ECLI:NL:RBGEL:2025:2152

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
19 maart 2025
Zaaknummer
24-027937
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over het beklag inzake douanebeslag op een Volkswagen Polo met verborgen ruimte

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 12 maart 2025 uitspraak gedaan in een beklagprocedure over de inbeslagname van een Volkswagen Polo. De auto was in beslag genomen door de douane vanwege de ontdekking van een verborgen ruimte in de bodem aan de passagierszijde, die niet door de fabrikant was aangebracht. De klager, geboren in 1996 en vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. N. Amine, stelde dat hij te goeder trouw was bij de aankoop van de auto en niet op de hoogte was van de verborgen ruimte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de auto, die eerder als lesauto was gebruikt, een uitsparing bevatte die niet door de fabrikant was aangebracht. De douane heeft de inbeslagname gerechtvaardigd op basis van artikel 1:37 van de Algemene Douanewet, dat inbeslagname toestaat van vervoermiddelen die zijn ingericht om goederen aan het toezicht te onttrekken. De rechtbank oordeelde dat het enkele feit dat de auto een verborgen ruimte bevat, voldoende is voor inbeslagname, ongeacht de kennis van de eigenaar. De rechtbank verklaarde het beklag ongegrond, wat betekent dat de eigendom van de auto van rechtswege aan de Staat vervalt, tenzij het beklag onherroepelijk gegrond wordt verklaard. De klager kan echter in onderhandeling met de douane de voorwaarden voor teruggave van de auto bespreken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
raadkamernummer : 24-027937
datum raadkamerbehandeling : 26 februari 2025
datum uitspraak : 12 maart 2025
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552b Wetboek van Strafvordering jo artikel 1:37 lid 5 Algemene douanewet van:
[klager] ,
geboren op [geboortedag] 1996,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
mr. N. Amine, advocaat te 's-Gravenhage,
hierna te noemen: klager.

1.Procedure

Het klaagschrift is op 11 november 2024 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het openbaar ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 18 december 2024 het klaagschrift in openbare raadkamer behandeld, aangehouden en hervat op 26 februari 2025. Daarbij zijn gehoord:
  • klager;
  • zijn advocaat, mr. N. Amine;
  • [belanghebbende] als belanghebbende;
  • de officieren van justitie mr. C.Y. Huang resp. mr. J. Stad;
  • mr. [naam] namens de Douane Arnhem, Boete-Fraude Cluster.

2.Beklag

Het beklag strekt tot teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
- een Volkswagen Polo met kenteken [kenteken]

