ECLI:NL:RBGEL:2025:129

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
14 januari 2025
Zaaknummer
AWB - 23 _ 3468
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar omgevingsvergunning mini-zonneveldje

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar tegen een verleende omgevingsvergunning behandeld. Het college van burgemeester en wethouders van Berkelland had op 27 januari 2023 een omgevingsvergunning verleend aan een derde-partij voor het realiseren van een mini-zonneveldje. Eiser had bezwaar gemaakt, maar het college verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk omdat het te laat was ingediend. De rechtbank oordeelt dat deze niet-ontvankelijkverklaring onterecht was, omdat de overschrijding van de bezwaartermijn niet aan eiser kan worden toegerekend. Eiser was pas op de hoogte van de vergunning na publicatie in het Gemeenteblad op 8 februari 2023, en had binnen de daarvoor geldende termijn bezwaar gemaakt. De rechtbank vernietigt het besluit van het college en draagt het college op om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het griffierecht aan eiser moet worden vergoed. De uitspraak benadrukt het belang van de kennisgeving van besluiten en de mogelijkheid voor belanghebbenden om tijdig bezwaar te maken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/3468

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser] uit [woonplaats], eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van Berkelland

(gemachtigde: G.J. Bomer).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde-partij] uit [woonplaats].

