ECLI:NL:RBGEL:2025:1655

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 februari 2025
Publicatiedatum
3 maart 2025
Zaaknummer
012030-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onoplettendheid en alcoholgebruik

Op 17 februari 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 januari 2024 in Wijchen betrokken was bij een verkeersongeval. De verdachte, bestuurder van een bedrijfsauto, reed achteruit op een druk verkeersplein en heeft daarbij een voetganger, genaamd [slachtoffer], aangereden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan aanmerkelijke onvoorzichtigheid en onoplettendheid, wat leidde tot het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer. De verdachte was onder invloed van alcohol, met een bloedalcoholgehalte van 1,01 milligram per milliliter bloed, wat bijdroeg aan zijn schuld. De rechtbank legde een taakstraf van 160 uur op, evenals een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 18 maanden. De rechtbank benadrukte dat de verdachte, door zijn gedrag, de verkeersveiligheid in gevaar had gebracht en dat de gevolgen voor het slachtoffer ernstig waren, waaronder een gebroken heup en een langdurige revalidatie. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting waar zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/012030-24
Datum uitspraak : 17 februari 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1996 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
raadsman: mr. P.L.O. van de Waarsenburg, advocaat in Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 3 januari 2024 te Wijchen,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto), daarmede rijdende over de weg, (de parkeerplaats bij) het Europaplein, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl hij dat voertuig beroepsmatig bestuurde en/of terwijl hij nagenoemde voetganger, kort voordat hij achteruit ging rijden/achteruit ging inparkeren, is gepasseerd en/of die voetganger voor hem, tijdens het van achteren naderen en passeren, goed zichtbaar was en/of die voetganger op dat moment reeds liep in de richting van de plaats waar de aanrijding plaats heeft gevonden en/of niet of in onvoldoende mate heeft gelet op en/of is blijven letten op het/de direct voor en/of naast hem, verdachte, gelegen weggedeelte(n) van die weg en/of het zich daarop bevindende verkeer en/of een zich daarop bevindende voetganger en/of (vervolgens)
terwijl zijn, verdachtes, zicht naar achteren door de constructie van zijn voertuig werd beperkt
en/of terwijl de parkeersensoren van dat voertuig niet functioneerden en/of terwijl die voetganger (voor en tijdens het achteruitrijden) (op enig moment) zichtbaar was in de
buitenspiegel(s) van dat voertuig en/of terwijl die voetganger achter zijn, verdachtes, voertuig langs wilde lopen, voor en/of tijdens het achteruitrijden/achteruit inparkeren niet of onvoldoende heeft gekeken in zijn buitenspiegel(s) en/of niet of in onvoldoende mate heeft gelet op en/of is blijven letten op het verkeer dat zich rechts van hem bevond en/of zich er (aldus) niet of onvoldoende van heeft vergewist of er zich, (dicht) naast en/of achter hem, enig verkeer bevond en/of in strijd met artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 tijdens het achteruitrijden geen voorrang heeft verleend aan die voetganger en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, die voetganger, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening
van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 januari 2024 te Wijchen,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto), daarmede rijdende over de weg, (de parkeerplaats bij) het Europaplein, terwijl hij dat voertuig beroepsmatig bestuurde en/of terwijl hij nagenoemde voetganger, kort voordat hij achteruit ging rijden/achteruit ging inparkeren, is gepasseerd en/of die voetganger voor hem, tijdens het van achteren naderen en passeren, goed zichtbaar was en/of die voetganger op dat moment reeds liep in de richting van de plaats waar de aanrijding plaats heeft gevonden en/of niet of in onvoldoende mate heeft gelet op en/of is blijven letten op het/de direct voor en/of naast hem, verdachte, gelegen weggedeelte(n) van die weg en/of het zich daarop bevindende verkeer en/of een zich daarop bevindende voetganger en/of (vervolgens) terwijl zijn, verdachtes, zicht naar achteren door de constructie van zijn voertuig werd beperkt en/of terwijl de parkeersensoren van dat voertuig niet functioneerden en/of terwijl die voetganger (voor en tijdens het achteruitrijden) (op enig moment) zichtbaar was in de buitenspiegel(s) van dat voertuig en/of terwijl die voetganger achter zijn, verdachtes, voertuig langs wilde lopen, voor en/of tijdens het achteruitrijden/achteruit inparkeren niet of onvoldoende heeft gekeken in zijn buitenspiegel(s) en/of niet of in onvoldoende mate heeft gelet op en/of is blijven letten op het verkeer dat zich rechts van hem bevond en/of zich er (aldus) niet of onvoldoende van heeft vergewist of er zich, (dicht) naast en/of achter hem, enig verkeer bevond en/of in strijd met artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 tijdens het achteruitrijden geen voorrang heeft verleend aan die voetganger en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, die voetganger, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 3 januari 2024 te Wijchen als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, (de parkeerplaats bij) het Europaplein, achteruit is gereden zonder een voetganger voor te laten gaan, waarbij letsel aan personen is ontstaan of
schade aan goederen is toegebracht;
2.
