ECLI:NL:RBGEL:2024:9674

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
21 januari 2025
Zaaknummer
C/05/443388 ZJ RK 24-806
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 17 december 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak is aangespannen door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, de gecertificeerde instelling (GI), die verzocht om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder van [minderjarige] betrokken is, maar dat zij niet in staat is om de zorg voor [minderjarige] volledig op zich te nemen vanwege een belast verleden en het ontbreken van een vaste woonplek.

Tijdens de zitting op 15 januari 2025, waar de moeder en haar advocaat aanwezig waren, is het verzoek van de GI gehandhaafd. De kinderrechter heeft de feiten en omstandigheden in overweging genomen, waaronder de ontwikkeling van [minderjarige] in het pleeggezin en de zorgen die door de GI zijn geuit. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ernstige ontwikkelingsbedreigingen voor [minderjarige] nog steeds aanwezig zijn en dat de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige].

De kinderrechter heeft zich echter niet uitgesproken over het opgroeiperspectief van [minderjarige], omdat dit niet noodzakelijk was voor de beoordeling van de voorliggende verzoeken. De moeder heeft zich niet verzet tegen de verlenging van de maatregelen, maar is het niet eens met de conclusies van de GI over het opgroeiperspectief. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 17 december 2025 en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Zutphen
Zaaknummer: C/05/443388 / ZJ RK 24-806
Datum uitspraak: 17 december 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam Zuidoost,
hierna te noemen de GI,
over
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2023 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in verblijvende in [woonplaats] ,
advocaat mr. H.J. Scholten te Doetinchem.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 1 november 2024.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 15 januari 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de GI.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft in een pleeggezin.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 19 december 2023 [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 19 december 2024.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 19 december 2023 een machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg tot 19 december 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De GI heeft op de mondelinge behandeling het verzoek gehandhaafd. De GI ziet dat de moeder zeer betrokken is op [minderjarige] en er is een warme band tussen hen. Tegelijkertijd is het de GI gebleken dat de moeder niet de mogelijkheden heeft, of zal kunnen bieden, om volledig voor [minderjarige] te kunnen zorgen. Vanuit een belast verleden is de moeder beperkt in haar opvoedcapaciteiten en zal er veel nodig zijn om zelf een goede basis te kunnen bieden. In de tussentijd heeft de ontwikkeling van [minderjarige] echter niet stilgestaan en heeft hij zich ook gehecht aan de pleegouders. De GI had de moeder aangemeld bij Entrea Lindenhout voor een perspectiefonderzoek. Er heeft vervolgens ook een gesprek plaatsgevonden tussen de moeder en Entrea Lindenhout. De uitkomst was dat de moeder niet voldoet aan de bodemeis voor het starten van een onderzoek. De moeder heeft namelijk geen eigen, vaste woonplek. De GI vindt het belangrijk dat [minderjarige] duidelijkheid wordt geboden over waar hij zal blijven wonen en opgroeien en de beste plek hiervoor is het pleeggezin. De GI heeft daarom de kinderrechter gevraagd om een beslissing te nemen over het opgroeiperspectief.

4.Het standpunt van de moeder

4.1.
Door en namens de moeder is ter zitting het volgende naar voren gebracht. De moeder verweert zich niet tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling en de verlenging van de gevraagde machtiging tot uithuisplaatsing. De moeder vindt het eerst en vooral belangrijk dat het goed met [minderjarige] gaat. Zij waardeert het dat [minderjarige] bij het pleeggezin op een fijne plek verblijft, maar wil uiteindelijk het liefst dat [minderjarige] weer bij haar zal kunnen wonen. In de tussentijd is het belangrijk dat het contact groeit en om dit mogelijk te maken, zijn de moeder en haar partner (bij wie zij nu woont) op zoek naar een woning dichter bij [plaats] . De vader van [minderjarige] heeft zich ook gemeld en de moeder stelt zich ervoor open dat ook hij een rol kan spelen in het leven van [minderjarige] . De moeder is het niet eens met de ideeën van de GI, dat er een definitieve beslissing genomen moet worden en het perspectief van [minderjarige] niet meer bij haar zou liggen. De moeder heeft veel doorgemaakt, maar heeft ook niet echt de kans gehad om te laten zien dat zij wel degelijk de verzorging en de opvoeding van [minderjarige] kan dragen.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de grond voor de ondertoezichtstelling bedoeld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter constateert dat de ernstige ontwikkelingsbedreigingen nog niet zijn weggenomen. De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige] worden genoemd in de
Evaluatievan de GI van 14 oktober 2024, onder meer onder het kopje “Wat is de analyse en de conclusie?” 14-15 en de zorgen die worden genoemd op pagina 16-17. Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] noodzakelijk (artikel 1:265b BW).
5.2.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat het verweer van de moeder zich niet richt tegen het verlengen van de gevraagde maatregelen, maar dat de moeder zich wel verzet tegen een beslissing over het opgroeiperspectief zoals die door de GI is gevraagd. De GI is tot de conclusie gekomen dat het opgroeiperspectief van [minderjarige] in het pleeggezin ligt. De GI wil graag dat dit wordt vastgelegd, zodat dit voor alle partijen en voor [minderjarige] zelf duidelijk is. De moeder is het daarmee niet eens.
5.3.
De kinderrechter stelt voorop dat een perspectiefbesluit zoals door de GI is genomen, niet is geregeld in de wet. De wet geeft geen mogelijkheid om een perspectiefbesluit te laten toetsen door een rechter. De rechter kan een perspectiefbesluit wel betrekken bij de beoordeling van andere verzoeken, die wel in de wet zijn geregeld, voor zover dit noodzakelijk is voor de beoordeling daarvan. Als de rechter dit doet, heeft het oordeel over het perspectiefbesluit in dat kader een voorlopig karakter. [1]
5.4.
De kinderrechter zal zich in het kader van deze procedure niet uitspreken over het opgroeiperspectief van [minderjarige] , omdat dit niet noodzakelijk is voor de beoordeling van de voorliggende verzoeken. De moeder heeft zich tegen verlenging van de maatregelen immers niet verzet. De kinderrechter heeft van de GI voorts geen andere omstandigheden gehoord die voorlopige overwegingen over het opgroeiperspectief van [minderjarige] noodzakelijk maken. Niet gebleken is dat [minderjarige] , die nog maar 1,5 jaar is, last ondervindt van onduidelijkheid over zijn opgroeiperspectief. [minderjarige] ontwikkelt zich goed in het pleeggezin en door de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing met een jaar, waar de moeder achter staat, is hij van zijn plek in dit pleeggezin verzekerd. De moeder geeft aan dat zij graag een warme band met [minderjarige] wil blijven onderhouden en de GI onderschrijft dat belang. Daar kan de komende tijd op blijven worden ingezet.
5.5.
Momenteel kan [minderjarige] niet bij de moeder wonen. De moeder onderschrijft dit. Zij heeft geen vaste woonruimte en dat lijkt wel een minimale voorwaarde te zijn om aan thuisplaatsing te gaan werken. Iets anders is dat de GI het doel van thuisplaatsing definitief niet langer zou hoeven nastreven. Zolang sprake is van een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing moet gewerkt worden aan thuisplaatsing. Een perspectiefbesluit brengt daarin geen verandering. [2] Als de GI vindt dat het perspectief van [minderjarige] definitief niet meer bij de moeder ligt, ligt het op de weg van de GI om stappen te zetten richting een gezagsbeëindiging. De Raad voor de Kinderbescherming dient dan een onderzoek te doen, in welk kader het perspectief kan worden getoetst.
5.6.
De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen voor de duur van een jaar. [3] De machtiging tot uithuisplaatsing zal worden verlengd voor de duur van de ondertoezichtstelling, dus ook voor een jaar. [4]
5.7.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 17 december 2025;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 17 december 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2024 door mr. G. Hilberink, kinderrechter, in aanwezigheid van J.J. van den Boogaard als griffier, en op schrift gesteld op 20 januari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

3.Artikel 1:260 lid 1 BW.
4.Artikel 1:265c lid 2 BW.