In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Gelderland, is op 13 februari 2025 een kort geding behandeld. De eiser, aangeduid als [eiser in conv. en gedaagde in reconv.], heeft haar vorderingen in conventie ingetrokken, met uitzondering van de vordering tot proceskostenveroordeling. De gedaagde, aangeduid als [gedaagde 1 in conv. en eiser in reconv.], heeft in reconventie een verbod gevorderd op het leggen van conservatoire beslagen tot er in de hoofdzaak in hoger beroep is beslist. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen misbruik van beslagbevoegdheid is en heeft de vordering in reconventie afgewezen. De eiser is veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die zijn begroot op € 1.999,00. De uitspraak is gedaan in het kader van een eerder vonnis van 2 oktober 2024, waarin de eiser was veroordeeld tot betaling aan de gedaagde. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de eiser voldoende gelegenheid heeft gehad om haar verplichtingen na te komen en dat de nodeloos veroorzaakte proceskosten voor haar rekening komen. De vordering in reconventie is afgewezen, en de gedaagde is veroordeeld in de proceskosten van de eiser, begroot op nihil.