ECLI:NL:RBGEL:2025:1062

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 februari 2025
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
AWB - 24_9041 & 24_9042
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking gedoogverklaring en vergunning alcoholvrij bedrijf van een coffeeshop door de burgemeester van Apeldoorn

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 7 februari 2025, wordt het beroep van eiser, de exploitant van een coffeeshop in Apeldoorn, behandeld. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de burgemeester van Apeldoorn, dat op 2 december 2024 is genomen, waarin de burgemeester de gedoogverklaring voor de verkoop van softdrugs en de vergunning voor het bedrijfsmatig verstrekken van alcoholvrije dranken intrekt. De burgemeester heeft deze beslissing gebaseerd op een aantal incidenten die zich hebben voorgedaan in en rondom de coffeeshop, die volgens hem de intrekking van de vergunning rechtvaardigen. Eiser heeft verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij stelt dat de intrekking van de vergunning zijn bedrijfsvoering ernstig in gevaar brengt.

De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat eiser een spoedeisend belang heeft bij de beoordeling van zijn verzoek, omdat de intrekking van de vergunning leidt tot een volledige stopzetting van de bedrijfsvoering. De voorzieningenrechter heeft vervolgens de gronden van eiser besproken en geconcludeerd dat de burgemeester niet voldoende onderbouwd heeft dat de incidenten die aan de intrekking ten grondslag liggen, daadwerkelijk de beëindiging van de gedoogverklaring rechtvaardigen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de burgemeester de intrekking van de vergunning en gedoogverklaring niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten, gezien de eerdere tijdelijke schorsingen en de gevolgen voor eiser.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het beroep gegrond verklaard, het besluit van de burgemeester vernietigd en bepaald dat de burgemeester binnen vier weken opnieuw op het bezwaar van eiser moet beslissen. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat eiser recht heeft op vergoeding van de proceskosten en het griffierecht. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en proportionaliteit bij besluiten van de burgemeester die ingrijpende gevolgen hebben voor de bedrijfsvoering van een ondernemer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: ARN 24/9041 (voorlopige voorziening) en 24/9042 (beroep)

uitspraak van de voorzieningenrechter van

op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigden: mr. W.J.L.H. Oomen en ing. R. Oomen LLB),
en

