ECLI:NL:RBGEL:2024:9412

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
23 december 2024
Zaaknummer
05.017304.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontploffingen, mishandeling en witwassen tijdens oudjaarsnacht in Hedel

Op 24 december 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die verantwoordelijk werd gehouden voor ernstige misdrijven tijdens de jaarwisseling van 2023/2024 in Hedel. De verdachte werd veroordeeld voor het voorbereiden van ontploffingen, het medeplegen van het veroorzaken van ontploffingen, het meermalen plegen van mishandeling van politieagenten, openlijk geweld en witwassen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De feiten vonden plaats in de nacht van 31 december 2023 op 1 januari 2024, toen de verdachte samen met anderen zwaar illegaal vuurwerk afstak en dit in de richting van politiefunctionarissen gooide. Dit leidde tot gevaar voor de openbare orde en letsel bij de betrokken agenten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelingen had verricht die levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen met zich meebrachten. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte een aanzienlijk bedrag aan contant geld en waardevolle goederen in zijn bezit had, waarvan de herkomst niet kon worden verklaard, wat leidde tot de verdenking van witwassen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de betrokken politieagenten, die door de explosies en het geweld psychisch en fysiek letsel hadden opgelopen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.017304.24
Datum uitspraak : 24 december 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. [verblijfplaats] .
Raadsman: mr. R.J.M. Oerlemans, advocaat in ’s-Hertogenbosch.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
feit 1
hij in of omstreeks de periode van 31 december 2023 tot en met 01 januari 2024 te Hedel, althans in Nederland ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten: opzettelijk een ontploffing teweeg brengen waarbij levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen en/of gemeen gevaar voor goederen te duchten is (art 157 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 lid 2 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen, te weten
- een bedrijfsauto (merk Ford Transit v.v.k. [kenteken 1] ) en/of
- 64 kilogram zwaar illegaal vuurwerk (onder meer: shell-mortierbommen en/of cobra’s en/of Big Shock Xtra loud) bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
feit 2
hij in of omstreeks de periode van 31 december 2023 tot en met 01 januari 2024 omstreeks 02:10 uur te Hedel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk één of meer ontploffing(en) teweeg heeft gebracht door één of meermalen een illegaal stuk zwaar vuurwerk, te weten een shell (mortierbom) voorzien van een aansteeklont en/of Cobra6 en/of Big Shock Xtra Loud, met open vuur in aanraking te brengen en/of (vervolgens), één of meermalen voornoemd (aangestoken) illegaal stuk zwaar vuurwerk naar en/of in de richting van één of meer politie- en/of brandweerfunctionaris(sen) te werpen, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten één of meer nabij gelegen woning(en) en/of (bedrijfs)pand(en) en/of een tankautospuit en/of een dienstvoertuig van de brandweer Hedel en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en), te weten voor één of meer politiefunctionaris(sen), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening als lid van de mobiele eenheid Gelderland-Zuid en/of één of meer brandweerfunctionaris(sen), te duchten was;
feit 3
hij in of omstreeks de periode van 31 december 2023 tot en met 01 januari 2024 omstreeks 02:10 uur te Hedel tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , allen werkzaam als politiefunctionaris bij de mobiele eenheid Gelderland-Zuid opzettelijk en met voordachte rade zwaar lichamelijk letsel, te weten (permanente) gehoorschade, heeft toegebracht, door:
- één of meermalen een illegaal stuk zwaar vuurwerk, te weten een shell (mortierbom) voorzien van een aansteeklont en/of Cobra6 en/of Big Shock Xtra Loud, heeft aangestoken en/of (vervolgens)
- één of meermalen voornoemd (aangestoken) illegaal stuk zwaar vuurwerk naar en/of in de richting van voornoemde politiefunctionaris(sen) te werpen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 31 december 2023 tot en met 01 januari 2024 omstreeks 02:10 uur te Hedel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met voorbedachten rade [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , allen werkzaam als politiefunctionaris bij de mobiele eenheid Gelderland-Zuid, heeft mishandeld door
- één of meermalen een illegaal stuk zwaar vuurwerk, te weten een shell (mortierbom) voorzien van een aansteeklont en/of Cobra6 en/of Big Shock Xtra Loud, heeft aangestoken en/of (vervolgens)
- één of meermalen voornoemd (aangestoken) illegaal stuk zwaar vuurwerk naar en/of in de richting van voornoemde politiefunctionaris(sen) te werpen;
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten (permanente) gehoorschade, ten gevolge heeft gehad;
feit 4
hij in of omstreeks de periode van 31 december 2023 tot en met 01 januari 2024 omstreeks 02:10 uur te Hedel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met voorbedachten rade [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] , allen werkzaam als politiefunctionaris bij de mobiele eenheid Gelderland-Zuid, heeft mishandeld door:
- één of meermalen een illegaal stuk zwaar vuurwerk, te weten een shell (mortierbom) voorzien van een aansteeklont en/of Cobra6 en/of Big Shock Xtra Loud, aan te steken en/of (vervolgens),
- één of meermalen voornoemd (aangestoken) illegaal stuk zwaar vuurwerk naar en/of in de richting van voornoemde politiefunctionaris(sen) te werpen;
feit 5
hij in of omstreeks de periode van 31 december 2023 tot en met 01 januari 2024 te Hedel, openlijk, te weten, op/nabij een plein gelegen op/aan de Voorstraat en/of de Kasteellaan en/of op/aan de Wethouder Michelshof, in elk geval op of aan (de) openbare weg(en) en/of op/nabij (een) voor het publiek toegankelijke plaats(en), in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (een) perso(o)n(en) en/of (een) goed(eren), te weten één of meer nabij gelegen woning(en) en/of (bedrijfs)pand(en) en/of een tankautospuit en/of een dienstvoertuig van de brandweer Hedel en/of een personenauto (VW T-Roc v.v.k. [kenteken 2] ) en/of één of meer personenauto('s) en/of een reclamebord en/of één of meer politiefunctionaris(sen), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening als lid van de mobiele eenheid Gelderland Zuid en/of één of meer (ter plaatse) aanwezige bewoner(s), door
- één of meermalen een illegaal stuk zwaar vuurwerk, te weten een shell (mortierbom) voorzien van een aansteeklont en/of Cobra6 en/of Big Shock Xtra Loud, aan te steken en/of (vervolgens) één of meermalen voornoemd (aangestoken) illegaal stuk zwaar vuurwerk naar en/of in de richting van één of meer politiefunctionaris(sen) en/of voornoemde tankautospuit en/of dienstvoertuig en/of voornoemde personenauto en/of één of meer (balkons van) woning(en) en/of (daken van) (bedrijfs)pand(en) te werpen en/of
- één of meermalen overig vuurwerk naar en/of in de richting van één of meer politiefunctionaris(sen) en/of (voornoemde) tankautospuit en/of dienstvoertuig en/of voornoemde personenauto en/of één of meer (balkons van) woning(en) en/of (daken van) (bedrijfs)pand(en) te werpen en/of
- één of meermalen (een) ste(e)n(en) en/of (een) bierfles(sen) naar en/of in de richting van één of meer politiefunctionaris(sen) en/of voornoemde tankautospuit en/of dienstvoertuig te werpen en/of
- één of meer personenauto('s) in brand te steken en/of (daarbij) vuurwerk naar en/of in de richting van deze brandende personenauto('s) te gooien en/of een reclamebord met behulp van (zwaar) vuurwerk te vernielen;
feit 6
hij op of omstreeks 16 januari 2024 te [plaats] , een hoeveelheid cash geld (te weten 38.805- euro) en/of een personenauto (merk Mercedes v.v.k. [kenteken 3] ) en/of één of meer gouden sieraden (onder meer: set gouden oorbellen en/of een gouden halsketting met hanger in kruisvorm en/of twee gouden halskettingen), althans een of meer voorwerpen heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dat voornoemd geld en/of die personenauto en/of die sieraden geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 januari 2024 te [plaats] , een hoeveelheid cash geld (te weten 38.805- euro) en/of een personenauto (merk Mercedes v.v.k. [kenteken 3] ) en/of één of meer gouden sieraden (onder meer: set gouden oorbellen en/of een gouden halsketting met hanger in kruisvorm en/of twee gouden halskettingen), althans een of meer voorwerpen heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, redelijkerwijs moest vermoeden dat dat geld en/of die personenauto en/of die sieraden onmiddellijk afkomstig was uit enig
(eigen) misdrijf.

2.De geldigheid van de dagvaarding

Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat op basis van de tenlastelegging niet duidelijk wordt van het veroorzaken van welke ontploffingen verdachte specifiek wordt verdacht en dus waartegen hij zich dient te verdedigen. De verdediging wijst met name op het gedeelte van de tenlastelegging dat
“omstreeks 02:10 uur”luidt. Voor de verdediging is niet duidelijk geworden waarom dit specifieke tijdstip in de tenlastelegging is opgenomen. De verdediging meent dat de tenlastelegging daarom onvoldoende feitelijk en duidelijk is. De verdediging heeft verzocht om het onderdeel
“omstreeks 02:10 uur”van de tenlastelegging nietig te verklaren.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het woord
“omstreeks”niet betekent dat de steller van de tenlastelegging een afbakening heeft willen aanbrengen waardoor de ten laste gelegde periode eindigt na het tijdstip van 02:10 uur. Het tijdstip van 02:10 uur is in de tenlastelegging opgenomen om te duiden welke periode in de nacht van 1 januari 2024 van belang is. Het tijdstip van 02:10 uur duidt het moment aan dat de Mobiele Eenheid ter plaatse kwam en de opdracht van de commandant tot het schoonvegen van het plein gegeven werd.
