De bewindvoerder verzoekt bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat [verweerster] [rechthebbende] op 30 augustus 2024 op staande voet heeft ontslagen;
II. voor recht te verklaren dat het door [verweerster] gegeven ontslag op staande voet van 30 augustus 2024 onterecht c.q. niet rechtsgeldig is gegeven;
III. [verweerster] te veroordelen tot betaling aan [rechthebbende] van een billijke vergoeding conform artikel 7:681 BW ter hoogte van € 6.000,48, onder verstrekking van een deugdelijke bruto/netto- specificatie, althans [verweerster] te veroordelen tot betaling aan [rechthebbende] van een in goede justitie te bepalen bedrag;
IV. [verweerster] te veroordelen tot betaling aan [rechthebbende] van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, ten bedrage van € 34.002,72 bruto, onder verstrekking van een deugdelijke bruto/netto-specificatie, althans [verweerster] te veroordelen tot betaling aan [rechthebbende] van een in goede justitie te bepalen bedrag;
V. [verweerster] te veroordelen tot betaling aan [rechthebbende] van een transitievergoeding ter hoogte van € 52,06 bruto, onder verstrekking van een deugdelijke bruto/netto-specificatie, althans [verweerster] te veroordelen tot betaling aan [rechthebbende] van een in goede justitie te bepalen bedrag;
VI. [verweerster] te veroordelen tot betaling aan [rechthebbende] van het achterstallige salaris ad € 1.894,05, onder verstrekking van een deugdelijke bruto/netto-specificatie, althans [verweerster] te veroordelen tot betaling aan [rechthebbende] van een in goede justitie te bepalen bedrag;
VII. [verweerster] te veroordelen tot betaling aan [rechthebbende] van de door hem opgebouwde vakantiedagen ten bedrage van € 196,63 bruto, onder verstrekking van een deugdelijke bruto/netto-specificatie, althans [verweerster] te veroordelen tot betaling aan [rechthebbende] van een in goede justitie te bepalen bedrag;
met veroordeling van [verweerster] in de proceskosten.