Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
Stichting Dienstverlening Serviceflatsin liquidatie,
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
3. de besloten vennootschap
[gedaagde 3],
[gedaagde 4],
[gedaagde 5],
[gedaagde 6],
1.De procedure
2.De feiten
- van 17 december 1996 tot 30 juni 2014 ( [gedaagde 1] bereikte toen de pensioengerechtigde leeftijd), en
- vanaf 1 juni 2020.
De sanering van de kosten en medewerkers is te laat opgang gekomen en heeft ertoe geleid dat er over de boekjaren 2013, 2014, 2015 en 2016 geen winsten zijn gemaakt en het eigen vermogen gedaald is tot onder het vriespunt.
Volgens de fiscus heeft de SDS en haar entiteiten een belastingschuld van circa € 1 mio. (…) Een deel van de aanslagen zijn echter terecht omdat er in de jaren 2013 en 2014 niet alle verschuldigde BTW is betaald.
Medio december 2016 heeft de FIOD gemeend nader onderzoek te moten verrichten naar vermeende fraude in de SDS over BTW zaken uit het vierde kwartaal 2012. Drie leden van voormalig en huidig bestuur hebben in afzondering gezeten.
Dit wordt wel of niet een strafrechtelijke situatie. Met een viertal advocaten wordt gepoogd het een en ander te keren.
Clemens [
[gedaagde 1] , toevoeging rechtbank] zal zich laten inschrijven als bestuurder, als dit moet.
[naam 2]
31-03-1992 tot 31-10-2002
[naam 1] -03-17 tot 14-01-19
Waardeindicatie van de klantenportefeuille van Stichting Dienstverlening Seniorenhuisvesting’ van 20 april 2018 heeft [naam 12] van [naam 13] (hierna: [naam 13] ) na bestudering van jaarrekeningen en administratie van SDS en interviews met [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [naam 1] een globale waarde-indicatie gegeven van de klantenportefeuille van SDS. [naam 13] schat de waarde van de portefeuille per 1 oktober 2017 ‘tussen een range van € 50.000,00 tot € 75.000,00’.
- € 2.136.295,00 door de belastingdienst
- € 108.505,77 door drie werknemers in verband met pensioenschade
- € 56.286,80 door advocatenkantoren.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Peeters/Gatzen-vordering genoemd. [10]
Peeters/Gatzen-vordering moet gaan om generieke schuldeisersbenadeling en dat dit in deze zaak niet het geval is. Volgens gedaagden zal toewijzing (van een deel) van de vorderingen en daarmee de toename van het boedelactief alleen leiden tot uitkering aan de curator (salaris) en aan de belastingdienst (preferente schuldeiser voor ruim € 2 miljoen). Volgens gedaagden behartigt de boedel met deze procedure dan ook alleen het belang van de belastingdienst en niet het belang van de gezamenlijke schuldeisers. [11]
Peeters/Gatzen-vordering wellicht voor de boedel binnenhaalt, alleen de boedelcrediteuren en de preferente crediteuren (gedeeltelijk of volledig) kunnen worden vergoed. Dit maakt echter niet dat de vordering van de curator niet in het belang van de gezamenlijke schuldeisers is. Omdat het verwijt van de curator luidt dat [gedaagde 1] als feitelijk bestuurder samen met vier aanverwante vennootschappen heeft gehandeld ten nadele van de gezamenlijke crediteuren van SDS en er welbewust een situatie van betalingsonmacht is gecreëerd, respectievelijk verhaalsmogelijkheden voor de gezamenlijke crediteuren zijn gefrustreerd die daardoor schade lijden, voldoet de vordering aan de
Peeters/Gatzencriteria. Het gaat niet om verhaalsbenadeling van één of meer specifieke schuldeisers, maar om aantasting van het verhaalsvermogen van schuldenaar SDS waarvan in beginsel alle schuldeisers nadeel kunnen ondervinden, zonder dat ieder van de schuldeisers ook daadwerkelijk benadeeld behoeft te zijn. Uit de stellingen van de curator blijkt dat hij wil bereiken dat de boedel van de vennootschap in omvang wordt hersteld, zodat deze vervolgens op rechtmatige wijze over de schuldeisers kan worden verdeeld. Het gaat de curator dus om het belang van de gezamenlijke schuldeisers. Dat de belastingdienst veruit de grootste schuldeiser is, dat die vordering nog niet door de bestuursrechter is vastgesteld of dat die vordering eerst op SDS moet worden verhaald zolang het faillissement van SDS nog niet is afgewikkeld zoals gedaagden betogen [12] , is voor de benadelingsvraag dus niet van belang. Om diezelfde reden ziet de rechtbank geen aanleiding om de omvang van de schade te beperken dan wel de schadevergoeding te matigen tot een bedrag van € 89.837,81 aan concurrente schuldeisersvorderingen, zoals door gedaagden verzocht [13] .
