ECLI:NL:RBGEL:2025:1514

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 februari 2025
Publicatiedatum
26 februari 2025
Zaaknummer
C/05/440920 / FA RK 24-2980
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • J. van den Tooren
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing en wijziging hoofdverblijfplaats van minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 24 februari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen de ouders van een minderjarige, [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2016. De vader, vertegenwoordigd door mr. D.M. Cats, heeft verzocht om vervangende toestemming voor verhuizing van de moeder naar [plaats] met [minderjarige] en wijziging van de zorgregeling. De moeder, vertegenwoordigd door mr. S. Atceken-Ata, heeft een zelfstandig verzoek ingediend om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij haar te bepalen indien de verhuizing niet wordt toegestaan. De rechtbank heeft de verzoeken van de moeder tot vervangende toestemming voor verhuizing afgewezen, maar heeft het voorwaardelijke verzoek van de moeder om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vader te bepalen toegewezen. De rechtbank oordeelt dat de belangen van [minderjarige] en de vader zwaarder wegen dan de belangen van de moeder om te verhuizen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] na drie maanden bij de vader zal zijn en dat de zorgregeling zodanig wordt gewijzigd dat [minderjarige] drie van de vier weekenden bij de moeder verblijft. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/440920 / FA RK 24-2980
Datum uitspraak: 24 februari 2025
beschikking vervangende toestemming verhuizing, hoofdverblijfplaats en zorgregeling
in de zaak van
[naam vader](hierna: de vader),
wonend in [woonplaats] ,
advocaat mr. D.M. Cats te Ede,
tegen
[naam moeder](hierna: de moeder),
wonend in [woonplaats] ,
advocaat mr. S. Atceken-Ata te Rotterdam .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift, ontvangen op 6 september 2024;
- het verweerschrift en zelfstandig verzoek, ontvangen op 6 januari 2025;
- het verweerschrift op het zelfstandig verzoek, ontvangen op 13 januari 2025;
- het F9-formulier met bijlage van mr. Atceken-Ata, ontvangen op 15 januari 2025.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling van 17 januari 2025 zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. Cats;
- de moeder, bijgestaan door mr. Atceken-Ata;
- een vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).

2.De feiten

2.1.
Uit het huwelijk van de ouders is geboren:
- [naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] .
2.2.
Deze rechtbank heeft bij beschikking van 24 november 2020 de echtscheiding tussen de ouders uitgesproken. Het huwelijk is op 18 december 2020 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag.
2.3.
De ouders hebben samen het gezag over [minderjarige] .
2.4.
De ouders hebben afspraken over [minderjarige] vastgelegd in een ouderschapsplan. In dat ouderschapsplan van 7 oktober 2020 en de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank van 24 november 2020 is onder meer bepaald dat [minderjarige] zijn hoofdverblijfplaats bij zijn moeder heeft. Ook is er een zorgregeling vastgesteld.

3.De verzoeken en standpunten van partijen

3.1.
De vader vraagt de rechtbank om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, de zorgregeling te wijzigen zodat [minderjarige] bij de vader verblijft:
  • tijdens de aaneengesloten periode van zeven (of meer) dagen waarop de vader vrij is, waarbij het wisselmoment de avond van de laatste vrije dag is;
  • op de doordeweekse dagen waarop de vader in de aaneengesloten periode van vijf (of meer) dagen vrij is, waarbij het wisselmoment de avond van de laatste vrije doordeweekse dag is;
  • gedurende 21 in onderling overleg te bepalen vakantiedagen.
3.2.
De vader wil graag vaker voor [minderjarige] kunnen zorgen. Hij werkt als [functie] en heeft daarom wisselende diensten. Hij heeft per maand steeds één periode van zeven aaneengesloten dagen en één periode van vijf aaneengesloten dagen vrij en wil in die periodes voor [minderjarige] zorgen. De vader vindt dat de communicatie moeizamer is gaan verlopen sinds de moeder van hem geen toestemming kreeg om te verhuizen naar [plaats] met [minderjarige] . Dit heeft tot gevolg gehad dat ook de afspraken over de zorgregeling minder soepel verlopen.
Het verweer
3.3.
De moeder wil dat het verzoek van de vader wordt afgewezen. Zij staat open voor
uitbreiding van de zorgregeling maar wil graag dat het een regelmatige zorgregeling wordt. De langdurige onregelmatigheid van de huidige en de nieuw voorgestelde zorgregeling is niet (meer) passend voor [minderjarige] en de moeder. [minderjarige] is hoogbegaafd en heeft meer behoefte aan structuur, regelmaat en vaste dagen met zijn vader. [minderjarige] vraagt ook steeds vaker naar zijn vader. De moeder heeft zelf ook behoefte aan meer regelmaat zodat zij makkelijker kan werken. De vader zou volgens de moeder ook in [plaats] kunnen gaan wonen, als zij daarnaartoe verhuist, om op die manier een reguliere zorgregeling te hanteren die voor beide ouders werkt.