Beoordeling door de rechtbank
Een van de fundamenten van het strafprocesrecht is dat de terechtzitting plaatsvindt op grondslag van de tenlastelegging, zodat zowel de verdachte als het Openbaar Ministerie en de rechtbank op de hoogte zijn van de gronden waarop de vervolging berust. Een van de functies van de tenlastelegging hierbij is dat de verdachte geïnformeerd wordt over de gedraging(en) waarvoor hij of zij moet terechtstaan, zodat duidelijk is waartegen hij of zij zich moet verdedigen. Op grond van artikel 261 eerste lid Wetboek van Strafvordering dient de dagvaarding daarom een opgave te bevatten van het feit dat aan verdachte ten laste wordt gelegd. Dat brengt met zich dat de dagvaarding voldoende feitelijk moet zijn omschreven.
De rechtbank is van oordeel dat de tekst van de tenlastelegging, ook indien die wordt gelezen in combinatie met de inhoud van het dossier, voor verdachte en zijn raadsman voldoende duidelijk maakt waartegen verdachte zich diende te verdedigen ten aanzien van het onderdeel “
omstreeks 02:10 uur”. De officier van justitie heeft ter terechtzitting toegelicht dat het tijdstip van 02:10 uur gespecificeerd is om nadruk te leggen op de komst van de Mobiele Eenheid. De rechtbank acht het van belang dat er een omvangrijk strafdossier ligt, waaruit volgt dat de Mobiele Eenheid om 02:10 uur arriveerde en om 02:39 uur vertrok. Deze tijdsperiode is in het licht van het dossier niet dusdanig lang dat voor de verdediging onduidelijk was dat de periode tot en met 02:39 uur ook onder het bereik van “
omstreeks 02:10 uur” valt. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman op dit punt.
3. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Inleiding
Na meerdere zeer onrustige jaarwisselingen heeft de gemeente Maasdriel een aantal voorzorgsmaatregelen getroffen om de jaarwisseling 2023/2024 in goede banen te leiden. Er is onder andere een vuurwerkvrije zone ingesteld en er was sprake van tijdelijk cameratoezicht. Desondanks hebben zich tijdens de jaarwisseling van 2023/2024 in het centrum van Hedel ernstige ongeregeldheden voorgedaan. Er werden twee voertuigen in de brand gestoken op het plein bij de Voorstraat en Kasteellaan. Vervolgens werd er vuurwerk gegooid naar en in de richting van de brandweer die de voertuigen kwam blussen. Na het vertrek van de brandweer bleef het onrustig op het plein. Er werd zwaar vuurwerk afgestoken en men gooide vuurwerk en brandbare voorwerpen in en naar de voertuigen op het plein. Door de burgemeester is vervolgens een noodbevel afgegeven. Om 02:10 uur arriveerde de Mobiele Eenheid (hierna: ME) met eenheden Bravo 40, 50 en 60 en speciale aanhoudingseenheden van de politie. De opdracht van de ME-eenheden was om het plein ‘schoon te vegen’ zodat de brandweer de bluswerkzaamheden kon afronden. Door diverse aanwezige personen werd zwaar illegaal vuurwerk afgestoken. Om 02:39 uur verlieten de brandweer en de ME het plein. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten onder 1, 2 en 4 tot en met 6, en het subsidiair tenlastegelegde onder feit 3. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde onder feit 3, nu het letsel van de politieagenten niet gekwalificeerd kan worden als zwaar lichamelijk letsel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 betoogd dat uit het dossier geen enkele objectieve aanwijzing volgt dat verdachte een misdadig doel voor ogen had op het moment dat hij met de bus met het vuurwerk naar Hedel ging. Om die reden kan feit 1 niet wettig en overtuigend bewezen worden en dient verdachte te worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsman opgemerkt dat bij een bewezenverklaring van feit 1 en 2 sprake is van samenloop.
De raadsman heeft ten aanzien van feit 2 betoogd dat niet kan worden bewezen dat verdachte bepaalde specifieke ontploffingen heeft veroorzaakt, dan wel medepleger is geweest door het leveren van illegaal vuurwerk. Als al kan worden vastgesteld dat verdachte bepaalde ontploffingen heeft veroorzaakt, kan niet worden vastgesteld dat verdachte daarmee gevaar voor personen of goederen heeft veroorzaakt ten aanzien van de specifiek genoemde onderdelen in de tenlastelegging. Meer subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat als een specifieke ontploffing aan te merken valt als een ontploffing waardoor gevaar voor personen of goederen te duchten was, het de vraag is of deze ontploffingen hebben plaatsgevonden omstreeks 02.10 uur zoals ten laste is gelegd.
De raadsman heeft ten aanzien van het primair tenlastegelegde onder feit 3 betoogd dat het letsel dat is opgelopen door de genoemde verbalisanten, niet te kwalificeren is als zwaar lichamelijk letsel. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde onder feit 3. De raadsman heeft ten aanzien van feit 3 en 4 betoogd dat niet kan worden vastgesteld dat het letsel van de verbalisanten is veroorzaakt door vuurwerk dat door verdachte is gegooid. De raadsman heeft daarnaast betoogd dat verdachte ook niet als medepleger kan worden aangemerkt. Verdachte dient daarom van feit 3 en 4 te worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat voorbedachte raad niet kan worden bewezen.
De raadsman heeft zich gerefereerd ten aanzien van feit 5.
Ten aanzien van feit 6 heeft de raadsman betoogd dat verdachte een verifieerbare verklaring heeft afgelegd over het aangetroffen contante geldbedrag en de aankopen die hij met de contante gelden heeft verricht. Daarmee kan niet worden gesteld dat het niet anders kan dan dat de bedragen van misdrijf afkomstig zijn.
Beoordeling door de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 tot en met 4
Op 1 januari 2024 troffen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] een Ford Transit, voorzien van kenteken [kenteken 1] , aan op De Wielwijck te Hedel. Verbalisanten hadden eerder een melding gekregen dat er vuurwerk uit de bus werd gehaald. In de bus werden dozen met 3 inch shells, Super Cobra 6 en Big Shock aangetroffen. In totaal betrof het 64 kilo zwaar illegaal vuurwerk. [3] Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij zag dat een zwarte bus bij het paadje bij de Trekpleister stond. Verhoeven zag dat er regelmatig jongeren met capuchons naar de bus liepen. De jongeren pakten spullen vanuit de achterzijde van de bus. [4]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij verdachte met oud en nieuw heeft gezien. Verdachte vroeg aan hem of hij een vuurwerkdoosje mee kon tillen. Dat doosje moest uit een busje worden gehaald, van achter de Trekpleister naar voor. In de bus zat nog meer vuurwerk. Verdachte liep de hele tijd heen en weer tussen de bus en waar de groep stond. Getuige [getuige 2] nam daarom aan dat het vuurwerk van verdachte was, maar dat weet hij niet zeker. [5]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft camerabeelden uitgekeken met bestandsnaam HDL 5 Jumbo PTZ-2023-12- 31_23h00min00s000ms_conv.mp4. De verbalisant zag op 31 december 2024 om 23:57:49 uur verdachte staan. Op 1 januari 2024 tussen 00:02:44 uur en 00:54:12 uur kwam verdachte meerdere keren in beeld met dozen. Te zien was dat hij een aantal van deze dozen opende. Ook zag de verbalisant verdachte meerdere keren vuurwerk afsteken en weggooien. Om 01:46:47 uur stond verdachte met kleine dozen in zijn handen. Naast verdachte stond een vrouw. Verdachte overhandigde haar iets uit de doos die hij vast had. Ook overhandigde hij iets aan een andere onbekend gebleven persoon. Om 00:53:24 uur werden er meerdere dozen naar verdachte gebracht. Verdachte wees met zijn vinger naar een doos die vervolgens door iemand werd geopend. Verschillende personen pakten iets uit de dozen. Eén van deze personen werd herkend als medeverdachte [getuige 2] . [getuige 2] stopte de voorwerpen uit de doos in het voorvakje van zijn jas. De voorwerpen waren bolvormig met een lange lont. Verbalisant [verbalisant 1] herkende de voorwerpen als shells. Uit de dozen die bij verdachte stonden, werden shells gepakt. [6]
Op de genoemde camerabeelden zag de verbalisant verder dat op 1 januari 2024 om 01:56:16 uur een onbekende persoon (NN9) een shell uit de doos pakte. NN9 stond naast verdachte. Beide mannen hadden een shell in hun handen. Om 01:56:55 uur gooide eerst verdachte en daarna NN9 een shell richting het plein. De shell die verdachte gooide, kwam op het plein terecht. Er ontstond een explosie op het plein. Daarna volgde er een tweede explosie. [7]
Verbalisant [verbalisant 3] heeft camerabeelden bekeken vanaf het moment van de aankomst van de Mobiele Eenheid om 02:10 uur. Om 02:12:17 uur zag de verbalisant dat een groep personen over de Voorstraat liep. Eén persoon in deze groep hield iets brandends in zijn rechterhand. De persoon gooide het voorwerp. De verbalisant zag dat vanuit de hand van deze persoon een voorwerp de lucht in vloog. De vonken kwamen van het voorwerp af. De persoon gooide richting de Trekpleister. Het voorwerp dat gegooid werd, kwam ter hoogte van de Trekpleister op de grond terecht. Op dat moment stond de linie van de ME daar. De verbalisant herkende de persoon die het voorwerp gooide als verdachte. Om 02:12:28 uur liep de tweede linie van de ME voorwaarts over de Voorstraat. Het voorwerp dat gegooid was door verdachte, ontplofte. De linie ging door de ontploffing enkele stappen achterwaarts. [8]