de burgemeester van de gemeente Apeldoorn

(gemachtigden: mr. E. Bruinsma, mr. M.B. Jansen en H. Terwel).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over een besluit van de burgemeester waardoor [eiser] (de coffeeshop) niet meer beschikt over een gedoogverklaring voor de verkoop van softdrugs (gedoogverklaring) en een vergunning voor het bedrijfsmatig verstrekken van alcoholvrije drank in een openbare inrichting (vergunning alcoholvrij bedrijf). Met het besluit van 2 december 2024 op het bezwaar van eiser handhaaft de burgemeester het besluit tot 1. intrekking van de gedoogverklaring, 2. intrekking van de aan eiser verleende vergunning alcoholvrij bedrijf, 3. weigering van de ingediende aanvragen om wijziging van de vergunning alcoholvrij bedrijf in verband met het opvoeren van (een) nieuwe leidinggevende(n), 4. weigering van de gevraagde wijziging van de gedoogverklaring in verband met het opvoeren van (een) nieuwe leidinggevende(n) en 5. weigering van de gevraagde verlenging van de gedoogverklaring.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit van de burgemeester. Tevens heeft hij de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.
1.1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Hij doet dat aan de hand van de gronden van eiser. Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist hij ook op het beroep van eiser daartegen. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
1.2.
De voorzieningenrechter verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 2 december 2024. De door eiser gevraagde voorlopige voorziening wijst de voorzieningenrechter af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Met het besluit van 25 juni 2024 heeft de burgemeester de aan eiser verleende gedoogverklaring en vergunning alcoholvrij bedrijf ingetrokken. Tevens heeft hij de door eiser gevraagde wijzigingen van de vergunning alcoholvrij bedrijf en van de gedoogverklaring in verband met een wijziging in de leidinggevenden van de coffeeshop geweigerd, en de gevraagde verlenging van de gedoogverklaring geweigerd.
2.1.
Met het bestreden besluit van 2 december 2024 op het bezwaar van eiser is de burgemeester bij dat besluit gebleven.
2.2.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening hangende het beroep te treffen.
2.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigden van eiser en de gemachtigden van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. Eiser exploiteerde de coffeeshop met een gedoogverklaring van de burgemeester en een vergunning alcoholvrij bedrijf op grond van artikel 2:33A van Algemene plaatselijke verordening 2014 (APV). De gedoogverklaring was geldig tot 1 juli 2024.
4. Coffeeshops worden in [plaats] gedoogd. Hierbij past de burgemeester het gemeentelijke Coffeeshopbeleid 2013 toe en de (landelijke) Aanwijzing Opiumwet van het Openbaar Ministerie [1] . Coffeeshops moeten voldoen aan de zogenoemde AHOJGI-criteria. Ook zijn in de gedoogverklaring voorschriften opgenomen waaraan moet worden voldaan.
5. De burgemeester heeft met het besluit van 25 juni 2024 de gedoogverklaring en de vergunning alcoholvrij bedrijf ingetrokken en de wijziging van de vergunning alcoholvrij bedrijf en de gedoogverklaring geweigerd. Verder heeft de burgemeester geweigerd aan eiser een nieuwe gedoogverklaring te verlenen. Dit besluit heeft hij met het besluit van 2 december 2024 gehandhaafd.
5.1.
De burgemeester heeft een aantal incidenten, die zich met betrekking tot de coffeeshop hebben voorgedaan aan zijn besluit ten grondslag gelegd. Een overzicht van de incidenten is in de bijlage bij deze uitspraak opgenomen. Verder heeft hij een advies van Landelijk Bureau Bibob (LBB) aan zijn besluit ten grondslag gelegd.
Leeswijzer
6. De voorzieningenrechter zal in deze uitspraak eerst ingaan op de vraag of eiser een spoedeisend belang heeft bij beoordeling van zijn verzoek. Vervolgens zal de voorzieningenrechter de door eiser aangevoerde algemene punten bespreken, waarna achtereenvolgens zal worden beoordeeld of de burgemeester bevoegd was om tot intrekking en weigering van de aan eiser verleende vergunning alcolholvrij bedrijf en de intrekking en weigering van de aan hem verleende gedoogverklaring over te gaan en of de burgemeester gebruik mocht maken van zijn bevoegdheid. De voorzieningenrechter zal afsluiten met een conclusie.
In de bijlage bij deze uitspraak is het van toepassing zijnde wettelijk kader opgenomen.
Spoedeisend belang?7. De burgemeester betwist dat sprake is van een voldoende spoedeisend belang omdat het belang van eiser financieel van aard is. Een financieel belang vormt op zichzelf geen reden om een voorlopige voorziening te treffen, omdat de financiële gevolgen van (achteraf bezien) onrechtmatige besluitvorming in beginsel naderhand kunnen worden gecompenseerd. Dit kan anders zijn als sprake is van een acute financiële noodsituatie of als er een onomkeerbare situatie dreigt, zoals een faillissement. Eiser heeft enkel gesteld dat er binnen afzienbare tijd een faillissement zal volgen. Dat is niet voldoende, zo stelt de burgemeester.
7.1.
De voorzieningenrechter volgt dit betoog van de burgemeester niet. Eiser heeft terecht gesteld dat met het bestreden besluit de feitelijke bedrijfsvoering van de coffeeshop volledig wordt beëindigd, hetgeen tot gevolg heeft dat geen inkomsten meer worden gegenereerd. De kosten lopen daarentegen wel door, waaronder de personeelskosten. Eiser heeft verklaard dat hij ongeveer 20 mensen in dienst heeft. Als geen spoedeisend belang zou worden aangenomen, zou de behandeling van het beroep naar verwachting nog geruime tijd duren. Het is aannemelijk dat de continuïteit van het bedrijf van eiser dan in gevaar komt. Eiser heeft daarom voldoende spoedeisend belang bij de beoordeling van zijn verzoek om voorlopige voorziening.
Betrokkenheid voormalige kantoorgenoot van de gemachtigden eiser in bezwaar8. Eiser heeft betoogd dat de burgemeester zich bij de totstandkoming van het besluit van 25 juni 2024 heeft laten bijstaan door advocaten van Hekkelman Advocaten N.V.. Een van de advocaten die op de sectie bestuursrecht werkzaam is, heeft in het verleden voor het kantoor van de gemachtigden van eiser in bezwaar gewerkt (Blenheim Advocaten B.V.) en is toen ook bij het dossier van eiser betrokken geweest. Omdat deze voormalig kantoorgenoot nu onderdeel is van het samenwerkingsverband van de advocaat die door de burgemeester is ingeschakeld om het primaire besluit voor te bereiden en te verdedigen en er geen maatregelen zijn getroffen om de overgestapte advocaat van het dossier af te schermen, is sprake van een ontoelaatbaar tegenstrijdig belang, waardoor het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen.