Peeters/Gatzen-vordering instellen jegens een derde die betrokken was bij de onrechtmatige daad die tot benadeling van de gezamenlijke schuldeisers heeft geleid, bijvoorbeeld door een vermindering van het actief van de gefailleerde, een vermeerdering van diens passief of een verstoring van de
paritas creditorum. Iemand die als buitenstaander invloed heeft gehad op het beleid van een rechtspersoon, kan jegens de gezamenlijke schuldeisers van die rechtspersoon dus aansprakelijk zijn als hij betrokken was bij de benadeling. Betrokkenheid vereist niet dat de derde de benadeling heeft bevorderd of daarvan heeft geprofiteerd maar ziet daarop dat de derde in een positie verkeerde dat hij de gestelde benadeling had kunnen voorkomen terwijl hij in plaats daarvan zijn noodzakelijke medewerking heeft verleend [14] terwijl voorzienbaar was dat de gezamenlijke schuldeisers van de vennootschap daardoor schade zullen lijden. Pleegt een derde jegens de schuldeisers een onrechtmatige daad, dan is hij daarvoor zelf aansprakelijk op grond van 6:162 BW.
25-4-18’ en in de administratie van SDS zijn deze betalingen als leningen verwerkt op de grootboekrekeningen ‘0614-lening [rechtspersoon] ’ en ‘0611-lening [gedaagde 5] ’. Het zijn dus leningen waardoor [rechtspersoon] en [gedaagde 5] vorderingen hebben op SDS. [23] Daarop heeft [gedaagde 4] bij conclusie van antwoord de desbetreffende grootboekkaarten van SDS overgelegd met het (nieuwe) standpunt dat [rechtspersoon] en [gedaagde 5] de koopsom voor [gedaagde 4] geheel zouden hebben voldaan ‘door het verminderen van door hen verstrekte leningen met respectievelijk € 22.000,= en € 45.000,=’. [24]
paritas creditorum). De curator spreekt, na intrekking van de procedure tegen [gedaagde 2] als bestuurder van SDS, enkel nog [gedaagde 5] , [gedaagde 3] , [gedaagde 6] en [gedaagde 1] aan voor deze benadeling van in totaal € 197.961,91 (€ 83.891,96 + € 114.069,95).
[gedaagde 1] voert ook hier aan dat hij op het moment van de betalingen (29 juni 2017) geen bestuurder van SDS en was hij niet gevolmachtigd om te handelen, dat was [gedaagde 2] . Met de koopsom zijn vorderingen van [gedaagde 3] en [gedaagde 6] op SDS afgelost maar zij zijn niet bevoordeeld ten opzichte van de gezamenlijke schuldeisers, aldus [gedaagde 1] .
desinvestering verbouwing’ afgeboekt. De curator spreekt [gedaagde 1] , [gedaagde 3] en [gedaagde 5] aan.
Peeters/Gatzen-situatie, kan deze evenmin slagen. Zelfs als de curator had gesteld dat [gedaagde 3] en [gedaagde 5] hebben meegewerkt aan het wegmaken van actief terwijl zij wisten van de financiële situatie bij SDS, de op handen zijnde turboliquidatie van SDS en de aanwezigheid van (andere) schuldeisers, is dit niet onrechtmatig. Van [gedaagde 3] en [gedaagde 5] kan niet worden gevergd dat zij als verhuurders hadden moeten protesteren toen bij het beëindigen van de huur SDS geen vordering instelde op grond van 7:216 lid 3 BW. Omdat onrechtmatig handelen van [gedaagde 3] en [gedaagde 5] jegens de gezamenlijke schuldeisers van SDS niet komt vast te staan, wordt de vordering onder III jegens [gedaagde 3] en [gedaagde 5] afgewezen.
afboeking debiteur in verband met liq SDS’. Het ontbreken van betaling voor de Caddy levert benadeling op van de schuldeisers van SDS. De curator spreekt [gedaagde 4] en [gedaagde 1] aan.
oninbaar wegens opheffing’. De curator spreekt, na intrekking van de procedure tegen [gedaagde 2] , alleen nog [gedaagde 1] aan.