ECLI:NL:RBGEL:2024:9653

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
14 januari 2025
Zaaknummer
11358414
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en rechtsgeldigheid van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter te Nijmegen op 17 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [rechthebbende], vertegenwoordigd door zijn bewindvoerder, en [verweerster]. Het geschil betreft de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet dat op 30 augustus 2024 door [verweerster] zou zijn gegeven aan [rechthebbende]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het WhatsApp-bericht van [verweerster] op die datum door [rechthebbende] als ontslag op staande voet is begrepen, hoewel het bericht niet expliciet als zodanig was geformuleerd. De rechter oordeelt dat er geen dringende reden was voor het ontslag, aangezien de werkweigering van [rechthebbende] op 30 augustus 2024 het gevolg was van een brand in zijn woning en de omstandigheden van het geval. Hierdoor is het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig verklaard.

De kantonrechter heeft vervolgens de vorderingen van de bewindvoerder van [rechthebbende] toegewezen, waaronder de transitievergoeding, een gefixeerde vergoeding, een billijke vergoeding, en het achterstallige salaris en vakantiedagen. De rechter heeft de gefixeerde vergoeding gematigd tot drie maanden loon, en de billijke vergoeding vastgesteld op € 500,00 bruto. Tevens is [verweerster] veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor werkgevers om duidelijk en ondubbelzinnig te communiceren bij ontslagprocedures, vooral in situaties waarin de werknemer zich in een kwetsbare positie bevindt.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Nijmegen
Zaaknummer / rekestnummer: 11358414 \ HA VERZ 24-61
Beschikking van 17 december 2024
in de zaak van
[verzoekster] , IN HAAR HOEDANIGHEID VAN BEWINDVOERDER OVER DE GOEDEREN VAN [rechthebbende],
te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. E.J.M. Brocatus,
hierna te noemen: de bewindvoerder en [rechthebbende] ,
tegen
[verweerster],
te [vestigingsplaats] ,
verwerende partij,
hierna te noemen: [verweerster] ,
vertegenwoordigd door [naam 1] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ontvangen op 8 oktober 2024 met producties 1 tot en met 12;
- het verweerschrift met producties;
- de mondelinge behandeling van 19 november 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.De feiten

2.1.
[rechthebbende] , geboren op [datum] , is van 1 januari 2022 tot en met 1 juli 2022 en van 1 juni 2023 tot en met mei 2024 in dienst geweest van [verweerster] op basis van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd. Na het laatste dienstverband is [rechthebbende] op 12 augustus 2024 opnieuw in dienst getreden van [verweerster] voor bepaalde tijd tegen een salaris van € 2.778,00 bruto per maand. Deze arbeidsovereenkomst is mondeling gesloten en niet schriftelijk bevestigd. De functie van [rechthebbende] is medewerker grondverzet.
Er is sprake van loondispensatie door het UWV. [verweerster] krijgt van het UWV een tegemoetkoming in de loonkosten voor [rechthebbende] , die een Wajong-uitkering ontvangt. In de aanvraag loondispensatie die [verweerster] voor [rechthebbende] heeft gedaan bij het UWV heeft [verweerster] vermeld dat sprake is van een arbeidsovereenkomst van 12 augustus 2024 tot 11 augustus 2025. Het UWV heeft bij besluit van 12 april 2024 aan [verweerster] loondispensatie toegekend van 1 juni 2024 tot en met 30 november 2024.
2.2.
Zowel tijdens de eerdere dienstverbanden als het laatste dienstverband heeft [verweerster] [rechthebbende] met veel zaken geholpen en ondersteuning geboden, in de vorm van het verstrekken van kleding, maaltijden en geld.
2.3.
Gebruikelijk haalde [verweerster] [rechthebbende] ’s-morgens op om naar het werk te gaan en bracht hij hem ’s-avonds weer thuis.
2.4.
In de week van 22 augustus 2024 hebben partijen een conflict gehad.
2.5.
In de woning van [rechthebbende] heeft in de ochtend van 29 augustus 2024 een grote brand gewoed. De woning was daardoor niet meer bewoonbaar. In de ochtend van 29 augustus 2024 stuurt [rechthebbende] een WhatsApp aan [verweerster] met de mededeling dat hij de dag erna niet op het werk zal zijn omdat zijn bewindvoerder komt om hem te helpen en urgentie aan te vragen. [verweerster] reageert daarop rond 10 uur
‘Kijk maar zou het wel echt heel fijn vinden als je er bent’en
‘2 kraantjes anders stil’.