8.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de gemachtigde van de burgemeester zich in de bezwaarfase al aan de zaak heeft onttrokken. Uit het besluit en uit de overgelegde stukken is bovendien niet af te leiden dat de advocaat op wie eiser doelt betrokken is geweest bij de totstandkoming van het besluit van 25 juni 2024. Ook is uit de stukken niet af te leiden dat bij de totstandkoming van dat besluit informatie is betrokken die deze voormalige kantoorgenoot met de burgemeester zou hebben gedeeld. Van enige belangenverstrengeling is dan ook niet gebleken. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat er geen reden is om aan te nemen dat het bestreden besluit om die reden onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen. Het enkele feit dat eiser een en ander ongeloofwaardig vindt, maakt – wat daar ook van zij – dat niet anders. Het betoog slaagt daarom niet.
Onrechtmatig verkregen bewijs?
9. Eiser heeft betoogd dat sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs en dat de burgemeester dit bewijs niet aan het besluit ten grondslag mag leggen. Hij stelt hiertoe dat recent drie GPS-trackers en/of volgmicrofoons zijn gevonden onder zijn auto en onder de auto van zijn toen vrouw (nu ex-vrouw) en zijn zus en nichtje. Hierdoor kon hij gevolgd worden. Dit verklaart de vele controles die hebben plaatsgevonden.
9.1.
De burgemeester betwist dat sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs. De door eiser genoemde opsporingshandelingen betreffen handelingen die in een strafrechtelijk onderzoek kunnen plaatsvinden, maar behoren niet tot de bevoegdheden van de burgemeester. Bij de totstandkoming van het bestreden besluit heeft de burgemeester zich gebaseerd op bestuurlijke rapportages van de politie. Dit is toegestaan, zo stelt de burgemeester.
9.2.
De voorzieningenrechter overweegt dat uit het dossier niet kan worden afgeleid dat bij de totstandkoming van het besluit gebruik is gemaakt van informatie die met GPS trackers en/of volgmicrofoons is verkregen. De burgemeester heeft zich gebaseerd op de aan hem toegestuurde bestuurlijke rapportages van de politie, alsmede rapportages van de gemeentelijk toezichthouder. Er is reeds daarom geen aanleiding om aan te nemen dat gebruik is gemaakt van onrechtmatig verkregen bewijs.
Het betoog slaagt niet.
Was de burgemeester bevoegd om tot intrekking en weigering van de vergunning voor alcoholvrij bedrijf over te gaan?
10. Aan de intrekking van de vergunning alcoholvrij bedrijf heeft de burgemeester ten grondslag gelegd dat ondanks eerder getroffen maatregelen, kort nadien en recent wederom misstanden aan het licht zijn gekomen die (direct) verband houden met de exploitatie van de coffeeshop. Daarom stelt de burgemeester dat een structurele en noodzakelijke verbetering van de bedrijfsvoering van de coffeeshop uitblijft. Onder deze omstandigheden acht hij het noodzakelijk om op grond van artikel 2:33F, tweede en derde lid, juncto artikel 1:6, aanhef en onder b, van de APV, alsook op grond van artikel 7 juncto artikel 3, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob), de vergunning alcoholvrij bedrijf in te trekken met het oog op de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist, namelijk de openbare orde, veiligheid en (volks)gezondheid.
10.1
Op de zitting is namens de burgemeester toegelicht dat de eerdere incidenten die aan eiser zijn te relateren bij de totstandkoming van het bestreden besluit zijn betrokken. In verband met deze eerdere incidenten zijn eerder maatregelen genomen in de vorm van tijdelijke schorsing van de gedoogverklaring. Na de schorsing hebben zich evenwel nieuwe incidenten voorgedaan. Hieruit blijkt volgens de burgemeester dat de structurele en noodzakelijke verbetering van de bedrijfsvoering van de coffeeshop uitblijft.
Het betreft allereerst het niet opvolgen van de aan de vergunning verbonden administratieve voorschriften. Verder is bij het uitreiken van het besluit tot schorsing van de gedoogverklaring op [datum] juni 2023 gebleken dat in de coffeeshop – die op dat moment geopend was voor publiek – geen van de op de vergunning alcoholvrij bedrijf en gedoogverklaring vermelde leidinggevenden aanwezig was. Voor deze overtreding heeft de burgemeester op [datum] juli 2023 een schriftelijke waarschuwing gegeven.
Ook is op door de politie op [datum] september 2023 een inval gedaan in een woning aan de [adres 1] in [plaats] . De woning en de bijbehorende schuur stonden vol met drugs en aan drugshandel gerelateerde goederen. Ook werd in de woning een vermoedelijke verwerkingsruimte aangetroffen. In totaal werden 7.461 voortgedraaide joints, 40 gram hasj, 3.356 gram mengsel shag en hennep, 268 gram hennepgruis, 82 gram henneptoppen, 44 gram delen van een hennepplant en een zakje met een onbekende witte substantie aangetroffen. De politie heeft de burgemeester hier met een bestuurlijke rapportage van 2 oktober 2023, aangevuld op 25 januari 2024, van op de hoogte gesteld. In de bestuurlijke rapportages meldt de politie dat uit videobeelden is gebleken dat eiser het perceel regelmatig bezoekt en dat hij vermoedelijk goederen, waaronder waarschijnlijk de drugs, naar het perceel brengt en dat de drugs mogelijk voor de coffeeshop zou zijn. Gelet op de WhatsApp-berichten van de inbeslaggenomen telefoon van de bewoonster van de woning aan de [adres 1] in combinatie met hetgeen de politie op [datum] september 2023 in de woning heeft aangetroffen, is het volgens de burgemeester aannemelijk dat de woning vermoedelijk direct betrokken is bij een logistiek proces rondom hennep, voorgedraaide joints en het halen en brengen van deze goederen ten behoeve van de coffeeshop.
Verder heeft de burgemeester bij zijn besluit betrokken het advies van het LBB van 3 april 2024. In dit advies concludeert LBB dat sprake is van een ernstig vermoeden van het handelen in strijd met het landelijk gedoogbeleid, als geregeld in de Aanwijzing Opiumwet -
"Gedoogbeleid coffeeshops" - en het Coffeeshopbeleid 2013 van de gemeente [plaats] .
Ten slotte heeft de burgemeester bij zijn besluit betrokken dat uit het proces-verbaal van bevindingen van [datum] juni 2024 van de gemeentelijk toezichthouders blijkt dat op de website van de coffeeshop medicinale cannabis wordt aangeboden, zonder dat eiser hiervoor een vergunning heeft.
10.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de burgemeester ter onderbouwing van de incidenten verwijst naar bestuurlijke rapportages van toezichthouders en/of politie. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling dat in beginsel dient te worden uitgegaan van de juistheid van een op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend proces-verbaal. Dit geldt eveneens voor op ambtsbelofte opgemaakte bestuurlijke rapportages. [2] Het is verder vaste rechtspraak van de Afdeling dat de burgemeester in beginsel van het advies van het LBB mag uitgaan, gelet op de expertise van dit bureau. De burgemeester moet zich er wel van vergewissen dat het advies en het onderzoek op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en de feiten de conclusies kunnen dragen. [3]
Gesteld noch gebleken is dat de bestuurlijke rapportages of het advies van het LBB op onzorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen. De burgemeester heeft zich bij de totstandkoming van het bestreden besluit dan ook op deze bestuurlijke rapportages en het advies van LBB kunnen baseren.
10.3.
De voorzieningenrechter stelt verder vast dat in artikel 1.6 van de APV is bepaald dat de burgemeester de verleende vergunning in kan trekken als op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist.
