ECLI:NL:RBGEL:2025:1047

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 februari 2025
Publicatiedatum
6 februari 2025
Zaaknummer
ARN 23-1171
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor strijdig gebruik van Gebouw 055 in Apeldoorn

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, is het beroep van Stichting Gebouw 055 tegen de weigering van een omgevingsvergunning door het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn aan de orde. De rechtbank heeft op 6 februari 2025 uitspraak gedaan in de zaak met nummer ARN 23-1171. De eiseres had een omgevingsvergunning aangevraagd voor het gebruik van Gebouw 055 als multifunctioneel centrum, wat in strijd zou zijn met het bestemmingsplan. De rechtbank oordeelt dat het college terecht de vergunning heeft geweigerd, omdat niet voldaan wordt aan de parkeernormen en er onvoldoende inzicht is gegeven in de te verwachten parkeerdruk en verkeersonveiligheid. De rechtbank concludeert dat de weigering van de vergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de omgevingsvergunning door het college rechtmatig was. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een goede ruimtelijke ordening en de rol van de gemeente in het handhaven van bestemmingsplannen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/1171

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

Stichting Gebouw 055, uit Apeldoorn, eiseres

(gemachtigde: M.H. Middelkamp),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn

(gemachtigde: F. van de Kamp).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag voor een omgevingsvergunning bij besluit van 23 december 2019.
1.1.
In de beslissing op bezwaar van 17 januari 2023 is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 8 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [namen] namens eiseres (in de hoedanigheid van voorzitter respectievelijk lid van het stichtingsbestuur), de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres is huurder van het pand Gebouw 055 aan de [adres]. [1] Op 26 april 2016 heeft de gemeente aan de rechtsvoorganger van eiseres een omgevingsvergunning verleend voor de oprichting en ingebruikname van een kerkelijk centrum op voormeld perceel. Na de bouw van het pand is discussie ontstaan over welke vormen van gebruik van Gebouw 055 zijn toegestaan. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij op grond van de al verleende omgevingsvergunning gerechtigd is tot een multifunctioneel gebruik van het pand. Gebouw 055 wordt ook als zodanig geëxploiteerd.
2.1.
Het college is in 2018 een handhavingsprocedure gestart, omdat het pand volgens het college in strijd met de omgevingsvergunning van 26 april 2016 wordt gebruikt door het ook beschikbaar te stellen als congrescentrum en voor workshops, trainingen en concerten.
2.2.
Naar aanleiding hiervan heeft eiseres op 14 februari 2019 een omgevingsvergunning aangevraagd voor wijziging van het gebruik van het pand naar een multifunctioneel niet-kerkelijk gebouw of een multifunctioneel bedrijfsgebouw. Eiseres wil namelijk ook niet-religieuze (bedrijfs)activiteiten in het pand kunnen organiseren. Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 23 december 2019 afgewezen, omdat sprake is van strijd met de bestemmingsplannen “Kanaalzone-Zuid – Kayersmolen” en “Parapluherziening parkeren”. Het college heeft overwogen of de omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan toch kan worden verleend. Dat zou in dit geval kunnen met toepassing van artikel 2.12, lid 1, onder a, onderdeel 2⁰ van de Wabo en artikel 4, lid 9 van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Daarvoor is vereist dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Het college is tot de conclusie gekomen dat geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening door:
  • de toename van de parkeerdruk en verkeersonveiligheid in de omgeving, omdat de met de aanvraag samenhangende (extra) parkeerbehoefte niet op het eigen terrein van Gebouw 055 of anderszins op een afdoende wijze kan worden opgelost;
  • de mogelijke toename van de indirecte (geluids)hinder op de omgeving als gevolg van het hogere aantal bezoekers of te organiseren activiteiten;
  • de mogelijke belemmering van de huidige omwonenden en bedrijven in hun woon-, leef- en werkklimaat.
Daarom heeft het college de omgevingsvergunning geweigerd.