hij op of omstreeks 3 januari 2024 te Wijchen,
als bestuurder van een motorrijtuig, (bedrijfsauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,01 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde. Verdachte heeft op een druk verkeersplein aanmerkelijk onvoorzichtig gereden door bij het achteruit inparkeren niet voldoende te kijken waardoor een aanrijding is ontstaan, terwijl hij wist dat zijn parkeersensoren niet werkten en hij bovendien onder invloed van alcohol was.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte vrijgesproken moet worden van het onder feit 1 primair tenlastegelegde, omdat verdachte zich niet zodanig heeft gedragen dat dit gedrag kan worden gekwalificeerd als aanmerkelijke schuld. De raadsman refereert zich voor feit 2 aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De bewijsmiddelen
Op woensdag 3 januari 2024 heeft een aanrijding plaatsgevonden op het Europaplein te Wijchen. Ter plaatse hebben verbalisanten gezien dat er een bestelbus half in een parkeervak stond met de achterzijde van het voertuig in het parkeervak. Aan de andere zijde van het voertuig hing een vrouw over haar rollator heen. Zij klaagde over pijn aan haar heup. [2] Het slachtoffer, [slachtoffer] , is hierna in het ziekenhuis opgenomen waar zij vanwege een heupfractuur een operatie moest ondergaan. [3]
De politie heeft onderzoek gedaan naar het voorval. Uit dit onderzoek is gebleken dat de bestuurder van de Mercedes voorafgaand aan het ongeval over het Europaplein had gereden in dezelfde looprichting als de voetgangster, de voetgangster van achteren had genaderd, haar had gepasseerd, waarbij de voetgangster aan de linkerzijde van de weg liep, een aantal seconden na het passeren van de voetgangster stopte op de rijbaan en hierna achteruit reed om te parkeren op een parkeerplaats. Tijdens het achteruit rijden ontstond een aanrijding tussen de achterzijde van de Mercedes en de voetgangster. Het voertuig was vanwege de constructie niet voorzien van een binnenspiegel, het zicht in de buitenspiegels was goed. Uit het zichtonderzoek is gebleken dat het voor de bestuurder van de Mercedes mogelijk was geweest om de voetgangster tijdens het naderen van achteren en het passeren waar te nemen. Ook was het voor de bestuurder van de Mercedes mogelijk geweest om de voetgangster op te merken in de linker buitenspiegel, voordat de bestuurder naar rechts stuurde om vervolgens achteruit in een parkeervak te parkeren. Tijdens het achteruit rijden zou de voetgangster een kort moment waarneembaar kunnen zijn geweest in de rechter buitenspiegel. Indien de bestuurder op dat moment in de linker buitenspiegel kijkt, is het aannemelijk dat de voetgangster niet wordt opgemerkt in de voornoemde spiegel. [4] Uit het onderzoek is tevens gebleken dat de achteruitrijsensoren van de Mercedes niet functioneerden. [5]
Voorts heeft de politie camerabeelden uitgekeken die zijn verstrekt door de, tegenover de parkeerplaats aan het Europaplein gelegen, winkel [winkel] . Daarop is te zien dat twee personen uit een geparkeerde witte personenauto stappen. De oudere dame loopt, gezien vanaf de camera, naar rechts. Op dat moment rijdt een wit bestelbusje de parkeerplaats op. De oudere dame met rollator verdwijnt even achter het muurtje. Even later verschijnt zij weer in beeld en op dat moment rijdt het witte bestelbusje achteruit om in te parkeren. De oudere dame en het witte bestelbusje komen met elkaar in botsing. Het witte bestelbusje rijdt even door maar staat al snel stil. [6]