Uit het bepaalde in artikel 2.33F, tweede lid, van de APV volgt dat de burgemeester de vergunning intrekt indien zich in de betrokken inrichting feiten hebben voorgedaan, die de vrees wettigen dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid
In artikel 2.33F, derde lid, van de APV is bepaald dat de vergunning ingetrokken kan worden als de inrichting voor het publiek geopend is zonder dat een op de vergunning vermelde leidinggevende aanwezig is.
Uit het bepaalde in de artikelen 3 en 7 van de Wet Bibob volgt dat een vergunning kan worden ingetrokken indien ernstig gevaar bestaat dat de beschikking mede zal worden gebruikt om: a. uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, of b. strafbare feiten te plegen.
10.4.
Bij de beoordeling komt de burgemeester beoordelingsruimte toe. De rechter mag de uitoefening van die ruimte slechts terughoudend toetsen.
10.5.
Niet in geschil is dat de coffeeshop op [datum] juni 2023 voor het publiek geopend was zonder dat een op de vergunning vermelde leidinggevende aanwezig was. Hiervoor heeft de burgemeester aan eiser een waarschuwing opgelegd. Hoewel hier al een sanctie voor is opgelegd is de voorzieningenrechter van oordeel dat de burgemeester dit voorval wel bij de beoordeling heeft mogen betrekken.
10.6.
Gezien de door de burgemeester genoemde incidenten, in samenhang bezien, en het advies van het LBB was de burgemeester naar het oordeel van de voorzieningenrechter bevoegd om de vergunning alcoholvrij bedrijf in te trekken en de gevraagde (wijziging van deze) vergunning te weigeren met het oog op de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist, namelijk de openbare orde, veiligheid en (volks)gezondheid. Eiser heeft gewezen op de zogenoemde achterdeurproblematiek. Die komt er op neer dat vanwege de omzet in een reguliere coffeeshop, deze moet kunnen beschikken over een grotere voorraad buiten de coffeeshop, dan de binnen de coffeeshop toegestane handelsvoorraad van 500 gram softdrugs. De voorzieningenrechter begrijpt dat de achterdeurproblematiek de exploitatie van een coffeeshop bemoeilijkt, maar zoals de burgemeester terecht heeft overwogen heeft eiser zelf de keuze gemaakt om een coffeeshop te exploiteren. Eiser moet bij de exploitatie hier dan ook rekening mee houden en hij moet handelen binnen de kaders van de verleende vergunning. De geschetste achterdeurproblematiek rechtvaardigt de incidenten dan ook niet. Hierbij acht de voorzieningenrechter van groot belang dat een exploitant van een coffeeshop zich in een uitzonderingspositie bevindt doordat hij met een gedoogverklaring softdrugs mag verkopen. Dat betekent dat hij binnen de grenzen van de vergunning moet blijven en zich aan de aan de vergunning verbonden voorschriften dient te houden. De burgemeester heeft hierbij mee mogen wegen dat de exploitatie van een coffeeshop transparant moet gebeuren, om schijnbeheer en vermenging met strafbare feiten te voorkomen. Dit leidt er ook toe dat de financiële gegevens helder moeten zijn en niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. De burgemeester heeft het eiser mogen tegenwerpen dat de door hem ingeleverde financiële gegevens onvoldoende duidelijk waren en dat hij daardoor in strijd met de vergunning heeft gehandeld. Dat uit de gegevens in samenhang bezien mogelijk de vereiste duidelijkheid wel kan worden afgeleid, maakt dat – wat daar inhoudelijk ook van zij – naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet anders.
De burgemeester heeft bij zijn besluit ook mogen betrekken dat op de website van ’ [naam eiser] medicinale cannabis wordt aangeboden, terwijl eiser voor de verkoop hiervan geen ontheffing als bedoeld in artikel 6 van de Opiumwet heeft. Medicinale cannabis mag alleen onder toezicht van het Bureau voor Medicinale Cannabis (BMC) worden geteeld en verstrekt. [4] Het BMC heeft ook eisen vastgelegd waar de ketenpartners (waaronder de teler en de logistieke dienstverlener) aan dienen te voldoen om te garanderen dat de gebruiker altijd een product van dezelfde sterkte krijgt en om te garanderen dat de cannabis geen pesticiden, zware metalen, bacteriën, schimmels of andere ziekteverwekkers bevat. Op de website van het BMC wordt verwezen naar een onderzoek van de Universiteit Leiden. Uit dit onderzoek is gebleken dat de cannabis uit coffeeshops niet van farmaceutische kwaliteit is. Deze cannabis is vaak verontreinigd met ziekteverwekkers. Het gebruik van cannabis die niet uit de apotheek komt, houdt daarom een ernstig gezondheidsrisico in voor patiënten. De burgemeester heeft daarom bij zijn besluit mogen betrekken dat eiser door medicinale cannabis aan te bieden zonder daarvoor een ontheffing te hebben, de (volks)gezondheid in gevaar heeft gebracht.
Is de burgemeester bevoegd tot intrekking en weigering van de gedoogverklaring?11. Aan de intrekking van de gedoogverklaring en de weigering een nieuwe gedoogverklaring te verlenen heeft de burgemeester ten grondslag gelegd dat eiser de voorschriften 6, 8, 13, 24, 25 en 31 die aan de verleende gedoogverklaring waren verbonden, heeft geschonden.
11.1.
Voorschrift 6houdt in dat verkoop en/of verstrekking van softdrugs in grotere hoeveelheden dan 5 gram per klant per dag is verboden.
Voorschrift 8houdt in dat in de inrichting maximaal 500 gram "softdrugs" aanwezig mag zijn.
In
voorschrift 13is bepaald dat vanuit de inrichting buiten de inrichting geen verkoop of levering van "softdrugs" mag plaatsvinden.
Voorschrift 24houdt in dat naast het opvoeren van de door de belastingdienst verplicht gestelde boekhouding dagelijks een verkoopboek, inkoopboek en kas- of giroboek betreffende de aankoop en verkoop van softdrugs moet worden bijgehouden;
In
voorschrift 25is bepaald dat alle aanwijzingen door of namens de burgemeester gegeven opgevolgd dienen te worden.
In
voorschrift 31is bepaald dat eiser onverminderd voorschrift 24 over de periode tot en met 31 december 2023 maandelijks een financiële verantwoording af dient te leggen door middel van het (actief) verstrekken aan de burgemeester van een overzicht, uitgesplitst op weekniveau, van de inkoop en verkoop van softdrugs en (overige) producten door de coffeeshop.
11.2.
Als onderbouwing van de schending van de voorschriften 6, 8 en 13 van de gedoogverklaring, verwijst de burgemeester naar de aangetroffen grote hoeveelheden softdrugs op de locaties [adres 3] en [adres 1] , alsmede de door eiser gegeven toelichting op onder meer de “wiet-smoothies” en de op de telefoon van de bewoonster van [adres 1] aangetroffen WhatsApp-berichten, en de sterke aanwijzingen van de persoonlijke betrokkenheid van eiser bij deze (vermoedelijke) “stashlocaties”.
In verband met de genoemde voorschriften onder 24, 25 en 31 van de gedoogverklaring, merkt de burgemeester op dat deze voorschriften mede impliceren dat de administratieve verantwoording kloppend moet zijn met de feitelijke situatie en dat dit gecontroleerd moet kunnen worden, mede op basis van de feitelijke vaststelling van de handelsvoorraad. Gezien de aangetroffen grote handelshoeveelheden op de voornoemde adressen, de ontbrekende (inkoop)posten in de financiële administratie en de verklaring van eiser tegenover de toezichthouder omtrent de “wiet-smoothies”, acht de burgemeester aannemelijk dat de door eiser gegeven financiële en administratieve verantwoording van de in- en verkoop van softdrugs en andere producten in de coffeeshop onjuist, althans onvolledig is.