3.De feiten

Op basis van het raadkamerdossier en hetgeen is besproken ter zitting, gaat de rechtbank uit van de volgende feiten.
3.1
Op 14 augustus 2024 ziet de politie een Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] rijden. Over deze auto waren eerder anonieme meldingen ingekomen omdat de auto gebruikt zou worden bij dealeractiviteiten. De auto wordt staande gehouden en de bestuurder is [klager] , broer van de eigenaar [belanghebbende] . Vanwege diverse verdachte omstandigheden die zouden kunnen wijzen op drugshandel, wordt de auto in beslag genomen. [1]
3.2
De auto is vervolgens onderzocht door de douane en daarbij is geconstateerd dat in de vloer aan de bijrijderskant, bij het voetengedeelte, onder de vloerbedekking een deel van het originele isolatiemateriaal is verwijderd waarna een ruimte zichtbaar werd van 19 x 6 x 7 cm. Om toegang te krijgen tot de gecreëerde ruimte moet de vloerbekleding vanaf de bovenzijde los getrokken worden. De douane heeft hieruit geconcludeerd dat door het verwijderen van originele onderdelen een geheime bergplaats is gecreëerd, waardoor de ontstane ruimte gebruikt kan worden om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken. [2]
3.3
Er is naar aanleiding van deze constateringen en inbeslagname geen nader strafrechtelijk onderzoek ingesteld. De officier van justitie heeft verklaard dat er, na overdracht van de auto aan de douane, geen strafvorderlijk belang meer is bij het beslag.
3.4
Bij beschikking van 2 oktober 2024 is het door klager ex art 552a Sv ingediende beklag gegrond verklaard en is teruggave van de auto aan klager gelast. Aan deze beslissing lag in essentie ten grondslag dat er geen strafvorderlijk belang was bij handhaving van het beslag, dat weliswaar de douane in beeld was gekomen, maar dat de daarop betrekking hebbende stukken niet waren verstrekt door de douane en dat de griffie geen contact heeft kunnen krijgen met de door het openbaar ministerie opgegeven contactpersoon bij de douane. Deze beschikking is onherroepelijk geworden.
3.5
De auto is echter niet terug gegeven omdat de douane beslag had gelegd ex art 1:37 Algemene douanewet vanwege de verborgen ruimte in de auto. De kennisgeving van het beslag d.d. 14 oktober 2024 vermeldt:
“De afgeschermde ruimte zoals hierboven omschreven, is geen voorziening die standaard in deze voertuigen aanwezig zijn, of door de betreffende fabrieken worden geleverd. Deze ruimte is dus achteraf ingebouwd en wel op een zeer professionele wijze. De wijze van inbouw en hoge kwaliteit van afwerking doet derhalve vermoeden dat deze ruimte geen ander doel dient dan het onttrekken aan het ambtelijk toezicht van voorwerpen die zich in deze afgeschermde ruimte zouden bevinden, Immers de afwerking is van dusdanige kwaliteit dat deze ruimte niet te ontdekken is zonder gedegen onderzoek.” [3]
3.6
Bij brief van 14 oktober 2024 heeft de Douane aan klager medegedeeld dat hij onder voorwaarden de auto terug kan krijgen: “(…)
  • De geheime bergplaats dient ongedaan te worden gemaakt dan wel te worden verwijderd. Dit verwijderen dient onder ambtelijk toezicht van de douane te gebeuren. De werkzaamheden van de verwijdering worden uitgevoerd bij een garage naar keuze van de douane en onder toezicht van de douane. De kosten voor het verwijderen van de geheime bergplaats zullen naar onze schatting € 4422,37 bedragen. De kosten voor het verwijderen van de geheime bergplaats zijn voor uw rekening en moet voldaan worden aan de garage. Aan onze schatting kunt u geen rechten ontlenen.
  • Vrijwaring van de Staat voor schadeclaims zowel door de eigenaars als door derden;
  • Betaling van een geldsom van € 1.000,- aan de douane voor de kosten van het toezicht door de douane.
  • Afzien dan wel intrekking van de klaagschriftprocedure, als bedoeld in 552b wetboek van Strafvordering juncto artikel 1:37, vijfde lid, Algemene douanewet. (…)”
3.7
Tegen dit douanebeslag is een klaagschrift ingediend op 11 november 2024.
3.8
Ter zitting van 18 december 2024 hebben partijen (klager en de douane) hun standpunten nader uiteen gezet. Daarbij spitste de discussie zich toe op een praktische oplossing. De douane is bereid de auto terug te geven mits de ‘bergruimte’ ontoegankelijk wordt gemaakt door een professioneel garagebedrijf. Klager kan daarmee instemmen, maar vindt de voorgestelde reparatiekosten van ruim € 4.400,- excessief en onbegrijpelijk. Volgens hem kunnen die werkzaamheden ook voor zo’n € 1.000 worden verricht. Daarop is ter zitting afgesproken dat klager op zoek gaat naar een garage die de ‘bergruimte’ ontoegankelijk kan maken tegen een acceptabel bedrag en dat zal voorleggen aan de douane.
3.9
Dit heeft vooralsnog niet geleid tot een minnelijke schikking
3.1
Voorafgaande aan de zitting van 26 februari 2025 heeft klager enkele e-mails aan de rechtbank doen toekomen tussen klagers broer en het autobedrijf dat hem de VW Polo heeft verkocht. Hieruit blijkt dat de auto voorheen dienst deed als lesauto, reden waarom een uitsparing in de bodem bij de passagierstoel was gemaakt teneinde daar een extra rempedaal en/of koppeling aan te brengen, zoals voorgeschreven voor lesauto’s. Het garagebedrijf heeft voorafgaande aan de verkoop aan klagers broer wel dat rempedaal en/of koppeling verwijderd, maar niet de ontstane opening dicht gemaakt. [4]
3.11
In een aanvullend onderzoek door de douane bij een gespecialiseerd garagebedrijf is bevestigd dat de uitsparing in de vloer van de auto verband houdt met een dubbele bediening, zoals gebruikelijk bij lesauto’s. Deze ruimte wordt bij verkoop normaliter opgevuld met houten klosjes en dan dichtgemaakt. Dat is hier echter niet gebeurd. De douane heeft een nieuwe offerte laten uitbrengen. De uitsparing in de bodem kan worden gerepareerd voor een kleine € 500,- te vermeerderen met de douanekosten van € 1.000,-. [5] De douane is bereid hieraan mee te werken, mits klager deze kosten voldoet.
3.12
Klager is nog steeds bereid hieraan mee te werken, maar wil eerst een antwoord op de principiële vraag of hier wel sprake is van een verborgen ruimte als bedoeld in artikel 1:37 Adw en van een rechtmatig douanebeslag.

4.Beoordeling

Het geschil
4.1
Tussen partijen staat vast dat zich in de in beslag genomen auto in de bodem aan de passagierszijde bij het voetengedeelte een uitsparing bevindt die niet door de fabrikant is aangebracht. Deze uitsparing is te herleiden tot het gebruik van de auto als lesauto, die immers aan de passagierszijde verplicht een rempedaal en/of koppeling moet hebben. De auto is in deze toestand verkocht aan klagers broer. Niet gesteld of gebleken is dat hij of klager hiervan op de hoogte waren.
4.2
Het geschil spitst zich nu toe op de vraag of er sprake is van een verborgen ruimte als bedoeld in artikel 1:37 Algemene douanewet.
4.3
Van de zijde van klager is aangevoerd dat hij noch zijn broer bij de aankoop van de auto niet bekend waren met de lege ruimte onder de bodem bij de passagiersplaats. De verkoper heeft hiervan niets gezegd. Zij waren dus te goeder trouw bij de aankoop. Daarmee is er geen sprake van een ‘verborgen ruimte, kennelijk ingericht of toegerust om goederen aan het toezicht te onttrekken’. Het kan niet de bedoeling zijn van de wet dat klager en/of zijn broer schade lijden door een gebrek aan de auto waarvan zij niet op de hoogte waren en ook niet hoefden te zijn.
4.4
Van de zijde van de douane is aangevoerd dat dit niet doorslaggevend is. Feit is dat de auto een niet door de fabrikant aangebrachte holle ruimte bevat, die op het eerste gezicht niet kenbaar is en waarin illegale goederen zouden kunnen worden verborgen. Art. 1:37 Adw vereist niet dat de eigenaar/houder van het vervoermiddel op de hoogte is van de verborgen ruimte. Het aanwezig hebben van een vervoermiddel met een verborgen ruimte komt voor rekening en risico van beslagene. Gelet op lid 8 kan de douane voorwaarden stellen waaronder het voertuig wordt teruggeven. De officier van justitie heeft zich hierbij aangesloten.
De douanewetgeving
4.5
De Nederlandse douanewetgeving kent van oudsher toezicht- en controlebepalingen die de douane vergaande bevoegdheden verlenen om de strikte naleving van de wetgeving mogelijk te maken, voor zover de controle daarvan aan de douane is opgedragen, zowel fiscale regels maar ook regels inzake grensoverschrijding van goederen en personen. De communautaire wetgeving heeft nog meer ingrijpende controle bevoegdheden geïntroduceerd.
4.6
Artikel 1:37 Algemene douanewet luidt, voor zover van belang:
“1. Vervoermiddelen, kennelijk ingericht of toegerust om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken of om tot het nakomen van de op grond van artikel 1:27, eerste lid, genomen dwangmaatregelen te verijdelen, zomede alle andere voorwerpen, kennelijk bestemd om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken of om een vervoermiddel tot een van de hiervoor omschreven doeleinden in te richten of toe te rusten, worden in beslag genomen.(...)
4. Krachtens het eerste lid in beslag genomen vervoermiddelen en voorwerpen vervallen zonder rechtsvervolging aan de staat, tenzij bij een rechterlijke beslissing als bedoeld in het zesde lid de inbeslagneming niet wordt gehandhaafd.
5. De belanghebbende bij het in beslag genomen vervoermiddel of voorwerp kan binnen een maand na de mededeling omtrent de inbeslagneming bij de rechtbank van het arrondissement binnen hetwelk de inbeslagneming heeft plaatsgehad, daartegen hetzij in persoon, hetzij door een gemachtigde een met redenen omkleed klaagschrift indienen.
6. De rechtbank behandelt het klaagschrift op de voet van het bepaalde in artikel 552b van het Wetboek van Strafvordering, met dien verstande, dat ook de inspecteur in de gelegenheid wordt gesteld tijdens de behandeling te worden gehoord en hem, zo hij voor de behandeling is verschenen, tijdig tevoren door de griffier schriftelijk mededeling van de dag der uitspraak wordt gedaan.
(...)
8. Onze Minister van Financiën is bevoegd in bijzondere gevallen de aan de staat vervallen vervoermiddelen en voorwerpen onder door hem te stellen voorwaarden aan de eigenaar terug te geven.”
4.7
Artikel 1:37 Adw is de voortzetting van voorgaande, nagenoeg gelijkluidende regelingen: artikel 52 Douanewet 1995, artikel 213 (aanvankelijk art. 211) Algemene wet inzake de douane en de accijnzen 1962 en uiteindelijk artikel 10bis van de wet van 19 juli 1934, Stb. 403. In de parlementaire stukken van de Douanewet en de AWDA wordt ten aanzien van deze bevoegdheid telkens volstaan met de constatering dat deze bepaling overeenstemt met de voorgaande regeling. De relevante parlementaire stukken uit 1934 konden niet achterhaald worden, maar zijn deels weergegeven in een artikel van Altena. [6]
Het juridisch kader
4.8
Bij de beoordeling van een op de voet van artikel 1:37 lid 5 Adw ingediend klaagschrift, is de centrale vraag of sprake is van een vervoermiddel als bedoeld in het eerste lid (HR 16 december 2014,
ECLI:NL:HR:2014:3632 (https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2014:3632)). Het gebruikelijke toetsingskader van artikel 552a Sv is niet aan de orde; het is dus niet relevant of de beslagen auto te zijner tijd door de strafrechter zal worden verbeurd verklaard of onttrokken aan het verkeer (HR 25 maart 2003,
ECLI:NL:HR:2003:AF4209 (https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2003:AF4209)). Ingevolge artikel 1:37 lid 6 Adw vervalt de eigendom van het vervoermiddel immers van rechtswege aan de Staat, tenzij het beklag daartegen onherroepelijk gegrond wordt verklaard (HR 17 maart 2020,
ECLI:NL:HR:2020:403 (https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2020:403),
NJ2020/239).
Toepassing van het juridisch kader
4.9
Artikel 1:37 Adw is opgenomen in paragraaf 1.2.4: “overige bepalingen inzake douanetoezicht en douanecontrole”. Deze paragraaf geeft douaneambtenaren bevoegdheden tot het betreden van plaatsen en zelfs van woningen (art. 1:23), het gebruik van camera’s om personen te identificeren (art. 23a e.v.), het laten stoppen van vervoermiddelen als auto’s, treinen, vaartuigen en vliegtuigen (art. 1:27), het onderzoeken van personen aan kleding en lichaam (art. 1:28). Douaneambtenaren mogen hierbij zo nodig geweld gebruiken (art. 1:30).
4.1
Het douanerecht wordt gekenmerkt door een systeem van vérgaande bevoegdheden om ingrijpende middelen te hanteren tot controle en toezicht (die zelfs het wetboek van strafvordering te buiten gaan) zonder dat een verdenking van een strafbaar feit nodig is. [7] De enige beperking is dat de douane (de inspecteur) slechts van haar bevoegdheden gebruikmaakt voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van de taken nodig is. [8]
4.11
De bevoegdheid van artikel 1:37 Adw is hiervan bij uitstek een voorbeeld. Het enkele gegeven dat een voertuig een ‘verborgen ruimte’ bevat, kennelijk ingericht of toegerust om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken, is voldoende voor inbeslagname.
4.12
Deze bevoegdheden zijn, als gezegd, bevoegdheden tot controle en toezicht, niet tot opsporing van strafbare feiten. Dat betekent dat bij de uitoefening daarvan geen -aantoonbare- verdenking van een strafbaar feit nodig is. Ook vereist de wet niet dat de eigenaar/houder van het voertuig op de hoogte is van het bestaan van de verborgen ruimte en dus ook niet dat hem daarvan een verwijt kan worden gemaakt. Dat is inherent aan controle- en toezichtbevoegdheden. [9]
4.13
Het voorgaande brengt mee dat het douanebeslag op de VW Polo doel treft en rechtmatig is gelegd. Het bezwaar wordt daarom ongegrond verklaard.
Het vervolg
4.14
Tegen deze beschikking staat beroep in cassatie open. Als de beschikking onherroepelijk wordt, vervalt de eigendom van de auto van rechtswege (automatisch) aan de Staat. De minister (lees: de douane) kan echter besluiten de auto, onder bepaalde voorwaarden, weer terug te geven aan klager. De douane heeft al duidelijk gemaakt wat die voorwaarden zijn. Indien die voorwaarden worden nageleefd en de teruggave plaatsvindt, beschikt de Staat niet meer over het eigendom van het betreffende vervoermiddel (HR 17 maart 2020,
ECLI:NL:HR:2020:403 (https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2020:403),
NJ2020/239, rov. 3.5.1), maar keert de eigendom weer terug bij klager.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beklag ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. F.J.H. Hovens, rechter, in tegenwoordigheid van
R.M.J. van den Bogaart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2025.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beslissing.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aanhouding [klager] .
2.Proces-verbaal van bevindingen van douane, 20 augustus 2024
3.Brief Douane 14 oktober 2024 aan klager d.t.v. zijn advocaat.
4.Email van mr. Amine van 24 februari 2025.
5.Proces-verbaal douane van 4 februari 2025.
6.Vgl. A.P. Altena,
7.Kamerstukken II, 1933-1934, 381, nr. 3.
8.Vgl. D.G. van Vliet,
9.Anders dan bij de voorgestelde nieuwe strafbepaling art.189a Sr waarbij het