4.Het zelfstandig tegenverzoek en het verweer daarop

Het zelfstandig verzoek
4.1.
De moeder verzoekt de rechtbank om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
  • haar vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met [minderjarige] naar [plaats] ;
  • indien de vader ook in [plaats] woont de zorgregeling te wijzigen zodat [minderjarige] :
in de even weken bij de vader en de oneven weken bij de moeder verblijft waarbij het wisselmoment plaatsvindt op zondagavond om 18.00 uur en de ouders bij helfte [minderjarige] halen en brengen;
in de schoolvakanties en feestdagen bij helfte afwisselend bij de ene en de andere ouder verblijft;
- indien de vader in [woonplaats] blijft wonen de zorgregeling te wijzigen zodat [minderjarige] :
drie van de vier weekenden bij de vader verblijft van vrijdagmiddag uit school tot zondagavond, waarbij de ouders [minderjarige] afwisselend halen en brengen;
in de schoolvakanties en feestdagen bij helfte afwisselend bij de ene en de andere ouder verblijft.
Het voorwaardelijk zelfstandig verzoek
4.2.
Voor het geval de rechtbank de moeder geen toestemming geeft voor de verhuizing naar [plaats] met [minderjarige] , verzoekt de moeder om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vader te bepalen. In dat geval verzoekt de moeder om een weekendregeling vast te stellen zodat [minderjarige] drie van de vier weekenden bij haar verblijft van vrijdagmiddag uit school tot zondagavond, waarbij de ouders [minderjarige] afwisselend halen en brengen en [minderjarige] in de schoolvakanties en feestdagen bij helfte afwisselend bij de ene en de andere ouder verblijft.
Het verweer op het zelfstandig verzoek
4.3.
De vader vindt dat het zelfstandig verzoek van de moeder moet worden afgewezen. Hij vindt de verhuizing van de moeder niet noodzakelijk en onvoldoendedoordacht en voorbereid. Van de vader kan niet worden verwacht dat hij naar [plaats] verhuist en de door de moeder voorgestelde weekendregeling houdt geen rekening met zijn onregelmatige werk. Daardoor zou de vader bij een verhuizing van [minderjarige] nog maar één weekend per maand voor hem kunnen zorgen, terwijl hij nu tenminste een aaneengesloten week per maand voor [minderjarige] zorgt en zelfs meer voor [minderjarige] wil zorgen. De moeder biedt geen compensatie voor die gevolgen. [minderjarige] is bovendien geworteld in [woonplaats] .
De referte ten aanzien van het voorwaardelijke zelfstandig verzoek
4.4.
Ten aanzien van het voorwaardelijk zelfstandig verzoek van de moeder refereert de vader zich aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat hij bij een wijziging van de hoofdverblijfplaats twee maanden de tijd vraagt om de noodzakelijke voorbereidingen te treffen. De vader vraagt verder met betrekking tot de door de moeder gevraagde zorgregeling dat de moeder [minderjarige] haalt en brengt van en naar [woonplaats] .

5.Het standpunt van de Raad

De Raad adviseert om het verzoek tot vervangende toestemming voor een verhuizing met [minderjarige] naar [plaats] af te wijzen. Het is voor de Raad te onduidelijk hoe een leven in [plaats] er voor [minderjarige] uit zou zien. Hoewel hij het mogelijk wel aan zou kunnen, vindt de Raad het op dit moment meer in zijn belang dat hij in [woonplaats] blijft waar hij altijd heeft gewoond. Wat de beslissing ook wordt, dit zal veel voor [minderjarige] betekenen. [minderjarige] is opgegroeid in [woonplaats] , maar zijn moeder is daar ongelukkig, mede omdat zij geen familie heeft in Nederland. De vader is veel op reis voor zijn werk en dat is een belangrijke factor in de discussie tussen de ouders. Hoewel het niet makkelijk is, is dit wel een gevolg van de keuzes die partijen samen in het verleden hebben gemaakt. De ouders zullen samen in het belang van [minderjarige] verder aan de slag moeten met hun communicatie. Bijvoorbeeld om de beslissing van de rechtbank straks toe te lichten en daar beiden achter te staan. Ook moet goed gelet worden door de ouders op de hoogbegaafdheid van [minderjarige] , hoe de beslissing ook uitvalt. Als de ouders dat samen op een goede manier kunnen doen, verwacht de Raad dat [minderjarige] de ingrijpende veranderingen aankan.

