechter op advies van de reclassering eerder dit jaar in een recente strafzaak veroordeelde ook tot een taakstraf heeft veroordeeld. Bovendien is van belang dat de officier van justitie van oordeel is dat het bezwaar gegrond zou moeten worden verklaard.
Veroordeelde moet er wel voor zorgen dat ze bereikbaar is voor de reclassering en doen wat de reclassering haar opdraagt.

7.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- bepaalt het aantal uren taakstraf dat nog moet worden verricht op
70;
- bepaalt dat de taakstraf
binnen 1 jaarna heden moet worden voltooid.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.J. Saarloos, rechter, in tegenwoordigheid van
J.G. Heebink, griffier en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2025.

Voetnoten

2.Vordering Procureur-Generaal 17-12-2024, ECLI:NL:PHR:2024:1388