Door een verbalisant is verklaard dat hij op 1 januari 2024 omstreeks 02:32 uur een onbekende man, NN1, zag staan. De verbalisant hoorde dat de man zei dat er vuurwerk gegooid moest worden. NN1 riep een persoon. Er kwam een persoon aan lopen die zwart gekleed was en een zwarte rugzak bij zich droeg. NN1 haalde een shell uit de rugzak en vroeg om zich heen “wie wil gooien, wie wil gooien”. Toen niemand reageerde, zei NN1 “Fock it, ik doe het zelf wel” of woorden van gelijke strekking. De verbalisant zag dat NN1 omstreeks 02:35 uur de shell vasthield. Een andere persoon kwam erbij om de lange lont aan te steken. De lont ontbrandde en NN1 gooide de shell van zich af met zijn rechterhand, in de richting van de ME-linie. De shell kwam op 20 meter afstand van de ME-linie neer. De shell ontplofte vervolgens. [9] NN1 werd later herkend als verdachte. De man met de rugzak werd herkend als medeverdachte [medeverdachte] . [10]
Mortieren en shells (ook wel mortierbommen genoemd) worden gebruikt als professioneel vuurwerk op evenementen en festivals. Shells zijn doorgaans voorzien van een lang stuk snellont. Een mortier is een koker die aan de onderzijde gesloten is. Shells zijn bedoeld om vanuit een mortier te worden afgeschoten. Mortieren en shells met een kaliber van 2,5 inch en meer zijn qua gevaarsaspecten bij uitstek professioneel vuurwerk. Voor verantwoord gebruik hiervan is kennis en ervaring nodig. Shells van 2,5 inch en groter kunnen botbreuken veroorzaken. Als een persoon aan het hoofd geraakt wordt, kan dodelijk letsel optreden. Shells zijn doorgaans voorzien van een krachtige breek- en/of knallading. Personen en objecten in de nabijheid van een dergelijke ontploffing lopen gevaar voor letsel en schade. Verder ontstaat op grotere afstand – afhankelijk van het kaliber en de afstand – gevaar voor onder meer gehoorbeschadiging en oogletsel. [11] Er is onderzoek gedaan naar het inbeslaggenomen vuurwerk, waaronder aan het type Super Cobra 6. Vastgesteld werd dat dit vuurwerk niet voldoet aan de gestelde eisen van het Vuurwerkbesluit en/of de Regeling nadere eisen aan Vuurwerk en/of de Regeling Aanwijzing Consumenten- en Theatervuurwerk. De Super Cobra 6 betreft professioneel vuurwerk. Ook het vuurwerktype Big Shock Xtra Loud is professioneel vuurwerk en is niet aangewezen als consumentenvuurwerk. [12] In het TNO-rapport Onderzoek naar de impact van illegaal vuurwerk is verslag gedaan van een onderzoek met een 3 inch shell en diverse typen knalvuurwerk, waaronder de Cobra 6. Een van de conclusies luidt dat bij alle geteste typen vuurwerk de kans op gehoorschade al optreedt vanaf 2 meter afstand. [13]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat een deel van het in de bus aangetroffen vuurwerk van hem is. De rest van het vuurwerk was van vrienden. Hij had met vrienden vuurwerk onder zijn carport verzameld. Een deel van dit vuurwerk was in de bus beland. Verdachte was op oudejaarsdag eerst in [plaats] en was vervolgens naar vrienden in Woudenberg gegaan. Vervolgens is verdachte in de bus met vrienden naar Hedel vertrokken. [14]
feit 1
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het plegen van voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht is vereist dat kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk (onder meer) voorwerpen en vervoermiddelen bestemd tot het begaan van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, verworven of voorhanden heeft gehad. Derhalve zal moeten worden bewezen dat de voorwerpen die verdachte bij zich had ‘bestemd zijn tot het begaan van een dergelijk misdrijf’. Krachtens geldende jurisprudentie is daarbij van belang dat de voorwerpen afzonderlijk dan wel gezamenlijk naar uiterlijke verschijningsvorm dienstig konden zijn voor het misdadige doel dat de verdachte voor ogen stond (HR 20 februari 2007, LJN AZ0213).
De verdediging heeft betoogd dat uit het dossier geen enkele objectieve aanwijzing volgt dat verdachte een misdadig doel voor ogen had op het moment dat hij met de bus met het vuurwerk naar Hedel ging.
De rechtbank leidt uit het feit dat verdachte op oudejaarsnacht met een grote hoeveelheid zwaar illegaal vuurwerk naar Hedel is gereden af, dat verdachte wel degelijk het doel voor ogen had om met dat vuurwerk ontploffingen te veroorzaken. De aard van het vuurwerk en de wijze waarop de bus die verdachte voorhanden had, werd gebruikt en geparkeerd, waren naar hun uiterlijke verschijningsvorm bestemd voor het veroorzaken van die ontploffingen. Uit het dossier blijkt dat in de oudejaarsnacht voortdurend dozen uit de bus werden gehaald. Vervolgens werd gezien dat verdachte op het plein bij meerdere dozen stond en voorwerpen uitdeelde uit deze dozen. Ook werd gezien dat er shells uit de dozen werden gehaald. Voor de rechtbank is vast komen te staan dat de dozen met vuurwerk vanuit de bus naar het plein zijn gebracht. De bus diende daarmee als een soort depot voor de opslag van het vuurwerk dat later op het plein werd afgestoken.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat het in de bus aangetroffen vuurwerk zwaar illegaal vuurwerk betrof. In de bus zijn dozen met shells, super Cobra 6 en Big Shock Xtra Loud aangetroffen. Het is algemeen bekend dat bij het ontploffen van dergelijk zwaar illegaal vuurwerk gemeen gevaar voor goederen, gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of levensgevaar te duchten is, en dit vuurwerk dus geschikt is voor het veroorzaken van ontploffingen in de zin van artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het bovenstaande tot een bewezenverklaring van feit 1.
feit 2
Op grond van de bewijsmiddelen is vast komen te staan dat verdachte shells en ander vuurwerk heeft afgestoken en naar het plein heeft gegooid. Ook is vast komen te staan dat verdachte met vuurwerk, waaronder een shell, in de richting van de ME-linie heeft gegooid.
Uit de bewijsmiddelen is daarnaast gebleken dat er dozen op het plein stonden waaruit iedereen die op het plein aanwezig was, vuurwerk kon pakken. Verdachte stond bij de dozen, opende dozen of wees naar dozen waarna iemand anders de doos opende. Verdachte overhandigde voorwerpen uit de dozen aan diverse personen. De rechtbank leidt uit de handelingen van verdachte af dat hij zeggenschap over deze dozen had en uit de dozen uitdeelde. Verbalisanten herkenden enkele van de voorwerpen die uit de dozen kwamen als shells. Met deze shells werden door verschillende personen vervolgens goederen vernield of werd er richting het plein gegooid. De rechtbank is van oordeel dat uit het voorgaande blijkt dat sprake was van een gezamenlijke uitvoering en van een nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van medeplegen.
Onder feit 1 is overwogen dat verdachte, ter voorbereiding van het veroorzaken van ontploffingen, een voertuig met 64 kilogram vuurwerk voorhanden heeft gehad. In de bus zijn dozen met shells, super Cobra 6 en Big Shock Xtra Loud aangetroffen. Onder feit 1 heeft de rechtbank overwogen dat er dozen met vuurwerk uit de bus naar het plein zijn gebracht naar verdachte. De rechtbank acht het daarom bewezen dat op het plein naast shells ook super Cobra 6 en Big Shock Xtra Loud zijn uitgedeeld en tot ontploffing zijn gebracht.
De vraag die in deze zaak beantwoord moet worden is of door de ontploffingen van het zware illegale vuurwerk gemeen gevaar voor goederen, gevaar voor zwaar lichamelijk letsel dan wel levensgevaar te duchten was. Dit gevaar moet naar objectieve maatstaven aanwezig zijn geweest en in het algemeen voorzienbaar zijn geweest op het moment dat de gedraging wordt verricht.
Gelet op de aard van het vuurwerk en de manier waarop het vuurwerk door verdachte en zijn medeverdachten tot ontploffing is gebracht, was door het handelen van verdachte en zijn medeplegers levensgevaar, gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en gevaar voor goederen te duchten. Het zware illegale vuurwerk werd afgestoken en richting het plein gegooid waar op dat moment veel personen aanwezig waren. Shells werden afgestoken zonder dat daarbij gebruik werd gemaakt van een lanceerbuis of mortier, waardoor de ontploffingen van de shells op de grond plaatsvonden en vonken ongecontroleerd over het plein schoten. Rond het plein waren woningen en bedrijfspanden gelegen. Door de ongecontroleerde ontploffingen van het zware illegale vuurwerk en de vonken die hierbij vrijkwamen, ontstond er gevaar voor schade aan de woningen en bedrijfspanden.
Bovendien werd er, onder andere door verdachte, met zwaar illegaal vuurwerk in de richting van de ME-linie gegooid. De raadsman heeft ten aanzien van de shell die verdachte omstreeks 02:35 uur in de richting van de ME-linie gooide betoogd dat deze shell geen schade zou hebben veroorzaakt. De rechtbank acht het niet van belang dat deze shell geen schade zou hebben veroorzaakt. Verdachte gooide de shell op ongecontroleerde wijze, waardoor hij geen controle had over de gevolgen die de ontploffing van de shell zou hebben. Vast staat dat de ontploffing van een shell tot grote schade kan leiden. Indien dergelijk zwaar illegaal vuurwerk dichtbij personen ontploft, kan dit leiden tot zwaar lichamelijk letsel of soms zelfs dodelijk letsel.
