ECLI:NL:RBGEL:2024:9571

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 december 2024
Publicatiedatum
2 januari 2025
Zaaknummer
AWB - 23_3091 en 23_3092
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van jachtakte en wapenverlof na strafbeschikking voor rijden onder invloed

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Gelderland het beroep van eiser tegen de intrekking van zijn jachtakte en wapenverlof. De intrekking vond plaats naar aanleiding van een strafbeschikking voor rijden onder invloed van alcohol. De korpschef had op 2 november 2022 besloten om de jachtakte en het wapenverlof van eiser in te trekken, wat door de minister van Justitie en Veiligheid werd bevestigd in de bestreden besluiten van 20 april 2023. Eiser betoogde dat de minister ten onrechte had geconcludeerd dat het hebben van wapens en munitie niet langer aan hem kon worden toevertrouwd, en voerde aan dat zijn gedrag een eenmalig incident was. De rechtbank oordeelde dat de minister niet tot de conclusie had kunnen komen dat eiser niet meer te vertrouwen was met wapens en munitie, mede op basis van een psychiatrisch rapport dat geen aanwijzingen voor problematisch alcoholgebruik aangaf. De rechtbank verklaarde de beroepen gegrond, vernietigde de bestreden besluiten en herstelde de jachtakte en het wapenverlof van eiser. Eiser kreeg ook een proceskostenvergoeding van € 2.998 toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: ARN 23/3091 en ARN 23/3092

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaken tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.J.J.E. Stassen)
en

de minister van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: [naam gemachtigde]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de intrekking van zijn jachtakte (zaaknummer ARN 23/3091) en het beroep van eiser tegen de intrekking van zijn wapenverlof (zaaknummer ARN 23/3092).
1.1.
Met het besluit van 2 november 2022 heeft de korpschef de jachtakte en het wapenverlof van eiser ingetrokken. Met de bestreden besluiten van 20 april 2023 op het administratief beroep van eiser is de minister bij de intrekking van de jachtakte en het wapenverlof gebleven.
1.2.
De minister heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft de beroepen op 4 december 2024 gevoegd op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 10 juli 2022 zag de politie in [plaats] op hoge snelheid een voertuig langsrijden dat hun geen voorrang verleende. De politie is daarop achter dit voertuig aan gereden. Dat resulteerde in een korte achtervolging door de wijk. Nadat aan het voertuig een stopteken was gegeven met ondersteuning van blauwe lichten, stapte eiser uit het voertuig. De politie had hem vlak daarvoor bij een café in [plaats] zien staan, waardoor meteen het vermoeden bestond dat eiser onder invloed van alcohol had gereden. De politie heeft daarop een blaastest bij eiser afgenomen. Het resultaat van deze blaastest was ‘A/G’. De politie heeft daarom op het politiebureau een ademanalyse bij eiser uitgevoerd. Het resultaat van deze ademanalyse bedroeg 400 microgram per liter uitgeademde lucht.
2.1.
Op 31 augustus 2022 heeft de korpschef aan eiser het voornemen tot intrekking van de jachtakte en het wapenverlof bekendgemaakt. Volgens de korpschef wordt eiser ervan verdacht welbewust onder invloed van alcohol een auto te hebben bestuurd. Dat mag in zijn algemeenheid niet, maar past zeker niet bij een houder van een jachtakte en een wapenverlof. Deze personen bevinden zich namelijk in een uitzonderingspositie en van hen wordt daarom stipte naleving van wettelijke voorschriften verwacht. Eiser heeft op 13 oktober 2022 zijn zienswijze in een gesprek met de korpschef naar voren gebracht. De korpschef heeft vervolgens op 2 november 2022 definitief besloten tot intrekking van de jachtakte en het wapenverlof.
2.2.
Eiser heeft naar aanleiding van de beslissing van de korpschef administratief beroep ingesteld bij de minister. De minister heeft de beslissing van de korpschef met de bestreden besluiten in stand gelaten. De minister heeft daaraan niet langer ten grondslag gelegd dat eiser wordt verdacht van het rijden onder invloed, maar dat hij met de vrijwillig betaalde strafbeschikking van 1 februari 2023 daarvoor daadwerkelijk is veroordeeld.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de intrekking van de jachtakte en het wapenverlof. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De beroepen zijn gegrond. De korpschef heeft de jachtakte en het wapenverlof ten onrechte ingetrokken en de minister heeft deze intrekkingen ten onrechte in stand gelaten. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
5. Op 1 januari 2024 is de Wet natuurbescherming (Wnb) vervallen. De Omgevingswet, de Invoeringswet Omgevingswet en onder meer het Besluit kwaliteit leefomgeving zijn op die datum in werking getreden. Op grond van artikel 4.5, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft het vóór 1 januari 2024 geldend recht op dit beroep van toepassing.