[rechthebbende] laat rond 22.00 uur weten echt niet te kunnen. Op 30 augustus 2024 om 5.58 uur heeft [rechthebbende] een gemiste oproep van [verweerster] .
2.6.
Op 30 augustus 2024 om 10.27 uur stuurt [rechthebbende] aan [verweerster] het volgende bericht:
‘waarom respecteer je mn grenzen niet dat ik een dagje voor mezelf nodig heb dit is een no go’.
En iets later: ‘
En stort 200€ van mn salaris direct naar mij ipv naar mn bewind ik heb het nodig (…).’
2.7.
Direct daarna, om 10.38 uur reageert [verweerster] daar als volgt op:

Dat is het om 2200 liet weten
We stoppen ermee
Manipuleren gedrag vraag of je kleding nodig
heb wil je helpen waar ik kan en dan zo doen
Het is goed zo succes ermee
(…)
2.8.
Hierop heeft [rechthebbende] enkele berichten met scheldwoorden aan [verweerster] gestuurd.
2.9.
[rechthebbende] heeft niet meer gewerkt.
2.10.
[verweerster] heeft [rechthebbende] , mede naar aanleiding van bedreigende WhatsAppjes van [rechthebbende] , ziek gemeld bij het UWV. Sindsdien ontvangt [rechthebbende] (weer) een volledige Wajong uitkering van het UWV.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De bewindvoerder verzoekt bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat [verweerster] [rechthebbende] op 30 augustus 2024 op staande voet heeft ontslagen;
II. voor recht te verklaren dat het door [verweerster] gegeven ontslag op staande voet van 30 augustus 2024 onterecht c.q. niet rechtsgeldig is gegeven;
III. [verweerster] te veroordelen tot betaling aan [rechthebbende] van een billijke vergoeding conform artikel 7:681 BW ter hoogte van € 6.000,48, onder verstrekking van een deugdelijke bruto/netto- specificatie, althans [verweerster] te veroordelen tot betaling aan [rechthebbende] van een in goede justitie te bepalen bedrag;
IV. [verweerster] te veroordelen tot betaling aan [rechthebbende] van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, ten bedrage van € 34.002,72 bruto, onder verstrekking van een deugdelijke bruto/netto-specificatie, althans [verweerster] te veroordelen tot betaling aan [rechthebbende] van een in goede justitie te bepalen bedrag;
V. [verweerster] te veroordelen tot betaling aan [rechthebbende] van een transitievergoeding ter hoogte van € 52,06 bruto, onder verstrekking van een deugdelijke bruto/netto-specificatie, althans [verweerster] te veroordelen tot betaling aan [rechthebbende] van een in goede justitie te bepalen bedrag;
VI. [verweerster] te veroordelen tot betaling aan [rechthebbende] van het achterstallige salaris ad € 1.894,05, onder verstrekking van een deugdelijke bruto/netto-specificatie, althans [verweerster] te veroordelen tot betaling aan [rechthebbende] van een in goede justitie te bepalen bedrag;
VII. [verweerster] te veroordelen tot betaling aan [rechthebbende] van de door hem opgebouwde vakantiedagen ten bedrage van € 196,63 bruto, onder verstrekking van een deugdelijke bruto/netto-specificatie, althans [verweerster] te veroordelen tot betaling aan [rechthebbende] van een in goede justitie te bepalen bedrag;
met veroordeling van [verweerster] in de proceskosten.
3.2.
De bewindvoerder heeft aan haar verzoeken ten grondslag gelegd dat [verweerster] de arbeidsovereenkomst met [rechthebbende] heeft opgezegd om een dringende reden (art. 7:677 BW). Het bericht van [verweerster] van 30 augustus 2024 waarin onder meer staat “
We stoppen ermee” kan niet anders worden opgevat dan als een ontslag op staande voet. Omdat er echter geen sprake is van een dringende reden, komt [rechthebbende] , kort gezegd, een billijke vergoeding toe (art. 7:681 BW). Daarnaast zijn vanwege het onterechte ontslag op staande voet ook andere vergoedingen verschuldigd, zoals de transitievergoeding en de gefixeerde schadevergoeding. Tot slot moet [verweerster] nog achterstallig loon en vakantiedagen (uit)betalen, aldus de bewindvoerder.
3.3.
