Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.[gedaagde sub 1] ,
2.
[gedaagde sub 2],
3.
[gedaagde sub 3],
4.
[gedaagde sub 4],
1.De procedure
- het proces-verbaal van het getuigenverhoor van 1 juli 2024
2.De beoordeling in het tussenvonnis van 20 december 2023
3.De verdere beoordeling
Naar aanleiding van ons gesprek 17.11.2021 zijn de volgende bedrijven benoemd als onderdeel van de scope: [gedaagde sub 4] (slachterij), [bedrijf 3] (vaste mensen), [bedrijf 4] (pand).” In de bijlage staat verder: “
In welke BV zit het onroerend goed? Op basis van gesprek 17.11 in [bedrijf 4] echter op basis van de gedeponeerde cijfers 2018 lijkt het dat pand [plaats] op de balans staat bij [bedrijf 5] Wellicht is dit in de tussentijd aangepast?”
In het najaar van 2022 kwam ons ter oren dat het onroerend goed niet meer op naam van [gedaagde sub 1] stond. Daar hebben wij een gesprek met hem over gehad. Hij zei: ‘dat komt goed’. Ik dacht, het zal wel.” Of [bedrijf 2] dit op dat moment direct een breekpunt vond, is niet doorslaggevend. Het gaat om het gerechtvaardigd vertrouwen van [gedaagden sub 1 en 2] in het doorgaan van de overname. [gedaagden sub 1 en 2] hebben gesteld dat het feit dat zij geen eigenaar meer waren van het onroerend goed niet aan de overname in de weg zou hebben gestaan, omdat [gedaagde sub 3] een terugkoopoptie uit de koop- en huurovereenkomsten zou uitoefenen en de aandelen in [gedaagde sub 3] vervolgens aan [bedrijf 2] zouden worden geleverd. Dit heeft [naam 3] ook verklaard. Uit de stellingen van [gedaagden sub 1 en 2] en uit de getuigenverklaringen kan echter niet worden afgeleid dat deze constructie binnen de hier relevante periode van medio mei tot en met medio november 2022 met [bedrijf 2] is besproken.
een recht tot koop van het Verkochte voor [gedaagde sub 3] , dan wel Verkoper gedurende de eerste vier jaar na het aangaan van de huurovereenkomst, derhalve tot uiterlijk 28 maart 2023 (de ‘Termijn’), tegen een prijs van € 3.750.000,-.”In art. 9.1 van de huurovereenkomst tussen [bedrijf 6] en [gedaagde sub 3] staat dat verhuurder aan huurder de optie verleent om het gehuurde van verhuurder te kopen voor 3,75 miljoen euro. Uit art. 9.4 volgt dat de koopoptie overdraagbaar is aan [bedrijf 5]
al haar verplichtingen onder de Huurovereenkomst en alle overige verplichtingen met betrekking tot het Gehuurde in relatie tot de Huurder en aan haar gelieerde partijen op.” In een brief namens [bedrijf 5] , waarin wordt verwezen naar deze brief van 6 januari 2023, schrijft [naam 1] vervolgens dat niet is gereageerd op het inroepen van het terugkooprecht. De terugkoopoptie is in een brief van 2 februari 2023 nogmaals ingeroepen.