5.1.
Een jachtakte kan worden ingetrokken als zich sinds de afgifte van de jachtakte omstandigheden hebben voorgedaan die, als zij bekend waren geweest op het moment van de afgifte, hadden geleid tot weigering van de jachtakte. [1] Een jachtakte wordt in elk geval ingetrokken als er aanwijzingen zijn dat aan de houder van die jachtakte niet meer kan worden toevertrouwd dat hij de beschikking heeft over wapens en munitie. [2] Daarnaast wordt ook een wapenverlof ingetrokken als er aanwijzingen zijn dat aan de houder daarvan het hebben van wapens of munitie niet langer kan worden toevertrouwd. [3]
5.2.
Aanwijzingen in de zin van de vorige overweging kunnen onder meer blijken uit het feit dat de houder van een jachtakte of een wapenverlof binnen de laatste vier jaar is veroordeeld voor het plegen van een misdrijf, waarbij een geldboete of een taakstraf is opgelegd. De vrijwillige betaling van een strafbeschikking wordt hierbij gelijk gesteld met een onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak. Daarnaast kunnen deze aanwijzingen blijken uit een proces-verbaal dat tegen de houder is opgemaakt, waarbij het niet van belang is of dit proces-verbaal (al) heeft geleid tot een veroordeling. [4]
Mocht de minister stellen dat het hebben van wapens en munitie niet langer aan eiser kan worden toevertrouwd?
6. Eiser betoogt dat de minister ten onrechte aan de bestreden besluiten ten grondslag legt dat het hebben van wapens en munitie niet meer aan hem kan worden toevertrouwd.
Verkeersgedrag
7. Eiser stelt dat de minister de intrekking van de jachtakte en het wapenverlof niet mocht baseren op zijn verkeersgedrag op 10 juli 2022. De minister heeft op de zitting toegelicht dat hij dat ook niet heeft gedaan. Aan de intrekkingen ligt volgens de minister alleen ten grondslag dat eiser onder invloed van alcohol heeft gereden. Eiser heeft zijn beroepsgrond over zijn verkeersgedrag daarom op de zitting laten vallen. De rechtbank zal die beroepsgrond daarom niet (meer) bespreken.
Alcoholgebruik
8. Eiser betoogt dat de minister uit het eenmalig rijden onder invloed ten onrechte afleidt dat het hebben van wapens en munitie niet langer aan hem kan worden toevertrouwd, of in elk geval had moeten volstaan met een schriftelijke waarschuwing. Eiser ontkent niet dat hij op 10 juli 2022 onder invloed van alcohol heeft gereden en stelt dat hij daarvoor zijn verantwoordelijkheid heeft genomen door de strafbeschikking van 1 februari 2023 te betalen. Volgens eiser is dit rijden onder invloed echter een eenmalig incident en zal hij niet nog een keer onder invloed van alcohol achter het stuur gaan zitten. Eiser wijst erop dat hij geen strafblad heeft en dat uit de verklaringen van hem en zijn broer blijkt dat hij slechts incidenteel alcohol drinkt. Bovendien heeft eiser naar aanleiding van de intrekkingen een psychiatrisch onderzoek laten uitvoeren, waaruit (ook) volgt dat eiser geen alcoholprobleem heeft en dat er geen aanwijzingen zijn die een risico kunnen vormen voor het voorhanden hebben van een wapen. In een zaak met soortgelijke omstandigheden heeft dat al eens geleid tot een gegrond administratief beroep. [5] Tegelijkertijd heeft de intrekking van zijn jachtakte en wapenverlof een grote impact op eiser. Eiser werkt bij Staatsbosbeheer en hij heeft zijn jachtakte en wapenverlof nodig voor zijn werk. Het eenmalig rijden onder invloed was op zich geen reden om de status van eiser als buitengewoon opsporingsambtenaar en zijn dienstverband (definitief) te beëindigen, maar het ontbreken van een jachtakte is dat volgens eiser wel. Zijn werkgever wacht daarom de uitkomst van dit beroep af. Eiser wil zijn baan niet verliezen, omdat dit de (droom)baan is die hij van kleins af aan al wilde. Het gaat eiser daarom voornamelijk om de mogelijkheid zijn wapen en verlof voor zijn werk te kunnen gebruiken, zodat hij zijn baan kan behouden.