11.3.
Zoals onder rechtsoverweging 10.5 reeds is overwogen verkeert de houder van een gedoogverklaring in een uitzonderingspositie. Dit leidt ertoe dat dat de exploitant van een coffeeshop binnen de grenzen van de gedoogverklaring moet blijven en zich aan de daaraan verbonden voorschriften dient te houden. Om schijnbeheer en vermenging met strafbare feiten te voorkomen dient de exploitatie van een coffeeshop bovendien transparant te zijn. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester eiser mogen tegenwerpen dat de door hem ingeleverde financiële gegevens onvoldoende duidelijk waren en dat hij daardoor in strijd met de voorschriften 24 en 31 heeft gehandeld.
De burgemeester heeft verder terecht vastgesteld dat eiser meermaals de maximaal toegestane handelsvoorraad softdrugs heeft overschreden en daardoor in strijd heeft gehandeld met voorschrift 8. Voor zover is betoogd dat niet kan worden vastgesteld dat de toegestane handelsvoorraad is overschreden omdat er gewogen is met verpakkingsmateriaal en niet met daarvoor bestemde weegapparatuur overweegt de voorzieningenrechter dat dit ook reeds in bezwaar aan de orde is geweest. Tijdens de zitting van de voorzieningenrechter in de bezwaarfase heeft de aanwezige toezichthouder verklaard dat hij altijd een geijkte weegschaal bij zich heeft, maar dat vanuit de coffeeshop was gevraagd hun eigen weegschaal te gebruiken. Bovendien werd altijd nagemeten door de medewerkers van de coffeeshop en werd zonder verpakkingsmateriaal gemeten. Eiser heeft deze verklaring betwist, maar nu hij dit zonder nadere onderbouwing heeft gedaan is dat geen aanleiding om aan de mededeling van de toezichthouder te twijfelen. Het betoog slaagt daarom niet.
11.4.
Eiser betoogt verder dat het niet in strijd met de gedoogvoorwaarden is als hij zich met de inkoop van softdrugs bemoeit. Van de panden [adres 2] en [adres 1] was hij geen eigenaar of huurder. Het pand aan de [adres 3] was wel door hem gehuurd. Hij stelt dat hij geen bemoeienis had met die panden, maar dat hij er wel is geweest voor overleg. Maar hij ontkent verantwoordelijk te zijn voor deze panden en ook voor de goederen die daar waren opgeslagen door derden.
11.5.
De voorzieningenrechter stelt vast dat uit de bestuurlijke rapportages is gebleken dat eiser zowel de [adres 2] als de woning aan de [adres 1] bezocht en dat daar veel drugs zijn aangetroffen. Uit de WhatsAppberichten heeft de burgemeester mogen afleiden dat het pand aan de [adres 1] een functie had voor de exploitatie van de coffeeshop. Het pand aan de [adres 3] werd door eiser gehuurd en ook daar werden drugs van de coffeeshop gevonden, getuige de zakjes met gruis met opschrift “’ [naam eiser] ”. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat de burgemeester deze panden als stashlocaties van de coffeeshop heeft kunnen aanmerken. Het is vaste rechtspraak dat softdrugs die op andere plaatsen dan in de coffeeshop zijn opgeslagen tot de handelsvoorraad worden gerekend, als blijkt van een directe relatie met de coffeeshop. [5] Eiser heeft hiermee in strijd met de aan de gedoogverklaring verbonden voorschriften 8 en 13 gehandeld. Het betoog slaagt daarom niet.
11.6.
Voor de vaststelling dat eiser voorschrift 6 zou hebben overtreden biedt het dossier naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende basis. De burgemeester heeft zich op het standpunt gesteld dat aannemelijk is dat vanuit de coffeeshop meer drugs worden verkocht dan uit de financiële administratie blijkt. De voorzieningenrechter ziet echter niet, waarom daaruit zou volgen dat
gemiddeld per klantmeer dan vijf gram zou worden verkocht.
11.7.
Nu eiser in strijd heeft gehandeld met de aan de gedoogverklaring verbonden voorschriften is de burgemeester bevoegd hiertegen op te treden in de vorm van intrekking en weigering van de gedoogverklaring. Dat niet aannemelijk is gemaakt dat voorschrift 6 is overtreden doet daaraan niet af, omdat de conclusie dat de burgemeester bevoegd is kan worden gedragen door de overige overtredingen van voorschriften.
12.
De voorzieningenrechter concludeert dat de burgemeester bevoegd was de vergunning alcoholvrij bedrijf en de gedoogverklaring in te trekken, de gevraagde wijzigingen op de vergunning te weigeren en de aangevraagde verlenging van de gedoogverklaring te weigeren.
Mocht de burgemeester gebruik maken van zijn bevoegdheid tot intrekking/weigering van de vergunning/gedoogverklaring?
13. Als de burgemeester gebruik wil maken van zijn bevoegdheid, moet hij het concrete geval toetsen aan het evenredigheidsbeginsel uit artikel 3:4, tweede lid, van de Awb. Hierbij wordt beoordeeld of de intrekking en weigering van de vergunning geschikt, noodzakelijk en evenwichtig is, gezien de overige in het geding zijnde belangen.
13.1.
De voorzieningenrechter stelt in dit verband vast dat een van de door de burgemeester toegepaste artikelen een gebonden besluit betreft. In artikel 2.33F, tweede lid, van de APV is immers bepaald dat de burgemeester de vergunning intrekt indien zich in de betrokken inrichting feiten hebben voorgedaan, die de vrees wettigen dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid. Uit de uitspraken van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) van 26 maart 2024 [6] en 24 december 2024 [7] volgt dat bij een gebonden bevoegdheid op het niveau van het algemeen verbindende voorschrift al een belangenafweging in algemene zin heeft plaatsgevonden. De uitkomst daarvan is neergelegd in de wettelijke voorwaarden voor de uitoefening van die bevoegdheid. Daarmee is in beginsel ook de evenredigheid van het besluit gegeven. Het te nemen besluit volgt immers uit het wel of niet vervuld zijn van de toepassingsvoorwaarden en het bestuursorgaan hoeft geen belangenafweging te maken. Niettemin kunnen er bijzondere omstandigheden zijn die maken dat in het voorliggende geval toepassing van het algemeen verbindende voorschrift voor een of meer belanghebbenden zozeer in strijd komt met het evenredigheidsbeginsel dat die toepassing achterwege moet blijven. Dit betekent dat het bestuursorgaan uiteindelijk (“onder de streep”) nog wel moet beoordelen of er bijzondere omstandigheden zijn die maken dat toepassing van het algemeen verbindende voorschrift in het voorliggende geval tot een onevenredige uitkomst zou leiden, maar daarbij gaat het dan alleen nog om de evenwichtigheid (de evenredigheid “stricto sensu”). Een besluit is onevenwichtig als het in de gegeven omstandigheden voor een of meer belanghebbenden onredelijk bezwarend is. Uit deze uitspraken volgt ook dat niet categorisch een “drietrapstoets” op geschiktheid, noodzaak en evenwichtigheid hoeft te worden uitgevoerd en dat de bestuursrechter van geval tot geval, in het verlengde van de aangevoerde beroepsgronden, moet bepalen of en zo ja op welke wijze de geschiktheid, de noodzaak en de evenwichtigheid uitdrukkelijk bij de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel moeten worden betrokken. Mede gelet op de ingediende beroepsgronden zal de voorzieningenrechter zich daarom thans beperken tot de vraag of toepassing van het algemeen verbindend voorschrift (de bepalingen in de APV) en formele wet (wet Bibob) voor eiser onredelijk bezwarend is en derhalve onevenwichtig moet worden geacht. De voorzieningenrechter overweegt daarover het volgende.