6.De beoordeling

Wat zijn de beslissingen?
6.1.
De rechtbank wijst het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming voor verhuizing met [minderjarige] af. Het voorwaardelijke verzoek van de moeder, om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] dan te wijzigen naar de vader, wordt toegewezen. Ook stelt de rechtbank een zorgregeling vast tussen de moeder en [minderjarige] , zoals door haar – eveneens voorwaardelijk – is verzocht. De beslissingen worden hierna toegelicht.
Ontvankelijkheid
6.2.
Voor wijziging van een in een ouderschapsplan opgenomen zorgregeling dient sprake te zijn van gewijzigde omstandigheden sinds de betreffende afspraken in het ouderschapsplan zijn gemaakt. [1] De rechtbank ziet die gewijzigde omstandigheden in de verstreken tijd sinds de echtscheiding, de wens tot verhuizing van de moeder en de (mede daardoor) verslechterde verstandhouding tussen de ouders, zodat de vader ontvankelijk is in zijn verzoek om de zorgregeling te wijzigen.
Toetsingskader verhuizing, hoofdverblijfplaats en zorgregeling
6.3.
Over een verzoek tot verhuizing, wijziging van de hoofdverblijfplaats en een zorgregeling neemt de rechtbank een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. [2] Bij een verzoek om te verhuizen dient de rechter volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad [3] daarbij alle omstandigheden van het geval in acht te nemen. Bij die belangenafweging spelen onder meer de volgende gezichtspunten een rol:
i. i) het recht en belang van de verhuizende ouder en de vrijheid om zijn of haar leven opnieuw in te richten;
(ii) de noodzaak om te verhuizen;
(iii) de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
(iv) de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
( v) de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
(vi) de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
(vii) de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
(viii) de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
(ix) de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
( x) de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
Inhoudelijke beoordeling verhuizing
6.4.
Over de verhuizing heeft de moeder toegelicht dat zij zeer ongelukkig is in [woonplaats] . Zij heeft daar nauwelijks tot geen eigen netwerk opgebouwd en is door de scheiding ook niet meer welkom bij haar schoonouders. Zij heeft een nieuwe partner in [plaats] en is daar wel gelukkig. Zij wil daarom voor haar eigen (mentale) welzijn en geluk verhuizen naar [plaats] en zij wil [minderjarige] heel graag meenemen omdat ze van hem houdt en hem niet wil missen. De rechtbank wil, mede gelet op de emotionele toelichting van de moeder op zitting, wel aannemen dat de moeder zich (erg) ongelukkig voelt in [woonplaats] . Zij heeft er ook recht op en belang bij om na de scheiding haar leven opnieuw in te kunnen richten en om haar welzijn en levensgeluk te verhogen door een nieuw leven op te bouwen met haar nieuwe partner. De rechtbank ziet evenwel onvoldoende in dat daarvoor een verhuizing van de moeder naar [plaats] noodzakelijk is. Waarom de nieuwe partner van de moeder bijvoorbeeld niet in [woonplaats] kan komen wonen zodat zij daar samen een nieuw leven kunnen opbouwen (en [minderjarige] niet hoeft te verhuizen), heeft de moeder onvoldoende toegelicht en onderbouwd.
6.5.
Daarnaast vindt de rechtbank de verhuizing onvoldoende doordacht en voorbereid. De moeder heeft aangegeven zich te hebben ingeschreven voor een woning, zich georiënteerd te hebben op werk en al een aantal scholen te hebben uitgezocht voor [minderjarige] . Hieruit blijkt weliswaar dat zij heeft nagedacht over de verhuizing, maar ter zitting is gebleken dat de moeder nog niet daadwerkelijk een woning heeft gekregen, zodat het onduidelijk is wanneer zij een woning zal kunnen krijgen en waar [minderjarige] dan concreet zal komen te wonen. Ook heeft de moeder nog niet daadwerkelijk werk in [plaats] gevonden en is onduidelijk op welke van de drie scholen die de moeder uitgezocht heeft, [minderjarige] uiteindelijk daadwerkelijk ingeschreven zal kunnen worden. Niet alleen zijn er geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat [minderjarige] zonder meer op (één van) deze scholen terecht kan, maar ook verschillen de ouders van mening over wat goed is voor [minderjarige] , gelet op zijn hoogbegaafdheid. De vader ziet namelijk graag dat [minderjarige] op zijn huidige school blijft waarbinnen hem extra uitdaging wordt geboden en waar hij eventueel een klas zal overslaan als dat nodig blijkt, terwijl de moeder [minderjarige] graag op een school voor hoogbegaafde kinderen wil inschrijven. Het is de rechtbank niet gebleken dat de ouders hierover overleg hebben gehad, waardoor hierover nog geen overeenstemming bestaat en dus geen duidelijkheid voor als de moeder wil verhuizen.
6.6.
Ook vindt de rechtbank de impact van de verhuizing op de bestaande zorgregeling en het huidige contact tussen [minderjarige] en de vader erg groot en niet in het belang van [minderjarige] . De moeder heeft aangegeven dat zij wil dat de vader meer voor [minderjarige] gaat zorgen, mede omdat [minderjarige] aangeeft daar behoefte aan te hebben. Met de vader is de rechtbank van oordeel dat de moeder niet van de vader kan verwachten dat hij (ook) naar [plaats] verhuist. Partijen hebben er in het verleden tenslotte samen voor gekozen om in [woonplaats] te gaan wonen om daar samen [minderjarige] op te voeden en de vader heeft daar zijn woning, zijn familie (de opa en oma van [minderjarige] wonen ook in [woonplaats] ) en zijn netwerk, terwijl hij verder geen enkele binding heeft met [plaats] . Dat het beroep van de vader onregelmatige werktijden met zich brengt, is eveneens een gegeven waar partijen zich allebei van bewust waren toen zij ouders van [minderjarige] werden. De vader heeft gemotiveerd toegelicht dat hij met zijn huidige werk als [functie] niet de regelmaat kan bieden in een zorgregeling die de moeder graag zou zien. De zorgregeling tussen de vader en [minderjarige] die de moeder voorstelt als zij met [minderjarige] zou verhuizen, is daardoor niet haalbaar. Een verhuizing van [minderjarige] naar [plaats] zal dan ook tot gevolg hebben dat het contact tussen [minderjarige] en zijn vader aanzienlijk minder zal worden, terwijl [minderjarige] zijn vader nu regelmatig ziet en hem zelfs meer wil zien, zoals ook de moeder heeft aangegeven. Daarnaast heeft de vader zelf ook de wens om [minderjarige] vaker te zien. De vader heeft er daarbij recht op en belang bij om [minderjarige] in [woonplaats] te blijven zien, waar ze allebei vertrouwd en thuis zijn en waar ook de opa en oma van [minderjarige] wonen.
6.7.
Bovendien is [minderjarige] in [woonplaats] geworteld. [minderjarige] woont al heel zijn leven in [woonplaats] , hij gaat daar naar school en naar de BSO, hij heeft daar zijn sociale contacten, zijn familie woont er en hij zit er op voetbal en judo. Het is de rechtbank daarbij ook niet gebleken, zoals de moeder stelt, dat [minderjarige] het op school niet leuk vindt. Uit de door de vader overgelegde rapportage over het hoogbegaafdheidsonderzoek van [minderjarige] blijkt juist dat [minderjarige] aan de onderzoekster heeft aangegeven dat hij school leuk vindt.
6.8.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat de belangen van [minderjarige] en de vader om de situatie (zoveel mogelijk) bij het oude te houden en [minderjarige] in [woonplaats] te laten blijven wonen, zwaarder moeten wegen dan de belangen van de moeder om met [minderjarige] te verhuizen naar [plaats] . Dat [minderjarige] aan de moeder te kennen zou hebben gegeven dat hij begrijpt waarom zij wil verhuizen en eventueel mee wil verhuizen, maakt dit niet anders. Voor zover [minderjarige] inderdaad zou hebben aangegeven mee te willen verhuizen, geldt dat [minderjarige] nog maar 8 jaar oud is en het maar zeer de vraag is of hij kan overzien wat een verhuizing voor hem zou betekenen. De rechtbank wijst het verzoek van de moeder om vervangende toestemming voor een verhuizing met [minderjarige] naar [plaats] daarom af.
De hoofdverblijfplaats en zorgregeling
6.9.