2.3.
Eiseres is op 3 februari 2020 in bezwaar gekomen tegen de afwijzing van de aanvraag van een omgevingsvergunning. Het college heeft het besluit tot weigering van de verzochte omgevingsvergunning in stand gelaten in de beslissing op bezwaar van 17 januari 2023.
2.4.
Inmiddels was het handhavingstraject hervat en bij besluit van 3 november 2021 heeft het college een last onder dwangsom opgelegd, die in de beslissing op bezwaar van 14 april 2022 in stand is gelaten. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de uitspraak van 27 juni 2022 het beroep van eiseres gegrond verklaard en zelf voorziend een lagere dwangsom bepaald. [2] Eiseres is hiertegen in hoger beroep gekomen. Het is de rechtbank bekend dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) dit hoger beroep op 11 december 2024 ongegrond heeft verklaard. [3]

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de weigering van het college om een omgevingsvergunning te verlenen voor het met het bestemmingsplan strijdige gebruik van Gebouw 055. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3.1.
Het beroep van eiseres is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.2.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Heeft het college bij de beslissing op de aanvraag de juiste procedure gevolgd?
4. Eiseres stelt dat het college het ontwerp besluit tot weigering van de omgevingsvergunning ter inzage had moeten leggen en dat gelegenheid geboden had moeten worden tot het indienen van zienswijzen. Hieruit maakt de rechtbank op dat eiseres betoogt dat het college de uniforme voorbereidingsprocedure had moeten toepassen [4] . Het college heeft dit ten onrechte niet gedaan. Ook heeft het college volgens eiseres verzuimd om voorafgaand aan het definitieve besluit een verklaring van geen bedenkingen aan de gemeenteraad van Apeldoorn te vragen.
4.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat het wel de juiste procedure heeft gevolgd, namelijk de reguliere voorbereidingsprocedure van de Wabo [5] , die geldt voor de zogenoemde ‘kruimelgevallen’. Een verklaring van geen bedenkingen was in dit geval ook niet nodig.
4.2.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, in onder meer de uitspraak van 8 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:481, bepaalt de Wabo exclusief welke procedure op een aanvraag om omgevingsvergunning van toepassing is.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat het college in dit geval terecht de reguliere voorbereidingsprocedure heeft toegepast. Uit de aanvraag blijkt dat vergunning wordt gevraagd voor het gebruik van het pand in afwijking van het bestemmingsplan. Een dergelijke aanvraag valt onder de kruimelgevallenregeling. [6] Op een dergelijke procedure is artikel 3:10 van de Wabo niet van toepassing, zodat teruggevallen kan worden op de reguliere voorbereidingsprocedure voor de afhandeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning. Dat betekent dat er geen ontwerpbesluit ter inzage gelegd hoeft te worden en ook geen mogelijkheid gegeven tot het indienen van zienswijzen. Voor kruimelgevallen hoeft ten slotte ook geen verklaring van geen bedenkingen door de gemeenteraad te worden afgegeven. [7] De rechtbank oordeelt daarom dat geen sprake is van een gebrek in de besluitvorming. De beroepsgrond slaagt niet.
4.4.
De verwijzing van eiseres naar verschillende uitspraken van de Afdeling maakt dit oordeel niet anders. Die uitspraken zagen namelijk niet op kruimelgevallen. [8]
Wat is de planologische situatie?
5. Op grond van het geldende bestemmingsplan “Kanaalzone-Zuid – Kayersmolen” heeft het betreffende perceel de enkelbestemming “Bedrijf”. Het perceel heeft daarnaast twee functie-aanduidingen: “bedrijf tot en met categorie 2” en “specifieke vorm van bedrijf – ijzer- en staalgieterij”. Daarnaast is ook het bestemmingsplan “Parapluherziening parkeren” op het perceel van toepassing, waarin weer wordt verwezen naar de Beleidsregel parkeren van de gemeente Apeldoorn.