[verweerster] voert verweer en stelt dat het verzoek moet worden afgewezen. Er is geprobeerd samen tot een oplossing te komen, maar dat is niet gelukt. [verweerster] verzoekt verder om een proceskostenveroordeling.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De kern van het geschil
4.1.
In dit geschil moet de vraag beantwoord worden of [verweerster] [rechthebbende] op 30 augustus 2024 middels een WhatsApp-bericht op staande voet heeft ontslagen en meer in het bijzonder of [rechthebbende] het WhatsApp-bericht van 30 augustus 2024 als ontslag op staande voet heeft mogen begrijpen.
Ontslag op staande voet?
4.2.
In het WhatsApp-bericht van 30 augustus 2024 staat niet met zoveel woorden dat [rechthebbende] wordt ontslagen, laat staan op staande voet. [rechthebbende] stelt, zo begrijpt de kantonrechter, dat hij uit het bericht desalniettemin heeft begrepen dat hem ontslag op staande voet werd gegeven, en hij dat bericht ook zo heeft mogen begrijpen. Dat wordt door [verweerster] betwist.
4.3.
Bij de beoordeling van de vraag of [rechthebbende] heeft mogen begrijpen dat hem ontslag op staande voet werd gegeven komt het niet alleen aan op de bewoordingen van het WhatsApp-bericht maar wegen ook mee de feiten en omstandigheden waaronder dat bericht door [verweerster] werd verstuurd. Anders dan in geval een werknemer opzegt, hoeft de opzegging door een werkgever niet middels een duidelijke ondubbelzinnige verklaring te worden gedaan (HR 26 januari 2024, ECLI:NL:HR:2024:111) Dat betekent dat voor de vraag of de werknemer een brief als opzegging heeft mogen begrijpen een lichtere toets geldt dan in geval een werknemer opzegt.
4.4.
Hoezeer in het WhatsApp-bericht mogelijk ook te lezen valt dat [verweerster] aankondigde te stoppen om [rechthebbende] nog langer te helpen met kleding, geld en andere zaken zoals [verweerster] aanvoert, is de kantonrechter tegen de achtergrond van de hiervoor aangehaalde toetsingsmaatstaf van oordeel dat [rechthebbende] , die een afstand heeft tot de arbeidsmarkt, het WhatsApp-bericht zo heeft mogen begrijpen dat hem ontslag op staande voet werd verleend. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat [verweerster] [rechthebbende] nadien niet meer heeft opgehaald voor het werk. En als het al zo is dat [verweerster] wel heeft geprobeerd [rechthebbende] op te halen maar [rechthebbende] niet thuis was, zoals [verweerster] ter zitting suggereerde, is onbegrijpelijk waarom [verweerster] aan [rechthebbende] geen bericht heeft gestuurd vanwege zijn afwezigheid en hem niet heeft opgeroepen te komen werken. Weliswaar is [rechthebbende] vanaf 1 of 2 september 2024 weer ziekgemeld, hetgeen zou kunnen verklaren dat [verweerster] [rechthebbende] niet meer heeft opgehaald, maar die ziekmelding heeft [verweerster] op eigen initiatief bij het UWV gedaan zonder [rechthebbende] daar adequaat in te kennen. Volgens [verweerster] heeft de ziekmelding plaatsgevonden in overleg met de jobcoach van [rechthebbende] . Dat laatste heeft [rechthebbende] betwist en is door [verweerster] niet onderbouwd met bijvoorbeeld een verklaring van de jobcoach. Aan die stelling van [verweerster] wordt dan ook voorbij gegaan. Voorts weegt mee dat partijen niet alleen in de week van 22 augustus 2024 maar ook rondom 29 augustus 2024 ruzieden over verschillende zaken. Tegen die achtergrond heeft [rechthebbende] het WhatsApp-bericht als ontslag op staande voet kunnen begrijpen.
4.5.
Dit ontslag op staande voet is niet rechtsgeldig gegeven omdat een dringende reden daarvoor ontbreekt. Allereerst is geen reden genoemd, maar in de context van hetgeen tussen partijen is voorgevallen lijkt het er op dat [verweerster] het [rechthebbende] kwalijk nam dat hij de 29-ste om 22.00 uur definitief heeft laten weten de 30-ste niet te zullen komen werken, waardoor [verweerster] omzetverlies heeft geleden. Gelet op de brand van de woning van [rechthebbende] op 29 augustus 2024 is de werkweigering op de 30-ste geen geldige dringende reden.
Verklaring voor recht en vergoedingen
4.6.