Door het ongecontroleerd gooien van zwaar illegaal vuurwerk ontstond er gevaar voor omliggende woningen, bedrijfspanden en aanwezige personen. Door het handelen van verdachte, namelijk het zelf gooien van een shell en ander vuurwerk en het ervoor zorgen dat er een grote hoeveelheid zwaar illegaal vuurwerk op het plein aanwezig was dat uitgedeeld werd aan personen, droeg hij bij aan dit ontstane gevaar. Dit gevaar was naar algemene ervaringsregels redelijkerwijs voorzienbaar.
Verdachte zal worden vrijgesproken van de onderdelen van de tenlastelegging die zien op het veroorzaken van gevaar voor de brandweerfunctionarissen en voertuigen van de brandweer. Daarvoor is het volgende van belang. Verdachte heeft verklaard dat hij pas rond middernacht in Hedel was aangekomen. Verdachte werd ook pas een paar minuten voor 00:00 uur voor het eerst op camerabeelden gezien. Voor de rechtbank is daarmee komen vast te staan dat verdachte niet aanwezig was op het moment dat er vuurwerk over de brandweervoertuigen werd gegooid. Voor wat betreft het veroorzaken van gevaar voor brandweerfunctionarissen op latere tijdstippen geldt, dat niet vast staat waar verdachte zich op die momenten bevond en dus ook niet of hij onderdeel uitmaakte van de groep van waaruit het illegale vuurwerk werk gegooid.
feit 3
Verbalisant [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij samen met de eenheid Bravo 40 via de straat De Wielwijck richting het plein tussen de Voorstraat en Kasteellaan liep. [slachtoffer 1] zag dat er op een afstand van zo'n vijf meter een voorwerp in hun richting werd gegooid. Het voorwerp betrof vuurwerk, dat met een erg harde knal explodeerde. [slachtoffer 1] voelde een enorme drukgolf in haar lichaam en hoofd. [slachtoffer 1] herkende dit soort vuurwerk als zwaar illegaal vuurwerk gezien de enorme intensiteit van de knal en de drukgolf. De groepscommandant vertelde [slachtoffer 1] later dat het vuurwerk vlak naast haar was afgegaan. Op het plein zag [slachtoffer 1] een groep personen lopen. [slachtoffer 1] zag en hoorde dat er meerdere keren zwaar illegaal vuurwerk richting de ME werd gegooid. Achteraf hoorde [slachtoffer 1] van collega’s dat het om zogenoemde shells en cobra's ging. [15] Verbalisant [slachtoffer 3] heeft verklaard dat de linie werd bestookt met zwaar vuurwerk. [slachtoffer 3] voelde de druk van de ontploffingen en voelde dat restanten van het vuurwerk op zijn uniform, schild en helm kwamen. [16] Verbalisant [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij zag dat er twee shells naar de linie werden gegooid. [slachtoffer 2] rende enkele meters naar achteren om letsel te voorkomen en zocht dekking achter zijn schild. Hij hoorde en voelde een zware drukgolf en zag een grote vonkenregen. De vonkenregen kwam terecht op de plek waar [slachtoffer 2] kort daarvoor had gestaan. [17]
Verbalisant [slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij als onderdeel van de eenheid Bravo 50 een linie met de Bravo 60 vormde op de Voorstraat. Verbalisant [slachtoffer 4] zag een man die een shell in hun richting gooide. De man keek hun kant op en gooide met kracht en gericht in hun richting. Deze shell brandde en viel op een meter of drie van de linie neer. Op het moment dat deze shell afging, voelde [slachtoffer 4] de vonken en luchtdruk langs zijn lichaam schieten. Hij was op dat moment serieus bang dat hij gewond zou raken. Nadat de shell was ontploft, herstelden de ME-leden de linie en liepen zij het plein over. De man die de shell in de richting van de linie gooide, rende vervolgens de Wethouder Michelshof in. Op het moment dat de ME-linie ter hoogte van de Polski Smak supermarkt stond, zag [slachtoffer 4] dat wederom iets werd aangestoken vanuit de Wethouder Michelshof. De shell werd weer in de richting van de linie gegooid en kwam op ongeveer 2 à 3 meter voor [slachtoffer 4] neer. Op het moment dat deze shell afging, voelde [slachtoffer 4] de vonken en luchtdruk langs zijn lichaam schieten. [18]
Verbalisant [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij op 2 januari 2024 hoofdpijn en pijnlijke steken in haar rechteroor kreeg. Door de huisarts werd geconstateerd dat er een gaatje in het trommelvlies zat. [19] Verbalisant [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij na zijn dienst wakker werd met hoofdpijn. Ook ervoer hij een suis en een pieptoon in zijn oor. In het Radboud ziekenhuis is geconstateerd dat [slachtoffer 3] last had van oorsuizen of tinnitus. [20] Verbalisant [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij in 2020 reeds tinnitus had opgelopen doordat een persoon zwaar vuurwerk naar zijn groep gooide tijdens een inzet. Na de inzet tijdens de jaarwisseling in Hedel merkte [slachtoffer 2] dat de (tinnitus) pieptoon in zijn hoofd en oren sterker was geworden. [21] De huisarts van [slachtoffer 4] stelde vast dat sprake was van een lichte hersenkneuzing en een oortrauma. De huisarts kon op basis van dit eerste onderzoek niet zeggen of het oorsuizen blijvend was. Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat [slachtoffer 4] ten gevolge van ontploffingen van zwaar vuurwerk op korte afstand tinnitus heeft opgelopen en een overprikkeling van zijn brein. [22]
Betrokkenheid van verdachte
Onder feit 2 heeft de rechtbank vastgesteld dat verdachte zelf vuurwerk heeft gegooid naar de ME-linie. Daarnaast heeft de rechtbank onder feit 2 vastgesteld dat verdachte medepleger is van het veroorzaken van explosies, omdat hij een grote hoeveelheid zwaar illegaal vuurwerk, waaronder shells, cobra’s en Big Shock Xtra Loud, ter beschikking stelde aan personen op het plein. De rechtbank verwijst naar de overwegingen ten aanzien van het medeplegen onder feit 2. Door de ontploffingen van zwaar illegaal vuurwerk hebben de verbalisanten [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] letsel opgelopen.
De rechtbank merkt daarbij op dat zij het niet van belang acht welke ontploffing op welk moment het letsel bij de verbalisanten heeft veroorzaakt. Verdachte heeft door zijn handelen in grote mate bijgedragen aan een situatie waarin ontploffingen van zwaar illegaal vuurwerk in de nabijheid van de ME-eenheden plaatsvonden.
Geen sprake van zwaar lichamelijk letsel
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel moet worden vooropgesteld dat artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht een (niet limitatieve) opsomming
bevat van de gevallen die als zwaar lichamelijk letsel moeten worden aangemerkt.
Of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, kan onder meer worden bepaald aan de hand van de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. (Vgl. onder meer HR 16 mei 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5802,
NJ2000/510.) De beoordeling kan ook op een combinatie van deze gezichtspunten worden gebaseerd. Bij een veelvoud van verwondingen kan in voorkomende gevallen de beoordeling worden betrokken op de verwondingen in hun totaliteit (vgl. HR 15 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE5618). De vaststelling aan de hand van deze gezichtspunten of sprake is van zwaar lichamelijk letsel, zal vaak worden gegrond op gegevens van medische aard. In evidente gevallen kan bij die vaststelling ook in aanmerking worden genomen hetgeen algemene ervaringsregels omtrent die gezichtspunten leren.
De rechtbank is – met de officier van justitie en de raadsman – van oordeel dat het letsel van de verbalisanten niet als zwaar lichamelijk letsel valt te kwalificeren. Naar het oordeel van de rechtbank is – mede in het licht van de eerdergenoemde algemene gezichtspunten – onvoldoende komen vast te staan dat de verbalisanten ten gevolge van de explosies tinnitus of een andere gehoorbeschadiging hebben opgelopen van een aard en ernst die zodanig zijn dat dit als zwaar lichamelijk letsel kan worden beschouwd. Dit betekent dat verdachte zal worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde onder feit 3. Verdachte zal om die reden ook worden vrijgesproken van het gedeelte
‘terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten (permanente) gehoorschade, ten gevolge heeft gehad’van het subsidiair tenlastegelegde onder feit 3.
Bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde
De rechtbank acht het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Uit het dossier of het verhandelde ter terechtzitting is niet gebleken dat er een draaiboek of planning bestond voor de ongeregeldheden tijdens de jaarwisseling in Hedel. Het scenario dat hierover ter terechtzitting door de officier van justitie is geschetst, vindt geen steun in het dossier. In dit kader stelt de rechtbank dat, gelet op de strafverzwarende gevolgen die aan de kwalificatie voorbedachte raad zijn verbonden, niet lichtzinnig met het bewijs voor die kwalificatie mag worden omgegaan. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het bestanddeel ‘met voorbedachte raad’.
feit 4
[slachtoffer 10] en [slachtoffer 11] hebben aangifte gedaan nadat zij als leden van de eenheid Bravo 40 werden ingezet tijdens de jaarwisseling in Hedel. [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 7] [23] , en [slachtoffer 9] [24] waren als leden van de eenheid Bravo 50 ingezet.