5.1.
De toegestane bedrijfsactiviteiten voor gronden met de bestemming “bedrijf tot en met de categorie 2” zijn terug te vinden in de Lijst van toegestane bedrijven die deel uitmaakt van het bestemmingsplan “Kanaalzone-Zuid – Kayersmolen”. [9]
5.2.
Het college mag de vestiging toestaan van bedrijfstypen die niet zijn genoemd in de Lijst van toegelaten bedrijven, dan wel voorkomen in een hogere categorie dan in het betreffende aanduidingsvlak is toegestaan als ze naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijfstypen die wél zijn toegestaan. [10]
5.3.
Als gebruik in strijd met het bestemmingsplan “Parapluherziening parkeren” geldt het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet in voldoende mate ruimte aanwezig is ten behoeve van het parkeren van auto’s en fietsen en het laden en lossen van goederen. [11]
5.4.
Uit de Beleidsregel parkeren volgt het uitgangspunt dat de voor een ontwikkeling benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd. [12] Het is aan de initiatiefnemer om met alternatieve oplossingen te komen als dat niet lukt. [13] Bij de beoordeling van dit alternatief wordt ook getoetst of sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
5.5.
Op grond van de verleende omgevingsvergunning van 26 april 2016 zijn activiteiten die horen bij een kerkelijk centrum toegestaan.
Is het gewenste gebruik van Gebouw 055 mogelijk met de huidige omgevingsvergunning?
6. Voor zover eiseres heeft aangevoerd dat de in 2016 verleende omgevingsvergunning al in niet-kerkelijk en multifunctioneel gebruik van Gebouw 055 voorziet, valt dat naar het oordeel van de rechtbank buiten de omvang van deze procedure. Deze procedure richt zich namelijk enkel op de afwijzing van de aanvraag om een nieuwe omgevingsvergunning, die eiseres heeft gedaan. Als eiseres geen vergunning nodig heeft, hoeft die ook niet te worden verleend. De vraag welke activiteiten onder de werking van de vergunning vallen is onderwerp van de procedure over de last onder dwangsom. Daarin heeft deze rechtbank al geoordeeld dat het gebruik dat eiseres wil maken van het gebouw, strijdig is met die vergunning. Zoals hiervoor al opgemerkt is de rechtbank ermee bekend dat die uitspraak inmiddels door de Afdeling is bevestigd.
Kan een binnenplanse afwijkingsvergunning worden verleend?
7. Eiseres betoogt dat de door haar aangevraagde activiteiten vergelijkbaar zijn met de activiteiten die zijn opgenomen in de Lijst van toegestane bedrijven, zoals radio- en tv-studio’s of vervoersbedrijven. Ook daar vinden immers activiteiten plaats zoals vergaderingen en scholing, discussie, muziek- en danssessies of congressen. Ook de gevolgen van eiseres’ activiteiten op de omgeving zullen niet aanzienlijk anders zijn. Om die reden kan het college een binnenplanse afwijkingsvergunning verlenen.
7.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat de bedrijven die op grond van planregel 3.1 a-1, onder II van het bestemmingsplan “Kanaalzone-Zuid – Kayersmolen” op het perceel zijn toegestaan, allemaal productiebedrijven zijn. Wat eiseres met de aanvraag om een omgevingsvergunning nastreeft is een maatschappelijk multifunctioneel centrum. Bedrijven met een maatschappelijk karakter komen echter niet voor op de lijst van toegestane bedrijven. Om die reden heeft eiseres eerder al een omgevingsvergunning nodig gehad om op het perceel een kerkelijk centrum op te richten. Daarnaast verschilt een bedrijf met een productiefunctie ook van een bedrijf met een maatschappelijke functie in de verkeersaantrekkende werking. Daar waar de toegestane bedrijven gepaard gaan met gespreide verkeersstromen, zullen de verzochte activiteiten leiden tot meer piekmomenten in de verkeersstromen naar en van Gebouw 055.