8.1.
De minister stelt dat uit het eenmalig rijden onder invloed kan worden afgeleid dat het hebben van wapens en munitie niet langer aan eiser kan worden toevertrouwd. De minister stelt voorop dat van de houder van een jachtakte of een wapenverlof een stipte naleving van wettelijke voorschriften wordt verwacht, ook als die voorschriften geen verband houden met het hebben van een wapen. Volgens de rechtspraak is het plegen van één misdrijf al voldoende om te twijfelen aan het kunnen toevertrouwen van wapens en munitie. [6] Rijden onder invloed is een misdrijf en dus geen lichte onregelmatigheid, waardoor een schriftelijke waarschuwing volgens de minister geen optie is. [7] Het is positief dat eiser niet eerder heeft gereden onder invloed en dat hij over het algemeen geen alcohol drinkt, maar dat is niet voldoende om hiervan af te wijken. De zaak waar eiser naar verwijst is in dat verband onvoldoende vergelijkbaar met zijn zaak. In die zaak was namelijk sprake van een kleinere overschrijding van het maximum toegestane ademalcoholgehalte (55 microgram per liter tegenover 140 microgram per liter bij eiser), werd een lagere geldboete opgelegd (€ 325 tegenover € 425 bij eiser) en was de betrokkene langer in het bezit van een jachtakte (15 jaar tegenover 7 jaar bij eiser). Ook de psychiatrische rapportage over eiser doet volgens de minister niet af aan de twijfel die ten tijde van het bestreden besluit over eiser bestond.
8.2.
Het betoog van eiser slaagt. De rechtbank leidt uit de rechtspraak af dat het rijden onder invloed niet onder alle omstandigheden hoeft te leiden tot de conclusie dat het hebben van wapens en munitie niet langer aan de houder van een jachtakte of een wapenverlof kan worden toevertrouwd, maar dat dit afhangt van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt waarde toe aan de mate van overschrijding van het toegestane ademalcoholgehalte, maar ook aan de vraag of de betrokkene al eerder is veroordeeld voor het rijden onder invloed én aan de impact die de intrekking van een jachtakte of wapenverlof op het welbevinden van de betrokkene heeft. [8] Dat betekent dat binnen de vraag of aan de houder van een jachtakte of wapenverlof (nog) wapens en munitie kunnen worden toevertrouwd ruimte is voor een (belangen)afweging. Gelet hierop en gelet op het geheel van omstandigheden in deze zaak kon de minister niet tot de conclusie komen dat het hebben van wapens en munitie niet langer aan eiser kan worden toevertrouwd. Het is tussen partijen niet in geschil dat eiser onder invloed van alcohol heeft gereden en dat sprake was van een forse overschrijding van het toegestane ademalcoholgehalte. De minister stelt terecht dat dit geen lichte overtreding is en dat is op zichzelf genomen een omstandigheid die de minister zwaar in het nadeel van eiser mag wegen. Daar staat echter tegenover dat het er bij de beoordeling van de vraag of aan eiser (nog) wapens en munitie kunnen worden toevertrouwd niet zo zeer om gaat of eiser strafbare feiten pleegt of heeft gepleegd, maar eerder om de vraag of uit die strafbare feiten blijkt dat wapenbezit door eiser risico’s voor de samenleving oplevert. Eiser heeft naar het oordeel van de rechtbank overtuigend onderbouwd dat dit niet het geval is. De rechtbank kent daarbij doorslaggevende waarde toe aan het door hem overgelegde psychiatrisch rapport. Hieruit volgt immers dat er “geen aanwijzingen zijn voor structureel overmatig, risicovol, problematisch of potentieel schadelijk alcoholgebruik”, dat de onderzoeker eiser ziet als een “geremde, consciëntieuze en plichtsgetrouwe man, met een sterk ontwikkeld verantwoordelijkheidsgevoel” en dat er “geen sprake is van een stoornis in het gebruik van middelen, meer specifiek niet van een stoornis in het gebruik van alcohol.” [9] Dat dit rapport dateert van na het bestreden besluit, maakt het voorgaande naar het oordeel van de rechtbank niet anders. Eiser heeft namelijk al tijdens het administratief beroep uitgelegd dat het rijden onder invloed een eenmalig incident betrof en de rechtbank ziet de psychiatrische rapportage als een nadere onderbouwing van die stelling. Daarbij acht de rechtbank het, mede gelet op de verklaringen van eiser en zijn broer in het dossier, niet aannemelijk dat de psychische gesteldheid van eiser tussen de bestreden besluiten en het moment van het onderzoek (een periode van ongeveer zes maanden) in noemenswaardige mate is veranderd. In het verlengde hiervan kent de rechtbank ook waarde toe aan het feit dat de definitieve intrekking van de jachtakte en het wapenverlof grote impact op het leven van eiser zal hebben. Eiser heeft immers uitgelegd dat hij door de intrekking van zijn jachtakte en wapenverlof het risico loopt om zijn baan kwijt te raken, wat ontegenzeggelijk invloed zal hebben op zijn privéleven en welbevinden. De rechtbank vindt dat in de gegeven omstandigheden geen passend gevolg van het eenmalig rijden onder invloed.