Omdat de rechtbank de moeder geen toestemming geeft om met [minderjarige] naar [plaats] te verhuizen, terwijl de moeder heeft aangegeven dat zij (hoezeer haar dat ook verdriet en pijn doet) voornemens is om in dat geval toch te verhuizen, acht de rechtbank het in het belang van [minderjarige] dat hij zijn hoofdverblijfplaats bij de vader zal hebben, zoals de moeder voorwaardelijk heeft verzocht en waarmee de vader heeft ingestemd.
6.10.
De vader heeft, voor zover de rechtbank besluit om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij hem te bepalen, gevraagd om in dat geval twee maanden de tijd te krijgen om hier de nodige voorbereidingen voor te treffen. De rechtbank vindt het in het belang van [minderjarige] dat de vader het structurele verblijf van [minderjarige] bij hem goed kan voorbereiden. Daarom zal de rechtbank bepalen dat de wijziging van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] pas zal ingaan nadat
drie maandenvanaf de dag van deze beschikking zijn verstreken.
6.11.
Omdat de rechtbank het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de vader zal bepalen, zal de rechtbank de zorgregeling vaststellen zoals deze door de moeder is verzocht en waar de vader zich aan heeft gerefereerd, namelijk een regeling waarbij [minderjarige] drie van de vier weekenden per maand bij de moeder verblijft van vrijdagmiddag uit school tot zondagavond. De schoolvakanties en feestdagen worden bij helfte in onderling overleg tussen de ouders verdeeld, zoals verzocht en waaraan de vader zich eveneens heeft gerefereerd. De rechtbank zal daarbij bepalen dat de moeder verantwoordelijk is voor het halen en brengen van [minderjarige] van en naar de vader in [woonplaats] , nu de moeder heeft aangegeven dat zij met dit verzoek van de vader instemt.
6.12.
Deze nieuwe zorgregeling houdt verband met de wijziging van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] naar zijn vader. Daarom zal de rechtbank bepalen dat de nieuwe zorgregeling pas ingaat op het moment dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] van zijn moeder naar zijn vader wijzigt. Volgens de bovenstaande overweging is dat drie maanden na deze uitspraak. De rechtbank merkt op dat het partijen vrij staat om hier samen andere afspraken over te maken als hen dat beter uitkomt.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
6.13.
De beslissingen in deze beschikking zijn zeer ingrijpend voor alle gezinsleden. Beide ouders hebben evenwel gevraagd om uitvoerbaarheid bij voorraad van de beschikking. De rechtbank zal dit ook zo uitspreken. De rechtbank heeft van de moeder begrepen dat zij hoe dan ook wil verhuizen naar [plaats] . Omdat de moeder hoe dan ook zal gaan verhuizen, is het goed als beide ouders en [minderjarige] concreet weten waar zij aan toe zijn, namelijk dat de wisseling van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] en de nieuwe zorgregeling in ieder geval drie maanden vanaf de dag van deze beschikking in werking zal treden (tenzij de ouders iets anders samen afspreken), ongeacht of er wel of geen hoger beroep zal worden ingesteld door een van de ouders.

7.De beslissing

De rechtbank
7.1.
wijzigt de beschikking van 24 november 2020 en bepaalt dat [minderjarige] na 3 maanden vanaf de datum van deze beschikking zijn hoofdverblijfplaats bij de vader zal hebben;
7.2.
wijzigt de zorgregeling zo dat vanaf het moment dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] conform overweging 7.1 naar de vader wijzigt, [minderjarige] op de volgende momenten bij de moeder verblijft:
- drie uit vier weekenden van vrijdagmiddag uit school tot zondagavond;
- de schoolvakanties en feestdagen worden bij helfte verdeeld tussen de ouders;
- de moeder is verantwoordelijk is voor het halen en brengen van [minderjarige] .
7.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
7.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. van den Tooren, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van mr. G. Vlemmings als griffier en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2025.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Artikel 1:253a lid 4 jo 1:377e BW.
2.Artikel 1:253a BW.
3.HR 24 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:487, HR 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5901.