Verbalisant [slachtoffer 10] heeft verklaard dat hij bij het uitstappen van hun voertuig de trilling van knallen voelde en wist dat dit zwaar, vermoedelijk illegaal, vuurwerk betrof. [slachtoffer 10] zag dat een aantal personen aan het einde van de steeg, ter hoogte van de Voorstraat, bleef staan. In elk geval één, maar mogelijk meer dan één persoon, stak iets aan en gooide dit in hun richting. [slachtoffer 10] zag, hoorde en voelde dat meerdere malen explosieven enorm hard net voor de linie ontploften. Er werden meerdere explosieven in de richting van de ME gegooid. [slachtoffer 10] voelde de druk van de ontploffing en voelde dat restanten van het vuurwerk tegen zijn uniform, schild en helm kwamen. Bij het ontploffen van het laatste explosief keek hij naar links naar collega [slachtoffer 3] . [slachtoffer 10] hoorde een harde knal, zag lichtflitsen en kreeg direct enorme pijn aan zijn rechteroor. [25] Verbalisant [slachtoffer 11] heeft verklaard dat hij zag dat door meerdere personen uit de groep bij het steegje explosieven werden gegooid. Deze explosieven kwamen tot ontploffing op ongeveer 5 meter afstand van [slachtoffer 11] en zijn collega’s. De drukgolf was voelbaar in zijn hoofd, oren en lichaam. [slachtoffer 11] telde ongeveer 8 explosies in het steegje. [26]
Verbalisant [slachtoffer 8] heeft verklaard dat hij zag dat er meerdere vuurwerkbommen (shells) werden afgestoken op het moment dat zij het plein opliepen. Er bleef een groep van 20 man op de hoek van de Kasteellaan met de Wethouder Michelshof staan. Vanuit de groep werd zwaar vuurwerk zijn kant op gegooid. [slachtoffer 8] herkende het vuurwerk als shells. Op het moment dat het vuurwerk tot stilstand kwam, bevond hij zich op een afstand van 5 meter van het vuurwerk. Het vuurwerk ontbrandde en er vond eerst een kleine explosie plaats gevolgd door een enorme explosie. [slachtoffer 8] voelde de drukgolven op zijn borstkas. Wederom werd uit de groep een shell zijn richting op gegooid. [27] Verbalisant [slachtoffer 5] heeft verklaard dat zij zag dat deze tweede mortier op ongeveer 5 à 10 meter voor de linie op de grond viel. Ze zag dat dat stuk vuurwerk dezelfde vorm en werking had als het eerdere stuk vuurwerk. [slachtoffer 5] voelde wederom de luchtdruk en de vonken van de explosie van het vuurwerk langs haar lichaam gaan. [28] Verbalisant [slachtoffer 6] heeft verklaard dat zij zag dat één persoon naar voren stapte met een brandend voorwerp in zijn handen. De man gooide het voorwerp naar de linie toe. [slachtoffer 6] zag en hoorde dat het brandende stuk vuurwerk tot ontploffing kwam. Op het moment dat de eenheid ter hoogte van de Polski Smak supermarkt stond, zag [slachtoffer 6] dat vanuit de Wethouder Michelshof wederom iets werd aangestoken. Het voorwerp werd wederom in de richting van de linie gegooid en kwam op ongeveer 5 meter van [slachtoffer 6] en de linie terecht. [slachtoffer 6] zag dat dit vuurwerk weer een shell betrof. Op het moment dat deze shell afging, voelde [slachtoffer 6] de vonken en luchtdruk langs haar lichaam. [29]
[slachtoffer 7] heeft verklaard dat zij na de inzet last had van hoofdpijn, concentratieproblemen, vergeetachtigheid en soms wazig zien. Door de voornoemde klachten was zij een periode minder inzetbaar op het werk. [30] [slachtoffer 8] had na de inzet last van constante hoofdpijn, vermoeidheid en concentratieproblemen. De huisarts constateerde een lichte hersenschudding naar aanleiding van het zware vuurwerk dat in de omgeving van [slachtoffer 8] was ontploft. [31] Ook bij [slachtoffer 5] werd een lichte hoofdschudding geconstateerd. Daarnaast ervoer zij pijnscheuten in haar rechteroor. [32] [slachtoffer 6] heeft verklaard dat bij de huisarts werd geconstateerd dat zij een lichte hersenschudding had opgelopen door de druk en het geluid van de vuurwerkexplosies. [33] Ook bij [slachtoffer 9] werd een lichte hersenschudding geconstateerd. [34] [slachtoffer 10] voelde na de inzet druk in zijn rechteroor. De volgende dag is bij [slachtoffer 10] een hersenschudding geconstateerd. [slachtoffer 10] ervoer een piep in zijn oren als er te veel prikkels binnenkwamen. [35] [slachtoffer 11] ervoer in de weken na de inzet hoofdpijn en vermoeidheid. [36]
De rechtbank stelt vast dat door de ontploffingen van zwaar illegaal vuurwerk, waaronder shells, cobra’s en Big Shock Xtra Loud, politieagenten [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] en [slachtoffer 11] letsel hebben opgelopen. Uit de bewijsmiddelen is gebleken dat verdachte zelf met vuurwerk in de richting van de ME-linie heeft gegooid. De rechtbank acht bovendien bewezen dat sprake was van medeplegen en verwijst naar de overwegingen ten aanzien van medeplegen onder feit 2. Ook verwijst de rechtbank naar de overweging onder feit 3 waarin is overwogen dat zij het niet van belang acht welke ontploffing op welk moment het letsel bij de verbalisanten heeft veroorzaakt gelet op de rol die verdachte tijdens de oudejaarsnacht in Hedel speelde. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van feit 4.
De rechtbank zal verdachte ook ten aanzien van dit feit vrijspreken van het bestanddeel ‘
met voorbedachte raad’ en verwijst naar de overwegingen ten aanzien van de voorbedachte raad onder feit 3.
feit 5
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 74-75;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 117-120;
- het proces-verbaal van aangifte [aangever 1] , p. 331-332;
- het proces-verbaal van aangifte [aangever 2] namens Jumbo Hedel, p. 334-336;
- het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 348-350;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 829, met bijlagen p. 832-845;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 815, met bijlagen, p. 817-818;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 1216-1247;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 1296-1385;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 1386-1412;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 en 27 november 2024.
Voor de rechtbank is vast komen te staan dat verdachte niet aanwezig was op het moment dat vuurwerk over de brandweervoertuigen werd gegooid en dat onduidelijk is waar verdachte was op het moment dat de brandweerlieden kort na de jaarwisseling werden belaagd. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de onderdelen van de tenlastelegging die zien op de brandweerfunctionarissen en voertuigen van de brandweer.
Samenloop feit 2 met feit 3 en feit 4
Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat het bij eendaadse samenloop aankomt op de vraag of de bewezen verklaarde gedragingen in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren dat de verdachte daarvan (in wezen) één verwijt wordt gemaakt. Een enigszins uiteenlopen van de strekking van de desbetreffende strafbepalingen staat niet in de weg aan het aannemen van eendaadse samenloop indien het in essentie om hetzelfde feitencomplex gaat.
De rechtbank is van oordeel dat het bij de ten laste gelegde feiten onder feit 2, 3 en 4 om hetzelfde feitencomplex gaat. Door het handelen van verdachte – het gooien van vuurwerk en het uitdelen van zwaar illegaal vuurwerk – ontstonden ontploffingen waarbij gevaar voor personen en goederen ontstond én letsel werd veroorzaakt bij enkele politieagenten. Daar komt bij dat de strekking van de strafbepalingen van die feiten die in de onderhavige strafzaak bewezen worden verklaard (te weten: het medeplegen van het veroorzaken van ontploffingen en het meermalen medeplegen van mishandeling) overeenkomen. De door deze strafbepalingen beschermde belangen worden gevormd door het menselijk leven, de lichamelijke integriteit en de gezondheid. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is van eendaadse samenloop van feit 2, 3 en 4.
De rechtbank overweegt dat geen sprake is van eendaadse samenloop van feit 1 en feit 2. De bewezen verklaarde gedragingen onder feit 1 en feit 2 leveren niet hetzelfde feitencomplex op, zodat niet kan worden gezegd dat verdachte onder feit 1 en feit 2 in wezen één verwijt wordt gemaakt. Er is ook geen sprake van (eendaadse) samenloop met feit 5, nu het rechtsbelang dat de strafbepaling ‘openlijke geweldpleging’ beschermt, ziet op bescherming van de openbare orde en dit dus verschilt van de rechtsbelangen die beschermd worden door de strafbepalingen die zijn bewezenverklaard onder feit 2 tot en met 4. De rechtbank wijst er bovendien op dat de gedragingen die bewezen zijn verklaard onder feit 5 gedurende een langere tijdsperiode zijn begaan. Daarom kan ook niet gesproken worden over hetzelfde feitencomplex en over hetzelfde verwijt.