13.2.
De intrekking en weigering van de vergunning alcoholvrij bedrijf en van de gedoogverklaring mogen in het licht van alle van belang zijnde feiten en omstandigheden niet onredelijk bezwarend zijn. Het algemeen belang dat de burgemeester behartigt aan en de belangen van eiser moeten tegen elkaar worden afgewogen. Als de balans in het voordeel van eiser uitslaat, kan de burgemeester in redelijkheid geen gebruik maken van zijn bevoegdheid.
13.2.1.
Het belang van eiser is gelegen in het feit dat hij door het intrekken en weigeren van de vergunning alcoholvrij bedrijf en de intrekking en weigering van de gedoogverklaring in het geheel geen inkomsten meer heeft. De (personeels)kosten lopen evenwel door. Gezien zijn leeftijd en het feit dat hij de coffeeshop al 30 jaar exploiteert zal hij bovendien geen andere baan meer kunnen vinden. Het algemeen belang van de burgemeester is met name gelegen in de bescherming van de openbare orde, veiligheid en volksgezondheid.
13.2.2.
Eiser heeft in strijd gehandeld met de aan de gedoogverklaring verbonden voorschriften en daarmee de openbare orde, veiligheid en (volks)gezondheid in gevaar gebracht. Uit het advies van het LBB komt naar voren dat er een ernstig gevaar bestaat dat de vergunning alcoholvrij bedrijf mede zal worden gebruikt om strafbare feiten te plegen. Dat maakt dat het belang van de burgemeester om hiertegen op te treden zwaar weegt. Aan de andere kant stelt de voorzieningenrechter ook vast dat de burgemeester tegen een groot deel van de aan het besluit ten grondslag gelegde incidenten al heeft opgetreden met een tijdelijke schorsing van de gedoogverklaring die na tussenkomst van de civiele rechter is opgeheven en vervolgens nog eens is opgelegd voor de duur van uiteindelijk ‘slechts’ drie dagen. In het advies van de bezwarencommissie is verwoord dat de burgemeester voorafgaand aan de intrekking eiser diverse malen heeft gewaarschuwd en de mogelijkheid heeft gegeven tot verbetering, waardoor intrekking naar de mening van de commissie noodzakelijk was en een minder belastend alternatief dat dezelfde uitkomst had niet mogelijk. In aanmerking genomen de relatief milde maatregel die aan eiser is opgelegd voor de eerdere incidenten, heeft de burgemeester daarmee echter onvoldoende onderbouwd dat de incidenten die zich sinds de tijdelijke schorsing van de gedoogvergunning hebben voorgedaan, maatregelen rechtvaardigen die een definitieve beëindiging van de bedrijfsvoering betekenen. De burgemeester heeft ook geen beleid vastgesteld op basis waarvan de aard of duur van een op te leggen maatregel kan worden bepaald. De voorzieningenrechter acht, gezien de overtredingen die eiser sinds de tijdelijke schorsing heeft begaan, een stevigere maatregel dan schorsing van de gedoogverklaring met enkele dagen zonder meer op zijn plaats. Een schorsing van de gedoogverklaring of andere maatregel die er toe zou leiden dat eiser een aantal maanden de coffeeshop gesloten moet houden, zou naar het oordeel van de voorzieningenrechter de rechterlijke toets kunnen doorstaan. Ook zou de burgemeester met toepassing van artikel 3, zevende lid, van de Wet Bibob de voorschriften waaronder de coffeeshop kan worden geëxploiteerd, verder kunnen aanscherpen. Het besluit tot intrekking van de gedoogverklaring en vergunning alcoholvrij bedrijf is naar het oordeel van de voorzieningenrechter in de gegeven omstandigheden echter te rigoureus, in relatie tot de eerdere tijdelijke schorsing en de zeer vergaande consequenties die dat besluit voor eiser heeft.
13.2.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel de burgemeester om de vergunning alcoholvrij bedrijf en gedoogverklaring in te trekken en een nieuwe/gewijzigde vergunning alcoholvrij bedrijf en gedoogverklaring te weigeren gezien de vergaande consequenties voor eiser onredelijk bezwarend is en derhalve onevenwichtig moet worden geacht. Artikel 2.33F, tweede lid, van de APV kan om die reden geen toepassing vinden, zodat het bestreden besluit daarop niet kan worden gebaseerd. Het beroep is in zoverre gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is gegrond. Het besluit van 2 december 2024 zal worden vernietigd. Dat betekent dat de burgemeester met inachtneming van deze uitspraak opnieuw op het bezwaar van eiser dient te beslissen. Omdat op het beroep is beslist, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
14. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien en zelf de gevraagde vergunning en gedoogverklaring te verlenen. Reden hiervoor is allereerst dat de aan eiser verleende gedoogverklaring inmiddels is verlopen. De enkele vernietiging van de intrekking leidt er derhalve niet toe dat eiser weer over een gedoogverklaring beschikt. Bovendien heeft eiser aanvragen ingediend voor wijziging van de vergunning alcoholvrij bedrijf. De voorzieningenrechter kan deze aanvragen niet beoordelen, net zo min als hij de door eiser ingediende aanvraag voor de gedoogverklaring kan beoordelen. De burgemeester zal opnieuw op de bezwaren dienen te beslissen met inachtneming van deze uitspraak. Daarbij zal hij op de aanvragen dienen te beslissen.
16. Omdat de voorzieningenrechter geoordeeld heeft dat de burgemeester de vergunning alcoholvrij bedrijf en de gedoogverklaring ten onrechte heeft ingetrokken ziet de voorzieningenrechter wel reden om te bepalen dat de burgemeester binnen een termijn van vier weken na de datum van deze uitspraak een nieuwe beslissing neemt op de bezwaren van eiser. Een korte termijn is gerechtvaardigd nu de coffeeshop inmiddels geruime tijd gesloten is geweest.
16. Omdat de voorzieningenrechter het beroep gegrond verklaart moet de burgemeester het griffierecht aan eiser vergoeden (twee maal € 187,- = € 374,-). Ook krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. De burgemeester moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 2.721,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift en een verzoek om voorlopige voorziening heeft ingediend en aan de zitting van de voorzieningenrechter heeft deelgenomen (3 punten x € 907,-).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit op bezwaar van 2 december 2024;
- bepaalt dat de burgemeester binnen vier weken na de datum van deze uitspraak opnieuw op de bewaren van eiser beslist met inachtneming van wat er in deze uitspraak is overwogen;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- bepaalt dat de burgemeester aan eiser het door hem betaalde griffierecht à € 374,- dient te vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester in de proceskosten van eiser tot een bedrag van 2.721,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.H.Y. Snoeren-Bos, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.
Bijlage