7.2.
De beroepsgrond slaagt niet. Artikel 3.5.1. van de planregels maakt het voor het college mogelijk om bedrijfstypen die niet zijn genoemd in de Lijst van toegelaten bedrijven toe te staan als ze naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijfstypen die wél zijn toegestaan. Daargelaten of een maatschappelijk multifunctioneel centrum als ‘bedrijfstype’ in de zin van deze bepaling kan worden gezien, heeft het college voldoende onderbouwd dat het naar zijn aard en invloed op de omgeving niet gelijk te stellen is met bedrijfstypen die wél zijn toegestaan. Die andere bedrijven zijn immers productiebedrijven waarbij weliswaar ook overleggen en cursussen kunnen plaatsvinden, maar dat zijn dan bijeenkomsten in het kader van het daar uitgeoefende bedrijf. Dat is niet te vergelijken met een multifunctioneel centrum dat mensen juist van elders trekt voor scholing, muziek of congressen. De invloed van een dergelijk congrescentrum op de omgeving is ook anders dan van de wel toegestane bedrijven. Zoals hierna nog zal worden overwogen, is het door eiseres gewenste gebruik van het pand ook in strijd met een goede ruimtelijke ordening. Met betrekking tot de vergelijking met een wel toegestane parkeergarage merkt de rechtbank nog op dat een parkeergarage juist een oplossing biedt voor parkeerproblemen, terwijl het voorgenomen multifunctionele centrum parkeerproblemen veroorzaakt. Ook in zoverre is dus geen sprake van een vergelijkbaar bedrijf. Dit betekent dat het college niet gehouden was om binnenplans van het bestemmingsplan af te wijken.
Buitenplans afwijken van het bestemmingsplan?
8. Het college heeft vervolgens overwogen of met toepassing van de kruimelgevalregeling afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Daar zal de rechtbank hierna op in gaan.
Wijze van beoordelen
8.1.
Voordat de rechtbank ingaat op de beroepsgronden die zien op het onderdeel strijdig gebruik, benadrukt de rechtbank dat het college bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toekomt en het de betrokken belangen moet afwegen. De rechtbank oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen. [14]
Is het gewenste gebruik in strijd met een goede ruimtelijke ordening?
8.2.
Eiseres betoogt dat de manier waarop zij het gebouw 055 wil gebruiken, voor verschillende bedrijfsactiviteiten en als vergader- en congrescentrum, geringere ruimtelijke gevolgen heeft voor de directe omgeving dan de activiteiten die in het bestemmingsplan worden toegestaan. Dat geldt wat eiseres betreft zowel voor de parkeerdruk als voor eventuele geluidshinder. Specifiek over het parkeren licht eiseres toe dat de kerkelijke bijeenkomsten voor de meeste parkeerdruk zorgen, omdat dan het bezoekersaantal het grootst is. In geval van andere activiteiten, wanneer de verwachte bezoekersaantallen veel lager zijn, is de discussie over de parkeerdruk alleen relevant wanneer de verkeerstoestroom of -afstroom samenvalt met de spitsperiode.
8.3.
Het college stelt zich op het standpunt dat een wijzing van het gebruik van Gebouw 055 tot een multifunctioneel centrum, gevolgen zal hebben voor de parkeerdruk en verkeersveiligheid in de omgeving, omdat op het eigen terrein onvoldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn. De oplossingen die eiseres daarvoor aandraagt, zoals het parkeren op het terrein van het ROC en de parkeergarage bij het station en zo nodig de inzet van verkeersregelaars, vindt het college onvoldoende. Het college ziet geen bijzondere omstandigheden of overwegende bezwaren die maken dat van de bepaling in het parapluplan kan worden afgezien.