feit 6
Op 16 januari 2024 is de woning van verdachte aan de [adres] te [plaats] doorzocht. [37] In de slaapkamer van deze woning werden meerdere bundels van € 50,- biljetten en € 200,- biljetten op verborgen plaatsen aangetroffen. In een lade van een nachtkastje werd in een leeg gsm-doosje in totaal € 525,- aan bankbiljetten aangetroffen. In de kledingkast stond een ladekastje. Onder c.q. achter de onderste lade werden vier bundels met bankbiljetten van € 50,- en € 200,- aangetroffen. In totaal betrof dit een geldbedrag van € 33.700,-. De bundels waren zodanig verstopt dat deze bij het opentrekken van de lade niet zichtbaar waren. Onder de topper van het bed werd in een doorzichtig plastic zakje een bundel bankbiljetten van € 50,- aangetroffen. Dit betrof in totaal een geldbedrag van € 4.150,-. Op het aanrecht in de keuken lag openlijk zichtbaar € 250,- aan bankbiljetten. In een ladekastje lag een beursje met bankpasjes, waarin zich ook € 180,- aan bankbiljetten bevond. In totaal werd er in deze woning € 38.805,- aan contant geld aangetroffen. [38]
In de woning werden in een ladekastje meerdere aankoopcertificaten van gouden sieraden aangetroffen. Op de aankoopcertificaten stonden aankoopdata en aankoopbedragen. Naar later in opgevraagde bankafschriften van rekeningen van verdachte werd gezien, waren de op deze aankoopcertificaten genoemde bedragen niet vanaf die bankrekeningen betaald. Vermoed werd daarom dat de aankopen contant werden betaald. In het eerder genoemde ladekastje werd een doosje aangetroffen met daarin goudkleurige schakelkettingen en twee gouden oorbellen. In de doucheruimte werd op een schapje een gouden schakelketting met hanger in de vorm van een kruis aangetroffen. Bij nader onderzoek bleken de kettingen en oorbellen (vermoedelijk buitenlandse) echtheidskenmerken voor 18-karaats goud te bevatten. [39]
In een ladekastje werd een aankoopfactuur d.d. 6 oktober 2023 van [bedrijf 1] te Waalwijk aangetroffen inzake de aankoop van een Mercedes personenauto met kenteken [kenteken 3] . Volgens deze factuur was bij de aankoop een Audi personenauto ingeruild en was door de koper een bijbetaling van € 30.000,- verricht. Onder de carport van de woning aan de [adres] te [plaats] werd de betreffende Mercedes personenauto aangetroffen. Het kenteken [kenteken 3] van deze Mercedes was op naam gesteld van verdachte. Op 23 januari 2024 werd bij [bedrijf 1] te Waalwijk geïnformeerd op welke wijze de aankoop van de Mercedes [kenteken 3] door verdachte was betaald. [bedrijf 1] berichtte die dag dat deze aankoop gedeeltelijk per bank (€ 20.500,-) en gedeeltelijk contant (€ 9.500,-) was verricht. [40]
Beoordelingskader
Voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis/420quater van het Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf”, is niet vereist dat uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp of geldbedrag afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp of geldbedrag en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat het “uit enig misdrijf” afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp of geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is.
Als uit het door het Openbaar Ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp of geldbedrag.
Indien verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het voorwerp of geldbedrag, dan ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van verdachte blijkende, alternatieve herkomst. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geld of de goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Vermoeden van witwassen
Het gaat in deze zaak om een verdenking van witwassen van een Mercedes Benz (kenteken [kenteken 3] ), gouden sieraden en contant geld ter waarde van € 38.805,-. Op grond van het dossier was sprake van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Immers, er werd een totaalbedrag van € 38.805,- op verschillende plekken in het huis aangetroffen, waarvan een deel op verborgen plekken. Een groot deel van het contante geldbedrag was in bundels verpakt en was aanwezig in een ongebruikelijke coupure (briefjes van € 200,-). Daarnaast werd een deel van de aankoopsom (ad € 9.500,-) van de Mercedes Benz met contant geld betaald en werden gouden sieraden aangetroffen waarvan op de bankrekeningen niet zichtbaar was dat deze giraal waren betaald. Het vermoeden is ook dat de sieraden contant zijn betaald.
Deze feiten en omstandigheden rechtvaardigen een witwasvermoeden, zodat van verdachte mag worden verwacht dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het contante geld, de sieraden en het geld waarmee de Mercedes Benz is gekocht. Die verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn.
Verklaring van verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij een geldbedrag van € 9.000,- in bewaring had van zijn ouders, nu zij in verband met bedreigingen zijn ondergedoken. Verdachte heeft daarnaast verklaard dat hij naast zijn inkomen uit loondienst geld verdiende met de verkoop van merchandise en het opknappen en verkopen van fietsen. Ook ontving hij fooien en provisie in contanten voor zijn werk bij [bedrijf 2] . Bij de aankoop van de Mercedes heeft hij zijn vorige auto ingeruild. Bij de aankoop van de gouden sieraden heeft hij ook oude sieraden ingeruild. Tevens heeft verdachte sieraden van zijn ouders en oma cadeau gekregen.
Bewezenverklaring
Verdachte heeft over een contant geldbedrag van € 9.000,- een concrete, min of meer verifieerbare en niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring gegeven. Verdachte heeft verklaard dat hij dit geldbedrag voor zijn ouders in bewaring had. Zijn vader heeft dit in een verklaring bevestigd. Op grond van het dossier zoals dat door het Openbaar Ministerie is samengesteld kan niet met voldoende zekerheid worden uitgesloten dat dit geldbedrag een legale herkomst heeft, zodat niet is komen vast te staan dat het dus een criminele herkomst moet hebben. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van een gedeelte van het contante geldbedrag ter grootte van € 9.000,-.
Ten aanzien van de Mercedes Benz (kenteken [kenteken 3] ) overweegt de rechtbank het volgende. Uit de factuur van de aankoop van de Mercedes blijkt dat verdachte deze auto heeft gekocht voor € 48.157,00. Dit heeft hij als volgt betaald: € 20.500,- door middel van overboeking via de bank, € 9.500,00 contant en het restant, de rechtbank neemt aan: € 18.157,00, door middel van inruil van zijn vorige auto. Nu verdachte ook legale inkomsten heeft gehad en deze inkomsten op zijn bankrekening terecht kwamen, kan de rechtbank niet vaststellen dat het deel van de aankoopsom dat via de bank is betaald, anders is verworven dan met legale inkomsten. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken voor het deel van het aankoopbedrag van de Mercedes dat giraal is betaald, te weten € 20.500,- -.
Ten aanzien van het resterende contante geldbedrag (€ 29.805,-), de gouden sieraden en het deel van het aankoopbedrag van de Mercedes dat verdachte met contant geld heeft voldaan (een bedrag van € 9.500,-), heeft verdachte geen concrete, min of meer verifieerbare verklaring afgelegd over de herkomst van het geldbedrag. Verdachte heeft verklaard dat hij het geld heeft verdiend met het repareren en doorverkopen van fietsen en het verkopen van merchandise. Een deel van het aangetroffen geldbedrag zou bestaan uit fooien en provisie uit zijn werkzaamheden bij [bedrijf 2] . Zou dat waar zijn, dan had het op de weg van verdachte gelegen om een meer concrete verklaring af te leggen. Dat heeft verdachte niet gedaan. Zo heeft hij niet concreet verklaard over de hoeveelheid fietsen of merchandise die hij heeft aangekocht en verkocht en hoeveel hij telkens heeft verdiend. Ook het ontvangen van fooien en provisie in contanten is door verdachte niet concreet gemaakt. De stellingen van verdachte over hoe hij het geld heeft verkregen, zijn niet voldoende om het vermoeden dat het contante geld van misdrijf afkomstig is, te kunnen weerleggen.
Al het voorgaande in overweging nemende is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het bij verdachte aangetroffen geldbedrag, de gouden sieraden en het deel van het aankoopbedrag van de Mercedes dat verdachte met contant geld heeft voldaan – middellijk of onmiddellijk – van misdrijf afkomstig is en dat verdachte dit wist.