Conclusie en gevolgen

9. De beroepen zijn gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt en de rechtbank de bestreden besluiten vernietigt. Gelet op wat de rechtbank onder 8.2 heeft overwogen kon de minister niet tot de conclusie komen dat wapens en munitie niet langer aan eiser kunnen worden toevertrouwd. Dit betekent dat de jachtakte en het wapenverlof van eiser ten onrechte op grond van artikel 5.4, vierde lid, aanhef en onder c van de Wnb en artikel 7, tweede lid, aanhef onder b van de WWM zijn ingetrokken. Omdat niet is gesteld of gebleken dat de jachtakte en het wapenverlof van eiser op grond van een ander onderdeel van artikel 5.4 van de Wnb en artikel 7 van de WMM kan worden ingetrokken, ziet de rechtbank aanleiding zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank verklaart het administratief beroep gegrond en herroept het besluit van de korpschef van 2 november 2022. Dit betekent dat de jachtakte en het wapenverlof van eiser niet zijn ingetrokken.
9.1.
Eiser krijgt ook een vergoeding voor zijn proceskosten. Deze vergoeding bedraagt in totaal € 2.998. Voor de beroepsfase bij de rechtbank krijgt eiser een vergoeding van € 1.750. De gemachtigde van eiser heeft twee beroepschriften ingediend en voor beide zaken aan de zitting deelgenomen, maar de rechtbank neemt tussen beide beroepen samenhang aan en kent daarom maar één proceskostenvergoeding toe. [10] Voor de fase van het administratief beroep krijgt eiser een vergoeding van € 1.248, omdat zijn gemachtigde een beroepschrift heeft ingediend en aan de hoorzitting van 16 februari 2023 heeft deelgenomen. De minister moet ook het in beide zaken betaalde griffierecht aan eiser vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de bestreden besluiten;
  • herroept het besluit van de korpschef van 2 november 2022;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde bestreden besluiten;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.998;
  • bepaalt dat de minister het door eiser betaalde griffierecht van twee keer € 184 aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.B. ter Beke, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dat staat in artikel 5.4, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wnb.
2.Dat staat in artikel 5.4, vierde lid, aanhef en onder c, van de Wnb.
3.Dat staat in artikel 7, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet wapens en munitie (WWM).
4.Dat staat in paragraaf B/1.2 van de Circulaire wapens en munitie 2019 (Cwm 2019).
5.Eiser wijst op een beschikking van de minister van 6 december 2021 met kenmerk WJ 4690.
6.De minister wijst op Rb. Limburg 24 augustus 2020, ECLI:NL:RBLIM:2020:6247.
7.De minister wijst op Rb. Limburg 24 augustus 2020, ECLI:NL:RBLIM:2020:6247; ABRvS 3 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3197 en ABRvS 26 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2829.
8.ABRvS 6 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2219, r.o. 2.4. Dit is de uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 24 augustus 2020, waar de minister ter ondersteuning van zijn standpunt naar heeft verwezen (zie de voetnoten 6 en 7).
9.Zie het psychiatrisch rapport van 30 november 2023, p. 13.
10.Vergelijk artikel 3, eerste lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht.