Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
[verdachte]
1.Feiten
2.Procedure
3.Verzoek
- de kosten van een raadsman in de strafzaak met het hiervoor genoemde parketnummer; door de verzoeker is een factuur van mr. J.J.J. van Rijsbergen overgelegd tot een bedrag van € 7.797,04
- de kosten van een raadsman voor het opstellen, indienen en in raadkamer toelichten van dit verzoek het verzoek op grond van artikel 533 Sv wat het totale bedrag laat uitkomen op € 8.137,04.
4.Standpunt van het openbaar ministerie
5.Beoordeling
In lijn daarmee bepaalt artikel 530 lid 2 Sv uitdrukkelijk dat in de daar omschreven situatie aan de gewezen verdachte
of diens erfgenameneen vergoeding kan worden toegekend voor de kosten van een raadsman. Lid 5 van deze bepaling bevat slechts een – overbodige - administratieve aanwijzing. Indien de gewezen verdachte is overleden na het indienen van zijn verzoek, wordt de procedure voortgezet op zijn naam, maar vindt, bij toewijzing, betaling plaats aan diens erfgenamen. Ook dat is gewoon een toepassing van de hoofdregel van artikel 3:80 BW.
ECLI:NL:GHARL:2023:7886 (https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2023:7886);Hof Amsterdam 19 maart 2024,
ECLI:NL:GHAMS:2024:1028 (https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHAMS:2024:1028)),