Inleiding

1. In deze uitspraak op het beroep van eiser beoordeelt de rechtbank de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van eiser gericht tegen het besluit van het college van 27 januari 2023, waarbij het college aan de derde-partij een omgevingsvergunning heeft verleend voor het realiseren van een mini-zonneveldje. Met het bestreden besluit van 2 mei 2023 heeft het college dat bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 22 november 2023 op zitting behandeld. [1] Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van het college en de derde-partij. Eiser was niet aanwezig.
1.2.
Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek op de zitting heropend en het college gevraagd om een aanvullend verweerschrift in te dienen waarin het ingaat op de ontvankelijkheid van het bezwaar. Dit gelet op overweging 4.2 van de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 30 januari 2024 [2] . Het college heeft het aanvullende verweerschrift op 13 maart 2024 aan de rechtbank toegezonden.
1.3.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of partijen het daarmee eens zijn. Omdat eiser daarna om een zitting heeft gevraagd, heeft de rechtbank het beroep op 18 december 2024 opnieuw op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van het college. Eiser en de derde-partij waren niet aanwezig.
Beoordeling door de rechtbank
2. Het college heeft het bezwaar – na advies van de commissie bezwaarschriften – niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaar niet op tijd was ingediend en geen sprake is van een verontschuldigbare termijnoverschrijding. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak of het college het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat daarom het beroep van eiser gegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
Toetsingskader
4. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt een termijn van zes weken. [3] Als het gaat om een besluit dat tot één of meer belanghebbende is gericht, begint deze termijn op de eerste dag na verzending of uitreiking van de beslissing aan degene tot wie zij is gericht. [4] Een bezwaarschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [5]
4.1.
Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, kan het college het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Dat is alleen anders als het te laat indienen van het bezwaarschrift verontschuldigbaar is. Dat betekent dat eiser een goede reden kan hebben waarom het bezwaarschrift te laat is ingediend. Met andere woorden als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat eiser in verzuim is geweest dan laat het college niet-ontvankelijkverklaring op grond van de te late indiening achterwege. [6]
4.2.
In dit verband is een belangenafweging niet mogelijk, maar zijn wel twee aspecten van belang. In de eerste plaats moet worden beoordeeld of het te laat indienen van het bezwaarschrift aan eiser kan worden toegerekend. Voor het oordeel dat een termijnoverschrijding niet kan worden toegerekend aan eiser kan grond bestaan als de termijnoverschrijding het gevolg is van bijzondere omstandigheden die eiser betreffen of de overschrijding te wijten is aan het handelen of nalaten van het college en mogelijk ook vanwege andere redenen. Als de termijnoverschrijding niet aan eiser kan worden toegerekend zal in de tweede plaats moeten worden beoordeeld of het bezwaarschrift nadat die omstandigheid zich niet langer voordeed, is ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs kan worden verlangd.
4.2.1.
Bij het eerste aspect is in dit geval ook van belang dat in gevallen waarin een belanghebbende pas kennis neemt van een op correcte wijze bekendgemaakt besluit als de bezwaartermijn al geheel of grotendeels is verstreken én de belanghebbende ook niet eerder kennis kón nemen van het besluit, een termijn van zes weken wordt gehanteerd waarbinnen de belanghebbende met het maken van bezwaar in ieder geval niet verwijtbaar te laat is. [7]
4.3.
De rechtbank beoordeelt daarom eerst of het bezwaar te laat is ingediend en als dat het geval is, of het te laat indienen verontschuldigbaar is.
Is het bezwaarschrift te laat ingediend?
5. Het gaat hier om een besluit dat is genomen op aanvraag en tot de aanvrager van de omgevingsvergunning (de derde-partij) is gericht. Dat betekent, gelet op onder 4, dat de termijn voor het indienen van een bezwaar begint op de dag na de verzending van het besluit aan de derde-partij. Het college heeft het besluit op 27 januari 2023 aan de derde-partij verzonden. Dat betekent dat het bezwaarschrift uiterlijk op 10 maart 2023 door het college moest zijn ontvangen.
5.1.
Het college heeft het bezwaarschrift gedateerd op 22 maart 2023, ook op diezelfde dag (per e-mail) ontvangen. Dit betekent dat het bezwaar van eiser te laat is ingediend.
Is het te laat indienen van het bezwaarschrift verontschuldigbaar?
6. Eiser geeft – kort samengevat – als uitleg voor het te laat indienen van het bezwaarschrift dat het college in de publicatie in het elektronische Gemeenteblad alleen de datum van het besluit vermeld en niet de datum van verzending. Ook wordt niet vermeld dat het besluit verzonden zou zijn. Eiser is daarom uitgegaan van de datum van publicatie en heeft binnen de zes weken gerekend vanaf de publicatie bezwaar ingediend. Bovendien stelt de wet een inzagetermijn van zes weken en die begint volgens eiser – behalve voor de aanvrager van de omgevingsvergunning – pas op de dag volgende op de publicatie. Het college heeft het bezwaarschrift volgens eiser daarom ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt. De rechtbank beantwoordt eerst de vraag op welk moment eiser op de hoogte was of had kunnen zijn dat de omgevingsvergunning voor het realiseren van een mini-zonneveldje aan de derde-partij was verleend. De publicatie van het besluit heeft plaatsgevonden op 8 februari 2023 in het Gemeenteblad van de gemeente Berkelland en in het Berkelbericht van 8 februari 2023. Dat is het moment waarop eiser op de hoogte kon raken van de verleende omgevingsvergunning voor het realiseren van een mini-zonneveldje. Dat eiser pas op dat moment op de hoogte kon raken komt doordat het college het besluit pas later heeft gepubliceerd dan dat het het besluit bekendgemaakt heeft. Die omstandigheid kan niet aan eiser worden toegerekend. Dat eiser al eerder dan 8 februari 2023 van de verleende omgevingsvergunning voor het realiseren van een mini-zonneveldje kennis heeft kunnen nemen is niet gebleken. Dat volgens het college eiser op het moment van publicatie nog ruim vier weken de tijd had om bezwaar te maken en de bezwaartermijn dus nog niet grotendeels was verstreken, maakt het bovenstaande oordeel niet anders.
6.1.1.
Vervolgens heeft eiser na de publicatie van het besluit, het moment waarop hij kennis heeft kunnen nemen van de verleende omgevingsvergunning voor het realiseren van een mini-zonneveldje, het bezwaarschrift tegen die vergunning ingediend. Naar het oordeel van de rechtbank is het bezwaar daarmee ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs kan worden verlangd van eiser. Gelet op het bovenstaande is het te laat indienen van het bezwaarschrift verontschuldigbaar.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond. Het college heeft het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat indienen van het bezwaar wel verontschuldigbaar is. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing te nemen. Dit omdat deze zaak tot nu toe alleen ging over de ontvankelijkheid van het bezwaar.
7.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat het college een nieuw (inhoudelijk) besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft het college hiervoor twaalf weken.
7.2.
Omdat het beroep gegrond is, moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 2 mei 2023;
  • draagt het college op binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 184 aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van
mr.K. Berends, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op die zitting heeft de rechtbank ook het verzoek om voorlopige voorziening behandeld en daarin op 19 februari 2024 uitspraak gedaan. Dit is geregistreerd onder het zaaknummer ARN 23/1759 (niet gepubliceerd).
2.CBb 30 januari 2024, ECLI:NL:CBB:2024:31.
3.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4.Dit volgt uit de artikelen 3:41, eerste lid, en 6:8, eerste lid, van de Awb.
5.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
6.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.
7.CBb 30 januari 2024, ECLI:NL:CBB:2024:31 en ABRvS 3 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1406.