Artikel 1:6 van de APV

1.De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd als:
a. (…)
b. op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;
(…)

Artikel 2:33E van de APV

Het is verboden een alcoholvrij bedrijf voor het publiek geopend te houden zonder dat een op de vergunning vermelde leidinggevende aanwezig is.
Artikel 2:33F van de APV:
1.(…)
2. De burgemeester trekt de vergunning in indien zich in de betrokken inrichting feiten hebben voorgedaan, die de vrees wettigen dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid.
3. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester de vergunning intrekken indien is gehandeld in strijd met het bij of krachtens artikel 2:33E bepaalde.
Artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet bibob)
1. Voorzover bestuursorganen bij of krachtens de wet daartoe de bevoegdheid hebben gekregen, kunnen zij weigeren een aangevraagde beschikking te geven dan wel een gegeven beschikking intrekken, indien ernstig gevaar bestaat dat de beschikking mede zal worden gebruikt om:
a. uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, of
b. strafbare feiten te plegen.
2. (…)
3. Voorzover het ernstig gevaar als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel b, betreft, wordt de mate van het gevaar vastgesteld op basis van:
a. feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die zijn gepleegd bij activiteiten die overeenkomen of samenhangen met activiteiten waarvoor de beschikking wordt aangevraagd dan wel is gegeven,
b. ingeval van vermoeden de ernst daarvan,
c. de aard van de relatie en
d. het aantal van de gepleegde strafbare feiten.
4. De betrokkene staat in relatie tot strafbare feiten als bedoeld in het tweede en derde lid, indien:
a. hij deze strafbare feiten zelf heeft begaan,
b. hij direct of indirect leiding geeft dan wel heeft gegeven aan, zeggenschap heeft dan wel heeft gehad over of vermogen verschaft dan wel heeft verschaft aan een rechtspersoon in de zin van artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht die deze strafbare feiten heeft begaan, of
c. een ander deze strafbare feiten heeft gepleegd en deze persoon leidinggevende van betrokkene is, dan wel zeggenschaphebbende over betrokkene, vermogensverschaffer van betrokkene of een persoon die in een zakelijk samenwerkingsverband tot betrokkene staat of heeft gestaan.
5. De weigering dan wel intrekking, bedoeld in het eerste lid, vindt slechts plaats indien deze evenredig is met:
a. de mate van het gevaar en
b. voorzover het ernstig gevaar als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, betreft, de ernst van de strafbare feiten.
6.(…)
7. Voorzover blijkt dat geen sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in het eerste lid, kan het bestuursorgaan bij mindere mate van gevaar aan de beschikking voorschriften verbinden. Deze voorschriften zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar. Het bestuursorgaan heeft eenzelfde bevoegdheid indien sprake is van een ernstig gevaar waarbij de ernst van de strafbare feiten weigering of intrekking van de beschikking niet rechtvaardigt. Het bestuursorgaan kan een op grond van deze bepaling gegeven voorschrift wijzigen. Indien niet wordt voldaan aan een op grond van deze bepaling gegeven voorschrift, kan het bestuursorgaan de beschikking intrekken.