4.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
feit 1
hij in
of omstreeksde periode van 31 december 2023 tot en met 01 januari 2024 te Hedel, althans in Nederland, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten: opzettelijk een ontploffing teweeg brengen waarbij levensgevaar en
/ofgevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen en
/ofgemeen gevaar voor goederen te duchten is (art 157 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 lid 2 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk voorwerpen,
stoffen, informatiedragers, ruimtenen
/ofvervoermiddelen, te weten
- een bedrijfsauto (merk Ford Transit v.v.k. [kenteken 1] ) en
/of
- 64 kilogram zwaar illegaal vuurwerk (onder meer: shell-mortierbommen en
/ofcobra’s en
/ofBig Shock Xtra loud) bestemd tot het begaan van dat misdrijf,
heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/ofvoorhanden heeft gehad;
feit 2
hij in
of omstreeksde periode van 31 december 2023 tot en met 01 januari 2024 omstreeks 02:10 uur te Hedel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,opzettelijk
één of meerontploffing
(en
)teweeg heeft gebracht door
één ofmeermalen een illegaal stuk zwaar vuurwerk, te weten een shell (mortierbom) voorzien van een aansteeklont en
/ofCobra6 en
/ofBig Shock Xtra Loud, met open vuur in aanraking te brengen en
/of(vervolgens),
één ofmeermalen
voornoemd(aangestoken) illegaal stuk zwaar vuurwerk naar en
/ofin de richting van
één of meerpolitie
- en/of brandweerfunctionaris
(sen
)te werpen, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten
één of meernabij gelegen woning
(en
)en
/of(bedrijfs)pand
(en
) en/of een tankautospuit en/of een dienstvoertuig van de brandweer Hedelen
/of
- levensgevaar en
/ofgevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor
(een)ander
(en
), te weten voor
één of meerpolitiefunctionaris
(sen
), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening als lid van de mobiele eenheid Gelderland-Zuid
en/of één of meer brandweerfunctionaris(sen), te duchten was;
feit 3 (subsidiair)
hij in
of omstreeksde periode van 31 december 2023 tot en met 01 januari 2024 omstreeks 02:10 uur te Hedel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, met voorbedachten rade[slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] en
/of[slachtoffer 4] , allen werkzaam als politiefunctionaris bij de mobiele eenheid Gelderland-Zuid, heeft mishandeld door
-
één ofmeermalen een illegaal stuk zwaar vuurwerk, te weten een shell (mortierbom) voorzien van een aansteeklont en
/ofCobra6 en
/ofBig Shock Xtra Loud, heeft aangestoken en
/of(vervolgens)
-
één of meermalenvoornoemd (aangestoken) illegaal stuk zwaar vuurwerk naar en
/ofin de richting van voornoemde politiefunctionaris
(sen
)te werpen;

terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten (permanente) gehoorschade, ten gevolge heeft gehad;

feit 4
hij in
of omstreeksde periode van 31 december 2023 tot en met 01 januari 2024 omstreeks 02:10 uur te Hedel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, met voorbedachten rade[slachtoffer 5] en
/of[slachtoffer 6] en
/of[slachtoffer 7] en
/of[slachtoffer 8] en
/of[slachtoffer 9] en
/of[slachtoffer 10] en
/of[slachtoffer 11] , allen werkzaam als politiefunctionaris bij de mobiele eenheid Gelderland-Zuid, heeft mishandeld door:
-
één ofmeermalen een illegaal stuk zwaar vuurwerk, te weten een shell (mortierbom) voorzien van een aansteeklont en
/ofCobra6 en
/ofBig Shock Xtra Loud, aan te steken en
/of(vervolgens),
-
één of meermalenvoornoemd (aangestoken) illegaal stuk zwaar vuurwerk naar en
/ofin de richting van voornoemde politiefunctionaris
(sen
)te werpen;
feit 5
hij in
of omstreeksde periode van 31 december 2023 tot en met 01 januari 2024 te Hedel, openlijk, te weten, op/nabij een plein gelegen op/aan de Voorstraat en
/ofde Kasteellaan en
/ofop/aan de Wethouder Michelshof, in elk geval op of aan
(de
)openbare weg
(en)en
/of op/nabij (een) voor het publiek toegankelijke plaats(en), in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
(een)perso
(o)n
(en
)en
/of (een)goed
(eren
), te weten
één of meernabij gelegen woning
(en
)en/of
een(bedrijfs)pand
(en
) en/of een tankautospuit en/of een dienstvoertuig van de brandweer Hedelen
/ofeen personenauto (VW T-Roc v.v.k. [kenteken 2] ) en
/of één of meerpersonenauto
('s
)en
/ofeen reclamebord en
/of één of meerpolitiefunctionaris
(sen
), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening als lid van de mobiele eenheid Gelderland Zuid en
/of één of meer(ter plaatse) aanwezige bewoner
(s
), door
-
één ofmeermalen een illegaal stuk zwaar vuurwerk, te weten
eenshell
s(mortierbom) voorzien van een aansteeklont en
/ofCobra6 en
/ofBig Shock Xtra Loud, aan te steken en
/of(vervolgens)
één of meermalenvoornoemd (aangestoken) illegaal stuk zwaar vuurwerk naar en
/ofin de richting van
één of meerpolitiefunctionaris
(sen
) en/of voornoemde tankautospuit en/of dienstvoertuigen
/ofvoornoemde personenauto en
/of één of meer(balkons van) woning
(en
)en
/of(daken van) (bedrijfs)pand
(en
)te werpen en
/of
-
één ofmeermalen overig vuurwerk naar en
/ofin de richting van
één of meerpolitiefunctionaris
(sen
) en/of (voornoemde) tankautospuit en/of dienstvoertuigen
/ofvoornoemde personenauto en
/of één of meer(balkons van) woning
(en
)en
/of(daken van) (bedrijfs)pand
(en
)te werpen en
/of
-
één of meermalen (een)ste
(e)n
(en
)en
/of (een)bierfles
(sen
)naar en
/ofin de richting van
één of meerpolitiefunctionaris
(sen
) en/of voornoemde tankautospuit en/of dienstvoertuigte werpen en
/of
-
één of meerpersonenauto
('s
)in brand te steken en
/of(daarbij) vuurwerk naar en
/ofin de richting van deze brandende personenauto
('s
)te gooien en
/ofeen reclamebord met behulp van (zwaar) vuurwerk te vernielen;
feit 6
hij op
of omstreeks16 januari 2024 te [plaats] , een hoeveelheid cash geld (te weten
29.805,- euro) en
/ofeen deel van het aankoopbedrag van eenpersonenauto (merk Mercedes v.v.k. [kenteken 3] )
van 9.500,- euroen
/of één of meergouden sieraden (onder meer: set gouden oorbellen en
/ofeen gouden halsketting met hanger in kruisvorm en
/oftwee gouden halskettingen),
althans een of meer voorwerpen heeft verworven en/ofvoorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dat voornoemd geld en
/ofdie personenauto en
/ofdie sieraden
geheel of gedeeltelijk- onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
het voorbereiden van het opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar, gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander en gemeen gevaar voor goederen te duchten is
de eendaadse samenloop van
feit 2, meermalen gepleegd:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar, gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander en gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
feit 3 (subsidiair) en feit 4, meermalen gepleegd:
medeplegen van mishandeling
feit 5:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen
feit 6:
opzetwitwassen

6.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gewezen op de LOVS-oriëntatiepunten en op jurisprudentie waarin lagere straffen dan de strafeis van de officier van justitie worden opgelegd voor soortgelijke incidenten. De raadsman heeft opgemerkt dat bij feit 1 tot en met feit 4 rekening dient te worden gehouden met de samenloopbepalingen. De raadsman heeft in het bijzonder gewezen op de samenloop tussen feit 1 en 2. De raadsman heeft verzocht dat de rechtbank volstaat met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Hedel is tijdens de jaarwisseling van 2023/2024 opgeschrikt door ernstige ongeregeldheden. Op het plein bij de Voorstraat en de Kasteellaan werden twee auto’s in de brand gestoken. Vervolgens werd het de brandweerlieden bemoeilijkt om de brand te blussen doordat er vuurwerk naar hen werd gegooid. De brandweer heeft zich vanwege de gevaarlijke situatie twee keer moeten terugtrekken. Door de grote onrust op het plein is uiteindelijk de Mobiele Eenheid ter plaatse gekomen. Verdachte heeft ontploffingen voorbereid door een grote hoeveelheid zwaar illegaal vuurwerk voorhanden te hebben in een bus. Daarnaast heeft verdachte ontploffingen veroorzaakt door zelf met zwaar illegaal vuurwerk te gooien. Verdachte deelde tevens vuurwerk uit dat uit de bus van verdachte afkomstig was. Andere personen konden door het handelen van verdachte ook ontploffingen veroorzaken met zwaar illegaal vuurwerk. Door het handelen van verdachte is gevaar voor goederen, zwaar lichamelijk letsel en levensgevaar ontstaan. Door de explosies van het zware illegale vuurwerk hebben leden van de Mobiele Eenheid letsel opgelopen. Twee leden van de Mobiele Eenheid hebben in hun slachtofferverklaringen beschreven dat zij bang waren niet in goede gezondheid thuis te komen. Het geluid van vuurwerk maakt bij hen nog steeds nare herinneringen los aan de oudjaarsnacht in Hedel.
Het gaat dus om ernstige feiten die veel impact hebben gehad op de direct betrokkenen. Ook hebben de ongeregeldheden in Hedel voor onrust gezorgd in de maatschappij, omdat het geweld is gepleegd tegen hulpverleners. Dit gedrag kan niet worden getolereerd. De straf is daarom niet alleen bedoeld voor verdachte maar ook als signaal naar anderen. De rechtbank benadrukt dat de jaarwisseling geen feest van wetteloosheid is.
Ten slotte wordt verdachte veroordeeld voor witwassen. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Geld dat wordt verdiend door het plegen van strafbare feiten maakt onderdeel uit van het zwartgeldcircuit en heeft een ontwrichtende werking op de samenleving.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met de ernst van de feiten niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een forse gevangenisstraf. De rechtbank zal wel een kortere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is geëist, nu de rechtbank van oordeel is dat de gevangenisstraf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. De rechtbank zal, alles overwegende, een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 3 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank ziet de noodzaak om een fors strafdeel voorwaardelijk op te leggen. Dit dient ertoe verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel alleen de algemene voorwaarde koppelen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.De beoordeling van de civiele vorderingen

Ten aanzien van het bewezenverklaarde onder feit 2 tot en met 5 hebben de benadeelde partijen een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partijen [slachtoffer 12] , [slachtoffer 13] , [slachtoffer 14] , [slachtoffer 15] , [slachtoffer 16] en [slachtoffer 17] hebben een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partijen vorderen € 800,- aan smartengeld. De benadeelde partijen [slachtoffer 7] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 18] hebben een vordering tot schadevergoeding ingediend strekkende tot vergoeding van € 1.250,- aan smartengeld. De benadeelde partij [slachtoffer 19] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend strekkende tot vergoeding van € 1.750,- aan smartengeld. De benadeelde partijen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 10] en [slachtoffer 4] hebben een vordering tot schadevergoeding ingediend strekkende tot vergoeding van € 2.000,- aan smartengeld. De benadeelde partij [slachtoffer 20] heeft € 2.500 euro aan smartengeld gevorderd.
