In de zaak voor de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, is op 9 februari 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De tenlastelegging omvatte onder andere het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, dat op het moment van de feiten nog geen zestien jaar oud was. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 22 maanden, waarvan zeven maanden voorwaardelijk, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak.
De rechtbank heeft de verklaringen van zowel de aangeefster als de verdachte zorgvuldig gewogen. De aangeefster had verklaard dat zij de verdachte via de datingsite Badoo had leren kennen en dat er op 22 augustus 2018 seksueel contact had plaatsgevonden. De verdachte ontkende echter dat er enige vorm van seksueel contact had plaatsgevonden en stelde dat de aangeefster hem had benaderd voor een (seks)date, maar dat er geen financiële afspraken waren gemaakt.
De rechtbank oordeelde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de tenlastegelegde feiten. Het dossier bevatte geen steunbewijs voor de verklaring van de aangeefster, waardoor de rechtbank niet kon concluderen dat de verdachte de feiten had gepleegd. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het tenlastegelegde en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding, aangezien er geen bewezenverklaring was.
Dit vonnis benadrukt het belang van steunbewijs in zedenzaken, waarbij de rechtbank stelde dat de verklaringen van het slachtoffer en de verdachte vaak onverenigbaar zijn en dat zonder voldoende steunbewijs een bewezenverklaring niet mogelijk is. De rechtbank heeft de zaak op basis van de beschikbare bewijsstukken en de geldende juridische normen beoordeeld.