Getuige [getuige] (verder [getuige] ), dochter van slachtoffer [slachtoffer] , heeft verklaard dat zij zag dat de bus tegen haar moeder aanreed. Zij heeft gezien dat de bus niet stopte en dat haar moeder zeker twee meter naar achter is geduwd voordat zij ten val kwam. [getuige] heeft verklaard dat de bestuurder zei dat hij haar moeder niet had gezien en dat zijn parkeersensoren niet werkten. Daarnaast heeft [getuige] verklaard dat zij een alcoholgeur rook toen zij met de bestuurder in gesprek was. [7]
Het [ziekenhuis] ziekenhuis heeft onderzoek gedaan naar het bloed van verdachte. Uit dit bloedonderzoek is gebleken dat verdachte een alcoholconcentratie had van 1,01 milligram alcohol per milliliter bloed. [8]
Verdachte heeft tijdens het politieverhoor verklaard dat hij op 2 januari 2024 in de avond een paar glazen whisky-cola heeft gedronken, maar dat dit minder dan tien glazen waren. Hij heeft verklaard dat hij in beide spiegels heeft gekeken tijdens het achteruit rijden, maar dat hij met name in de linker buitenspiegel heeft gekeken omdat daar een auto geparkeerd stond. Het slachtoffer heeft hij voorafgaand aan de aanrijding niet gezien. Verdachte heeft niet gevoeld dat hij iemand aanreed en toen hij een schreeuw hoorde is hij gelijk gestopt. Tijdens het inparkeren reed hij met een maximum snelheid van 5 kilometer per uur. [9] Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij op 3 januari 2024 in de middag twee glazen whisky-cola heeft gedronken. [10]
Uit de geneeskundige verklaring van 8 januari 2024 blijkt dat [slachtoffer] door het ongeval haar heup heeft gebroken, In verband hiermee heeft zij op 4 januari 2024 een operatie ondergaan. Voorts wordt aangegeven dat er kans bestaat op verlies van mobiliteit, afhankelijk van revalidatie alsmede kans op verschijnselen zoals een delier en daardoor cognitieve achteruitgang. [slachtoffer] zal naar verwachting revalidatie behoeftig zijn voor een periode van drie tot vier maanden. [11]
De beoordeling van het onder feit 1 primair tenlastegelegde
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet (hierna: WVW 1994). Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld in de zin van dit artikel komt het volgens vaste jurisprudentie aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval (zie het arrest van de Hoge Raad van 4 maart 2014,
ECLI:NL:HR:2014:470). Het gedrag van de verdachte wordt in die beoordeling afgemeten aan dat wat van een verkeersdeelnemer in het algemeen en gemiddeld genomen mag worden verwacht. Dit toetsingskader brengt mee dat niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994.
Bovendien kan uit de rechtspraak van de Hoge Raad niet als algemene regel worden afgeleid dat schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 in geen geval kan worden bewezenverklaard als de gedraging van de verdachte die heeft geleid tot het ongeval, haar aanleiding vindt in uitsluitend een enkel moment van onoplettendheid. De omstandigheden van het geval – waartoe ook de aard van de verkeerssituatie kan worden gerekend – kunnen immers zodanige aandacht vergen dat ook een kort moment van onoplettendheid als zeer onvoorzichtig kan worden aangemerkt (zie het arrest van de Hoge Raad van 15 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1398, r.o. 2.6.3).
De rechtbank overweegt dat uit het voorgaande feitencomplex blijkt dat het ongeval in essentie is ontstaan doordat verdachte [slachtoffer] in het geheel niet heeft gezien, niet bij het van achteren naderen, niet bij het passeren en ook niet kort voorafgaand aan het achteruitrijden. Deze gedraging, die heeft geleid tot het verkeersongeval, vindt naar het oordeel van de rechtbank haar aanleiding in het in onvoldoende mate opletten en blijven opletten bij deelname aan het verkeer. Het achterwaarts rijden betreft een bijzondere verrichting, die een grote mate van voorzichtigheid en oplettendheid van de bestuurder eist. Dit geldt in het bijzonder in een geval als dit, waarin de bijzondere verrichting moest worden uitgevoerd op een drukke parkeerplaats bij een winkelcentrum, waar zich zowel voetgangers als automobilisten bevinden en verplaatsen en die daarbij enigszins van het verkeer kunnen zijn afgeleid in hun zoektocht naar hun auto dan wel een vrij parkeervak. Verdachte is in dit geval tekortgeschoten in de van hem te verlangen oplettendheid en voorzichtigheid. Verdachte heeft op meerdere momenten bij het van achter naderen, passeren en achteruit rijden [slachtoffer] , die zich voortbewoog met het behulp van een rollator, niet gezien. Hij is, zonder zich ervan te vergewissen dat de ruimte achter zijn bestelbus vrij was, achteruit gaan rijden. Dit klemt temeer nu verdachte wist dat zijn parkeersensoren niet werkten en hij daardoor dus nog meer behoedzaamheid had moeten betrachten nu hij moest manoeuvreren op enkel de beide buitenspiegels. Dat hij de voetgangster die zich op dat moment achter zijn auto bevond niet heeft gezien is een omstandigheid die hem aangerekend dient te worden. De rechtbank beschouwt het handelen van verdachte in de gegeven omstandigheden als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend. Temeer nu hij onder invloed van teveel alcohol een auto is gaan besturen. Weliswaar is de mate waarin die omstandigheid het ongeval heeft beïnvloed niet zonder meer vast te stellen, maar dat het zijn rijvaardigheid in negatieve zin heeft beïnvloed, staat voor de rechtbank onmiskenbaar vast.
Ten gevolge van dit handelen is een aanrijding ontstaan, waardoor [slachtoffer] die zich achter zijn auto bevond, letsel werd toegebracht.
De rechtbank kwalificeert het letsel, te weten een gebroken heup, als zwaar lichamelijk letsel. Het letsel was van dien aard dat [slachtoffer] in het ziekenhuis werd opgenomen en een operatie noodzakelijk is gebleken. In de letselbeschrijving is ook opgenomen dat er een revalidatietraject zal komen dat naar verwachting drie tot vier maanden zal duren. Daarbij wordt melding gemaakt dat kans bestaat op verlies van mobiliteit en ingeval van een delier ook sprake zal kunnen zijn van cognitieve achteruitgang. Het slachtoffer was op het moment van het ongeval bijna 86 jaar oud. Het is een feit van algemene bekendheid dat een operatie bij een patiënte van deze leeftijd meer risico’s kent dan bij een jonger persoon, daarbij is de mate van revalidatie onzeker.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het primair ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
De beoordeling van het onder feit 2 tenlastegelegdeGelet op voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte een voertuig heeft bestuurd terwijl hij onder invloed van alcohol was. Daarmee kan het onder feit 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend worden bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1. hij op
of omstreeks3 januari 2024 te Wijchen,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig
(bedrijfsauto
), daarmede rijdende over
de weg, (de parkeerplaats bij
)het Europaplein,
zeer, althansaanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en
/ofonachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl hij dat voertuig beroepsmatig bestuurde en/ofterwijl hij nagenoemde voetganger, kort voordat hij
achteruit ging rijden/achteruit ging inparkeren, is gepasseerd en
/ofdie voetganger voor hem, tijdens het van achteren naderen en passeren, goed zichtbaar was en
/ofdie voetganger op dat moment reeds liep in de richting van de plaats waar de aanrijding plaats heeft gevonden en
/of niet ofin onvoldoende mate heeft gelet op en
/ofis blijven letten op het
/dedirect
voor en/ofnaast hem, verdachte, gelegen weggedeelte
(n)van die weg en
/ofhet zich daarop bevindende verkeer en
/ofeen zich daarop bevindende voetganger
en/of (vervolgens)terwijl zijn, verdachtes, zicht naar achteren door de constructie van zijn voertuig werd beperkt en
/ofterwijl de parkeersensoren van dat voertuig niet functioneerden en
/ofterwijl die voetganger
(voor en tijdens het achteruitrijden
) (op enig moment
)zichtbaar was in de buitenspiegel
(s
)van dat voertuig en
/ofterwijl die voetganger achter zijn, verdachtes, voertuig langs wilde lopen, voor en
/oftijdens het
achteruitrijden/achteruit inparkeren
niet ofonvoldoende heeft gekeken in zijn buitenspiegel
(s
)en
/of niet ofin onvoldoende mate heeft gelet op en
/ofis blijven letten op het verkeer dat zich rechts van hem bevond en
/ofzich er
(aldus) niet ofonvoldoende van heeft vergewist of er zich,
(dicht)naast en
/ofachter hem, enig verkeer bevond en
/ofin strijd met artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 tijdens het achteruitrijden geen voorrang heeft verleend aan die voetganger en
/of is gebotst tegen, althansin aanrijding gekomen met, die voetganger, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8,
eerste oftweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel
of zodanig lichamelijk letselwerd toegebracht, dat daaruit tijdelijke
ziekte ofverhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
2.
hij op
of omstreeks3 januari 2024 te Wijchen,
als bestuurder van een motorrijtuig,
(bedrijfsauto
), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,01 milligram,
in elk geval hoger dan 0,5 milligram,alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994,
feit 2:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994 (1,01 milligram).

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 200 uur alsmede een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 20 maanden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat er mogelijk een straf opgelegd kan worden met behoud van het rijbewijs van verdachte. Een taakstraf van 200 uur acht de raadsman veel te hoog. Een geldboete met een voorwaardelijk ontzegging van de rijbevoegdheid vindt de raadsman meer passend en geboden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De ernst van het feit
Verdachte is met een bedrijfsauto de weg op gegaan, terwijl hij onder invloed van alcohol was en heeft bij het achteruit inparkeren een voetgangster over het hoofd gezien en aangereden. De verdachte heeft door aldus te handelen zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer veronachtzaamd en heeft daarmee de verkeersveiligheid voor andere verkeersdeelnemers in gevaar gebracht. Daarnaast reed de verdachte op een druk verkeersplein, was het schemerig, had verdachte geen functionerende parkeersensoren en was hij aangewezen op zijn buitenspiegels voor het zicht naar achteren. Al deze omstandigheden hadden verdachte moeten aansporen tot meer voorzichtigheid en oplettendheid dan hij uiteindelijk heeft getoond. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Verdachte heeft met zijn handelen grote gevolgen voor het slachtoffer teweeggebracht. Zoals ook is gebleken uit de slachtofferverklaring die ter zitting namens haar is voorgelezen, ondervindt zij nog dagelijks de gevolgen van deze aanrijding. Zij ging regelmatig met de fiets op bezoek bij haar familieleden, maar is hiertoe door de aanrijding niet meer in staat. Door het gebrek aan mobiliteit, is zij haar zelfstandigheid kwijtgeraakt en woont zij nu noodgedwongen in een verzorgingstehuis.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Uit het strafblad van verdachte d.d. 23 december 2024 blijkt dat hij geen relevante veroordelingen heeft.
Ter terechtzitting heeft verdachte een brief van zijn werkgever overhandigd waaruit blijkt dat indien verdachte zijn rijbewijs voor een langere periode kwijtraakt hij zijn baan zal verliezen.
Conclusie
Alles afwegende en gelet op hetgeen in vergelijkbare zaken wordt opgelegd, komt de rechtbank tot de volgende conclusie.
De rechtbank is van oordeel dat een taakstraf van 160 uur, subsidiair 80 dagen hechtenis, passend en geboden is. Daarnaast acht de rechtbank een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 18 maanden op zijn plaats.
De straf is lager dan door de officier van justitie geëist, omdat de rechtbank heeft aangesloten bij de oriëntatiepunten die de rechtbanken hanteren.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 8, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een taakstraf van 160 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 80 dagen;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 18 maanden met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd is geweest.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.H.M. Marijs (voorzitter), mr. R.M.H. Pennings en mr. H.M. Stratenus, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Fliert en mr. T.H. Boshuizen, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 februari 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024004763, gesloten op 11 september 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aanhouding, p. 65-66, proces-verbaal rijden onder invloed, p. 60-63.
3.Geneeskundige verklaring, p. 42.
4.Proces-verbaal FO-verkeer, p.10-39.
5.Proces-verbaal FO-verkeer, p. 26.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 57
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p.43-44.
8.Rapport alcohol en drugs in het verkeer, p.81-82.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p.48-51 en 85-87.
10.Verklaring van verdachte ter terechtzitting op 3 februari 2025.
11.Geneeskundige verklaring, p.42.