Artikel 7, van de Wet Bibob

1. Een gemeentelijke vergunning die op grond van een verordening verplicht is gesteld voor een inrichting of bedrijf, kan door het college van burgemeester en wethouders respectievelijk de burgemeester worden geweigerd dan wel ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3.
2. (…)
3. (…).
De incidenten die door de burgemeester bij zijn besluit zijn betrokken:- een aan eiser opgelegde waarschuwing in [maand] 2021 omdat een medewerker van de coffeeshop is aangehouden terwijl hij een bigshopper aan iemand overhandigde. In de bigshopper werd totaal 7 kg hasj aangetroffen en bij de medewerker € 32.500. In de woning van deze medewerker werd 1016 gram hasj, een groot bedrag aan contant geld (€ 661.000), een geldtelmachine, twee jammers en een lamineermachine, 24 gram hennep en een blokje van 94 gram hasj was aangetroffen. Deze medewerker stond niet als leidinggevende op de vergunning alcoholvrij bedrijf en de gedoogverklaring. De burgemeester concludeert dat het contante geld in de woning vermoedelijk toebehoorde aan de coffeeshop;
- de op [datum] juni 2022 aangetroffen stashlocatie met een forse drugsvoorraad in een schuur op het perceel [adres 2] te [plaats] .
- de bestuurlijke rapportage van 6 september 2022, waarin de politie aandacht vraagt voor meerdere opvallende zaken rondom de exploitatie van de coffeeshop. Onder meer betreft het waarnemingen die vermoedelijk verband houden met de stashlocatie aan de [adres 2] en vermoedens van schijnbeheer;
- tijdens een controle op [datum] januari 2023 in de coffeeshop werd geconstateerd dat zes aan de gedoogverklaring verbonden voorschriften werden overtreden. Er was meer softdrugs aanwezig dan de maximaal gedoogde handelsvoorraad van 500 gram, er was geen voorlichtingsmateriaal aanwezig omtrent het gebruik van “softdrugs”, er waren leidinggevenden en personeelsleden in de coffeeshop werkzaam die niet waren opgevoerd en er kon geen boekhouding in de vorm van een dagelijks bijgehouden verkoopboek, inkoopboek, kas- of giroboek worden verstrekt. Daarom is op [datum] maart 2023 besloten de gedoogverklaring te schorsen voor de duur van drie maanden. Door tussenkomst van de (civiele) kortgedingrechter is onder het maken van nadere afspraken en op basis van een aangevraagde nieuwe gedoogverklaring, op [datum] april 2023 een gewijzigde gedoogverklaring verstrekt, met daarin nadere voorschriften. De schorsing is daarmee (voortijdig) opgeheven en eiser heeft de kortgedingprocedure ingetrokken en exploitatie van de coffeeshop hervat.
- tijdens een controle van de coffeeshop op [datum] juni 2023 zijn opnieuw overtredingen geconstateerd. Er was een grotere voorraad aanwezig dan de gedoogde handelsvoorraad van 500 gram softdrugs en een van de (nieuwe) nadere voorschriften werd overtreden, te weten het voorschrift gericht op het verantwoorden van de in- en verkoop van softdrugs en overige producten. De burgemeester heeft hierin aanleiding gezien de gedoogverklaring bij besluit van [datum] juni 2023 te schorsen van [datum] juni 2023 tot en met [datum] juli 2023.
- bij de uitreiking van het schorsingsbesluit op [datum] juni 2023 was in de coffeeshop – die op dat moment geopend was voor publiek – geen van de op de vergunning alcoholvrij bedrijf en gedoogverklaring vermelde leidinggevenden aanwezig was. Daarom heeft de burgemeester op [datum] juli 2023 een officiële (schriftelijke) waarschuwing gegeven.
- op [datum] augustus 2023 heeft de politie een controle uitgevoerd in een pand aan de [adres 3] te [plaats] . Dit pand is in meerdere ruimten opgedeeld. Eén van deze ruimten wordt door eiser gehuurd. Hierbij heeft de politie ventilatiebuizen, een aantal slakkenhuizen en koolstoffilters aangetroffen. Tevens werden in een vriezer in de betreffende ruimte 2.997 gram bevroren, natte hennep aangetroffen en daarnaast, buiten de vriezer, achter een houten tafel meerdere zakken met daarin hennepgruis (1.428 gripzakjes met hennepgruis) en een blokje hasj van 16 gram. In of
aan alle gripzakjes zaten één of meerdere bonnetjes, met daarop onder meer de tekst:
“locatie: ’ [naam eiser] ”.
Van de bevindingen is een bestuurlijke rapportage opgemaakt. Uit deze rapportage blijkt ook dat eiser tegen de toezichthouder heeft verklaard dat de aangetroffen drugs onder meer worden gebruikt om zogenoemde wiet-smoothies te maken en dat hij daarmee ongeveer tussen de 80 en 100 mensen per week hielp. Uit de administratie die de coffeeshop op grond
van de gewijzigde gedoogverklaring dient te verstrekken, blijkt niet(s) van de verkoop van
wiet-smoothies.
- Op [datum] 2023 deed de politie een instap in een woning aan de [adres 1] in
[plaats] naar aanleiding van een aantal meldingen waaruit bleek dat vanuit de woning drugshandel plaats zou vinden. De woning en de bijbehorende schuur bleken vol te staan met drugs en aan drugshandel gerelateerde goederen. Ook werd in de woning een vermoedelijke verwerkingsruimte aangetroffen. In totaal werden 7.461 voorgedraaide joints, 40 gram hasj, 3.356 gram mengsel shag en hennep, 268 gram hennepgruis, 82 gram henneptoppen, 44 gram delen van een hennepplant en een zakje met een onbekende witte substantie aangetroffen. De burgemeester is hiervan met een bestuurlijke rapportage van 2 oktober 2023, aangevuld op 25 januari 2024, in kennis gesteld. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt dat de politie op [datum] september 2023 een bericht met daarin een aantal videobestanden (zonder datum en tijdsaanduiding) ontving. Uit de beelden blijkt dat eiser het perceel regelmatig bezoekt. Zo is te zien dat hij uit een voertuig stapt waarvan bekend is dat eiser daarvan de gebruiker is en dat hij vermoedelijk goederen, waaronder waarschijnlijk de drugs, naar het perceel brengt. Ook blijkt uit de beelden dat de bewoonster van de woning hem helpt met het tillen van dozen en tassen uit het voertuig en dat hij kennelijk een sleutel heeft van de tuindeur van het betreffende perceel. Uit WhatsApp-berichten die zijn onderzocht op een inbeslaggenomen telefoon van de bewoonster, wordt geconcludeerd dat in de periode van [datum] oktober 2022 tot en met [datum] mei 2023 is gecommuniceerd met een of meer personen over aantallen en hoeveelheden. Hierbij worden kleuren genoemd, die vermoedelijk staan voor verschillende soorten wiet/hasj. Aannemelijk wordt geacht dat op [datum] februari 2023 wordt gesproken over bestellingen voor de coffeeshop. Bij een verzonden schermafbeelding staat: "Producten van ' [naam eiser] ". De politie acht het aannemelijk dat de schermafbeelding een overzicht bevat van de verkopen/leveringen aan de coffeeshop. Uit verdere gegevens uit de telefoon lijkt te volgen dat de woning betrokken is bij een logistiek proces rondom hennep, voorgedraaide joints en het halen en brengen van deze goederen.
Uit de analyse van de telefoon acht de politie het tevens aannemelijk dat de in de woning aangetroffen verwerkingsruimte gebruikt wordt voor het maken van joints voor de coffeeshop.
- Op grond van het aan de gedoogverklaring verbonden aanvullende voorschrift 31 dient eiser tot en met 31 december 2023 maandelijks een financiële verantwoording af te leggen door (actief) een overzicht, uitgesplitst op weekniveau, van de inkoop en verkoop van softdrugs en (overige) producten door de coffeeshop te verstrekken aan de burgemeester. Bij controle van de overgelegde stukken heeft de toezichthouder vastgesteld dat diverse posten niet zijn terug te vinden in de administratie. Het gaat concreet om mondkapjes en sigaretten (post: “04 headshop”), spacecake en chocokoekjes (post: “06 space”), alcoholvrije dranken, vloei en wietgrinders. Van deze posten blijkt uit de verstrekte financiële stukken slechts van verkoop, maar niet van inkoop. De burgemeester vermoedt dat sprake is van een schijnboekhouding.
Omdat de spacecake en chocokoekjes ook softdrugs bevatten, lijkt het tevens dat er structureel meer softdrugs in de coffeeshop aanwezig is dan de gedoogvoorraad van 500 gram.
- Op [datum] 2024 vond door de toezichthouder en bijzonder opsporingsambtenaar van de gemeente [plaats] een controle plaats naar de coffeeshop, op de naleving van de
gedoogvoorwaarden. In dat verband werd tevens de gedoogvoorraad softdrugs in de
coffeeshop gecontroleerd. Daartoe werd de uitlevering gevorderd van deze voorraad. Aan
deze vordering werd niet vrijwillig en ook niet volledig gehoor gegeven. Het niet terstond opvolging geven aan vorderingen is in strijd met voorschrift 25 van de (gewijzigde) gedoogverklaring van [datum] april 2023.

Voetnoten

1.Stcrt. 2015, 5391
2.zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 26 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1123, en 15 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2826)
3.vergelijk de uitspraken van 18 juli 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BA9799 en 20 juli 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR2279
4.BMC is een dienst van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
5.ABRvS 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:486