8.4.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Allereerst stelt de rechtbank vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiseres met het verzochte gebruik van Gebouw 055 niet voldoet aan de bestaande parkeernormen. Wanneer Gebouw 055 als congresgebouw dienst doet, komt het betreffende terrein 50 parkeerplaatsen te kort (door eiseres aangeduid als het ‘worst-case-scenario’). Vervolgens heeft het college naar het oordeel van de rechtbank, ondanks de stelling van eiseres dat dergelijke piekmomenten zich sporadisch voordoen, bij de beoordeling van de aanvraag van de omgevingsvergunning uit mogen gaan van een maximale invulling van het verzochte gebruik. Eiseres heeft namelijk geen enkele waarborg gegeven dat zij de frequentie of omvang van niet-kerkelijke activiteiten zal begrenzen om de parkeerdruk te verminderen. Tot slot laat eiseres het standpunt van het college dat de getroffen maatregelen om de parkeerdruk en verkeersonveiligheid tegen te gaan onvoldoende zijn, onbesproken. Daarmee heeft het college kunnen concluderen dat de gevolgen van een eventuele toewijzing van de aanvraag om een omgevingsvergunning voor de parkeerdruk in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening. De opmerking van eiseres op zitting dat er op dit moment geen problemen worden ervaren met het feitelijke multifunctionele gebruik van Gebouw 055, maakt dit oordeel niet anders.
8.5.
Het betoog van eiseres dat het college voorschriften had kunnen stellen om te waarborgen dat wel aan de parkeereisen wordt voldaan slaagt ook niet. Eiseres bepaalt wat ze aanvraagt. Het is aan haar om een aanvraag in te dienen waarbij wel aan de normen wordt voldaan. Op zitting is gebleken dat zowel bij eiseres als het college de bereidheid bestaat om met elkaar in overleg te treden over een vergunning die zo is ingekleed dat aan de parkeervoorwaarden wordt voldaan. In deze procedure moet de rechtbank echter beslissen over de aanvraag zoals die is ingediend. Daarbij stelt de rechtbank vast dat aan de parkeernormen niet wordt voldaan, zodat de vergunning door het college om die reden terecht geweigerd kon worden.
8.6.
Ook het betoog van eiseres dat aan de geluidsnormen wordt voldaan, omdat het gewenste gebruik van het gebouw altijd minder intensief is dan het reeds vergunde gebruik als kerkelijk centrum slaagt niet. Het college heeft terecht aangevoerd dat zonder nadere specificatie van aard en omvang van de aanvullende activiteiten en de geluidseffecten daarvan, niet is uit te sluiten dat de (indirecte) geluidshinder op de omgeving zal toenemen. De gevolgen van de uitbreiding en wijziging van het gebruik van Gebouw 055 zijn echter niet meegenomen in het (aanvullende) akoestisch onderzoek dat eiseres heeft laten uitvoeren. Daarmee heeft eiseres haar stelling onvoldoende gemotiveerd en heeft het college kunnen concluderen dat de verzochte omgevingsvergunning ook in zoverre niet voldoet aan een goede ruimtelijke ordening.
Had het college een tijdelijke omgevingsvergunning moeten verlenen?
9. Eiseres betoogt dat het college had kunnen kiezen voor een minder vergaand besluit door een tijdelijke omgevingsvergunning te verlenen. Eiseres huurt het pand in kwestie. Omdat het huurcontract eindigt in oktober 2026, zou eiseres ook uit de voeten kunnen met een tijdelijke omgevingsvergunning.
9.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Als, zoals hiervoor is overwogen, een afwijking van het bestemmingsplan onwenselijk is omdat niet aan de parkeer- en geluidsnormen wordt voldaan, valt niet in te zien waarom het college een tijdelijke vergunning wel zou moeten verlenen. Bovendien is het college gehouden om te beslissen op de aanvraag zoals die voorligt. Het initiatief voor eventuele andere aanvragen ligt bij eiseres zelf.
Is sprake van strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur?