Nu van een geldig ontslag geen sprake is zullen de gevorderde verklaringen voor recht worden gegeven. [rechthebbende] berust in het einde van de arbeidsovereenkomst en verzoekt voorts om [verweerster] te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding, gefixeerde vergoeding en een billijke vergoeding.
De vordering ter zake de transitievergoeding van € 52,06 bruto wordt toegewezen nu de arbeidsovereenkomst is geëindigd op initiatief van [verweerster] . De gefixeerde vergoeding wordt deels toegewezen. De reden is de volgende. Partijen zijn geen tussentijds opzegbeding overeengekomen. Daarom is [verweerster] in beginsel als gefixeerde vergoeding verschuldigd het loon tot de overeengekomen einddatum, te weten 11 augustus 2025. De kantonrechter zal die vergoeding, met gebruikmaking van artikel 7:677 lid 4 BW, matigen omdat dat de kantonrechter billijk voorkomt. De gefixeerde vergoeding wordt gematigd tot drie maanden loon, derhalve een bedrag van € 9.000,72 bruto (3 x € 2.778,00 bruto = € 8.334,00. Dit te vermeerderen met 8% vakantietoeslag € 666,72).
Het verzoek tot toekenning van een billijke vergoeding wordt eveneens toegewezen, zij het dat de kantonrechter die vergoeding begroot op € 500,00 bruto. De inkomensschade van [rechthebbende] is (nagenoeg) nihil omdat hij een Wajong-uitkering heeft die ook tijdens het dienstverband voor 70% werd doorbetaald (via [verweerster] die loondispensatie ontving). Om die reden is de financiële waarde van het dienstverband beperkt. Wel is baanverlies voor [rechthebbende] juist vanwege zijn afstand tot de arbeidsmarkt ernstig en is hij ten onrechte in deze positie gemanoeuvreerd. Anderzijds hadden partijen al eerder flink ruzie gehad en is de kans niet groot dat het dienstverband, zonder het gegeven ontslag op staande voet nog lang zou hebben voortgeduurd. Al deze omstandigheden wegend wordt de billijke vergoeding begroot op € 500,00 bruto. [verweerster] wordt veroordeeld tot betaling van dat bedrag.
Achterstallig salaris augustus 2024 en niet-genoten vakantiedagen
4.7.
De vordering ter zake het achterstallig salaris over de maand augustus 2024 (ten bedrage van € 1.894,05 bruto onder afgifte van een bruto/netto specificatie) wordt eveneens toegewezen. [verweerster] heeft die vordering niet (voldoende) gemotiveerd betreden. Voor zover [verweerster] stelt dat in de arbeidsovereenkomst een lager bedrag is vermeld wordt overwogen dat die arbeidsovereenkomst niet is getekend. Voor zover de kantonrechter uit de stukken en hetgeen ter zitting is aangevoerd heeft begrepen ontvangt [verweerster] ca 70% van dit bedrag als loondispensatie van het UWV.
Ook de gevorderde vergoeding terzake niet-genoten vakantiedagen ten bedrage van € 196,63 bruto wordt toegewezen. De juistheid daarvan is niet gemotiveerd betwist. [verweerster] wordt tot betaling van deze bedragen veroordeeld.
Proceskosten
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van [verweerster] die overwegend in het ongelijk wordt gesteld. De proceskosten aan de zijde van de bewindvoerder worden begroot op € 87,00 aan griffierecht, € 543,00 aan salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten, plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter,
5.1.
verklaart voor recht dat [verweerster] [rechthebbende] op 30 augustus 2024 op staande voet heeft ontslagen en dat van een rechtsgeldig ontslag op staande voet geen sprake is geweest;
5.2.
veroordeelt [verweerster] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de bewindvoerder van [rechthebbende] te betalen:
- € 52,06 bruto ter zake de transitievergoeding;
- € 9.000,72 bruto ter zake de gematigde gefixeerde vergoeding;
- € 500,00 bruto ter zake de billijke vergoeding;
- € 1.894,05 bruto ter zake achterstallig salaris over augustus 2024, onder afgifte van een deugdelijke specificatie;
- € 196,63 bruto ter zake niet-genoten vakantiedagen, onder afgifte van een deugdelijke specificatie;
5.3.
veroordeelt [verweerster] in de proceskosten van de bewindvoerder van € 765,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [verweerster] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend;
5.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.W. de Groot en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2024.
498 / 40141