10. Eiseres betoogt dat het college heeft gehandeld in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan niet gebleken. Eiseres heeft haar stelling namelijk op geen enkele manier toegelicht of onderbouwd.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het college tot afwijzing van de aangevraagde omgevingsvergunning heeft mogen besluiten. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Eiseres krijgt ook geen vergoeding van de proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.G. Hoijinck, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Afdeling 3.4. Uniforme openbare voorbereidingsprocedure
Artikel 3:10:
1. Deze afdeling is van toepassing op de voorbereiding van besluiten indien dat bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan is bepaald.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.1, lid 1:
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
(…)
het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
Artikel 2.12, lid 1:
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. a) indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
o met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
o in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
o in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;
(…)
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de inhoud van de ruimtelijke onderbouwing, bedoeld in het eerste lid, onder a, onder 3°.
Besluit omgevingsrecht
Artikel 2.7 Planologische gebruiksactiviteiten:
Als categorieën gevallen als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet worden aangewezen de categorieën gevallen in artikel 4 van bijlage II.
Bijlage II, Artikel 4, lid 9:
Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:
(…)
9. het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, het uitsluitend betreft een logiesfunctie voor werknemers of de opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen;
Bestemmingsplan “Kanaalzone-Zuid – Kayersmolen”
3.1
Bestemmingsomschrijving
a. De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
1. bedrijven, waarbij geldt dat:
I. (…)
II. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 2" bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijven;
(…)
6. een ijzer- en staalgieterijen/ -smelterijen: p.c. < 4000 t/j (sbi-code 2451, 2452) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - ijzer- en staalgieterij';
(…)
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat een bedrijfswoning uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.
3.5.1
Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.1 onder a bepaalde teneinde de vestiging van bedrijfstypen toe te staan die niet zijn genoemd in de Lijst van toegelaten bedrijven, dan wel voorkomen in een hogere categorie dan in het betreffende aanduidingsvlak is toegestaan, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijfstypen die ter plaatse bij recht zijn toegestaan.
3.5.2
Voorwaarden voor afwijken
Afwijken als bedoeld in dit lid is alleen mogelijk voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.
Bestemmingsplan “Parapluherziening parkeren”
4.1
Gebruiksregel parkeren
4.1.1
Gebruiksregel
Als gebruik in strijd met het plan geldt het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet in voldoende mate ruimte aanwezig is ten behoeve van het parkeren van auto's en fietsen en het laden en lossen van goederen. Dit volgens de 'Beleidsregel Parkeren' van de gemeente Apeldoorn zoals vastgesteld op 21 maart 2019 en opgenomen in Bijlage 1 van de Bijlagen bij de regels.”

Voetnoten

1.[kadastrale aanduiding].
4.Zie afdeling 3.4 van de Awb.
5.Zie artikel 3.10 van de Wabo.
6.Artikel 2.12, lid 1, onder a, onderdeel 2⁰ van de Wabo en artikel 4, lid 9 van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor).
7.Dit volgt uit artikel 2.27, lid 1 van de Wabo en artikel 6.5 van het Bor.
8.In de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 6 april 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:921) en van 29 november 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:4415) is de mogelijkheid tot afwijking van de planregels gebaseerd op artikel 2.12, lid 1, aanhef en onder a, onder 3o.
9.Dit volgt uit artikel 3.1 onder a, onder II van het bestemmingsplan “Kanaalzone-Zuid – Kayersmolen”.
10.Dit volgt uit artikel 3.5.1. van de planregels
11.Dit volgt uit planregel 4.1.1. van het bestemmingsplan “Parapluherziening parkeren”.
12.Dit volgt uit de randnummers 3.1 en 3.2 van de “Beleidsregel Parkeren”.
13.Denk bijvoorbeeld aan het kopen of huren van nabijgelegen parkeerruimte of het gebruikmaken van bestaande parkeerplaatsen in de nabijgelegen openbare ruimte of het daar aanleggen van nieuwe parkeerplaatsen.
14.Zie de uitspraak van de Afdeling van 22 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1136.