De benadeelde partij [slachtoffer 11] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend strekkende tot vergoeding van € 30,- aan materiële schade en € 2.000,- aan smartengeld. De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend strekkende tot vergoeding van € 323,42 aan materiële schade en € 2.000,- aan smartengeld.
Bij alle schadevorderingen is verzocht om toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ook is gevraagd om hoofdelijke toewijzing van de vorderingen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen kunnen worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat bij alle vorderingen de vergoeding voor immateriële schade vanwege aantasting in de persoon op andere wijze, moet worden afgewezen dan wel de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Ten eerste omdat de mate van geweldsuitoefening en de impact van die geweldsuitoefening niet dusdanig is geweest dat de aard en ernst van de normschending maakt dat tot toekenning van vergoeding voor immateriële schade moet worden gekomen. Ten tweede omdat de specifieke gevolgen voor de benadeelden niet maken dat tot toekenning van immateriële schadevergoeding moet worden gekomen. Gevoelens van angst, schrik, onzekerheid en nervositeit zijn alle onvoldoende om tot toekenning te komen.
Indien de rechtbank wel tot toewijzing komt, dan verzoekt de verdediging het toe te wijzen bedrag te matigen tot € 250,-.
Ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer 7] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 8] en [slachtoffer 6] heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld een bedrag van € 400,- kan worden toegewezen. Voor het overige dienen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] heeft de verdediging betwist dat het trommelvlies is beschadigd als gevolg van het onderhavige incident. Het letsel kan net zo goed eerder zijn ontstaan en bijvoorbeeld verband houden met de eerder daarvoor aanwezige verkoudheidsklachten. Er is nader onderzoek nodig. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 18] refereert de verdediging zich voor een bedrag van € 700,-. Voor het overige wordt verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard. In de toelichting op de vordering wordt beschreven dat benadeelde reeds last had van tinnitus en dat zijn klachten zouden zijn verergerd. Uit de toelichting blijkt eveneens dat de gestelde verergering niet audiologisch meetbaar is en dat de geconstateerde roodheid in het oor een ontsteking blijkt te zijn. De verdediging betwist dat sprake is van verergering van de klachten en stelt dat als wel sprake zou zijn van verergering, deze niet het rechtstreekse gevolg is van de handelingen in de onderhavige zaak. Er bestaat alle aanleiding om nader onderzoek te doen. Indien de rechtbank wel tot toewijzing komt, dan verzoekt de verdediging het toe te wijzen bedrag te matigen tot € 250,-.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 10] heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard. In het verslag van de arts wordt gesproken over een ander incident dat wordt gekoppeld aan de piep ten gevolge van gehoorschade. Ook staat er geen uitslag van de audiogram vermeld. Daarnaast wordt verwezen naar een recente opleiding voor traangasschutter, waarbij er in korte tijd veel harde geluiden zijn geweest. Het is onduidelijk of de toen ervaren klachten het gevolg zijn van een eerder incident of dat het op zichzelf staande klachten zijn. Nader onderzoek is volgens de verdediging noodzakelijk.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 11] heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De verdediging betwist dat sprake is geweest van letsel. Nergens blijkt dat tinnitus is gediagnostiseerd en evenmin blijkt dat causaliteit bestaat tussen de suis en de daaropvolgend genoemde tinnitus. Uit het audiogram is niet gebleken dat van gehoorschade sprake is. Er dient nader onderzoek plaats te vinden. Nu een causale relatie ontbreekt kunnen de onderzoekskosten voor tinnitus niet als rechtstreekse schade worden aangemerkt. De verdediging verzoekt om de benadeelde partij ook wat betreft de materiële post niet-ontvankelijk te verklaren.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 3] refereert de verdediging zich voor wat betreft het eigen risico van € 323,42. Wat betreft het bedrag aan smartengeld refereert de verdediging zich ten aanzien van € 700,-. Voor het overige heeft de verdediging verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, onder meer omdat nog geen medische eindsituatie is bereikt.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 4] heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat onvoldoende duidelijkheid bestaat over de klachten van benadeelde. De verdediging refereert zich ten aanzien van € 400,-. Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 19] heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat een bedrag kan worden toegekend. De verdediging refereert zich ten aanzien van € 700,- en vraagt om de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 20] heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat een bedrag kan worden toegekend. De verdediging heeft verzocht om € 1.250,- toe te wijzen en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
Overweging van de rechtbank
Aantasting in de persoon ‘op andere wijze’
Alle politieambtenaren hebben aangevoerd dat zij schade hebben geleden doordat zij door de gevolgen van de bewezenverklaarde feiten op andere wijze in hun persoon zijn aangetast. De verbalisanten zijn door een groep personen, waar verdachte onderdeel van uitmaakte, meer dan 20 minuten lang bekogeld met zwaar illegaal vuurwerk.
De rechtbank is van oordeel dat de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten zodanig is dat nadelige (psychische) gevolgen zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De politieambtenaren beschrijven in hun aangiftes en toelichtingen op de vorderingen onder meer dat zwaar illegaal vuurwerk in hun richting werd gegooid met explosies waarvan zij de drukgolven en trillingen door hun lijf voelden. Zij voelden zich machteloos en niet bestand tegen dergelijk geweld. Zij vreesden dat hun beschermende kleding niet voldoende bescherming zou bieden en zij niet (heelhuids) thuis zouden komen. Dit is meer dan een enkel gevoel van angst of schrik. Gelet hierop kan in alle gevallen in ieder geval een bedrag voor deze immateriële schade worden toegewezen.
De vorderingen van [slachtoffer 12] , [slachtoffer 13] , [slachtoffer 14] , [slachtoffer 15] , [slachtoffer 16] en [slachtoffer 17] (€ 800,- immateriële schade)
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partijen [slachtoffer 12] , [slachtoffer 13] , [slachtoffer 14] , [slachtoffer 15] , [slachtoffer 16] en [slachtoffer 17] door het bewezenverklaarde schade hebben geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Gelet op de ernst van deze normschending zijn zij, zoals hiervoor overwogen, op andere wijze in de persoon aangetast. Dit is aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 800,- vaststellen.
De vorderingen van [slachtoffer 7] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 18] (€ 1.250,- immateriële schade)
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partijen [slachtoffer 7] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 18] door het bewezenverklaarde schade hebben geleden die binnen meerdere van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Benadeelden hebben voldoende onderbouwd dat zij lichamelijk letsel hebben opgelopen in de vorm van een hersenschudding of in de vorm van klachten die passen bij een hersenschudding, zoals hoofdpijn, vermoeidheid en concentratieproblemen. Dit is door de verdediging wat betreft [slachtoffer 7] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 18] ook niet betwist. Wat betreft benadeelde [slachtoffer 1] overweegt de rechtbank dat uit het bericht van de huisarts volgt dat zij twee dagen na het incident bij de huisarts is geweest met last van haar oren en druk op haar oren. Daarmee is voldoende onderbouwd dat sprake is van een rechtstreeks verband tussen het bewezenverklaarde en de schade. Dat de huisarts opmerkt dat benadeelde in de ‘periode hiervoor’ verkouden is geweest, is onvoldoende om aan dat rechtstreekse verband te twijfelen. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat benadeelden op andere wijze in de persoon zijn aangetast gelet op de ernst van de normschending, zoals hiervoor overwogen.
Dit letsel is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 1.250,- vaststellen.
De vordering van [slachtoffer 2] (€ 2.000,- immateriële schade)
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen meerdere categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 800,- vaststellen.
Verder volgt uit de vordering dat benadeelde al voor de bewezenverklaarde feiten tinnitus had. Benadeelde stelt dat de klachten daarvan sinds het bewezenverklaarde zijn verergerd. De verergering bleek bij de KNO-arts niet audiologisch meetbaar. Door de verdediging is betwist dat er sprake is van verergering van de klachten.
De rechtbank is daarom van oordeel dat voor de beantwoording van de vraag of sprake is van letsel nader onderzoek nodig is. De behandeling van dat deel van de vordering levert daarmee en onevenredige belasting van het strafproces op. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering verklaren. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
De vordering van [slachtoffer 10] (€ 2.000,- immateriële schade)
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen meerdere categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Benadeelde heeft lichamelijk letsel opgelopen. Uit de stukken van de huisarts volgt dat benadeelde op 1 januari 2024 een hersenschudding had. Dit is door de verdediging ook niet betwist. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat benadeelde op andere wijze in de persoon is aangetast gelet op de ernst van de normschending, zoals hiervoor overwogen.
Dit letsel is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 1.250- vaststellen.
Benadeelde stelt dat hij daarnaast letsel heeft opgelopen in de vorm van pijn en een piep in zijn rechteroor. Uit de stukken van de huisarts volgt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wat de oorzaak is van de geconstateerde gehoorbeschadiging. Zo wordt naast het vuurwerk op 1 januari 2024 ook een eerdere schietpartij vermeld. Verder wordt door de huisarts melding gemaakt van een audiogram, waar volgens de toelichting van benadeelde zichtbare dipjes op te zien zijn. Niet duidelijk is wat de betekenis is van deze dipjes. Om te beoordelen of sprake is van rechtstreekse schade en wat deze schade precies is, is nader onderzoek nodig. De behandeling van dat deel van de vordering levert daarmee een onevenredige belasting van het strafproces op. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering verklaren. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
De vordering van [slachtoffer 11] (€ 30,- materiële schade en € 2.000,- immateriële schade)
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen meerdere categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Gelet op de ernst van de normschending is de benadeelde, zoals hiervoor overwogen, op andere wijze in de persoon aangetast. Dit is aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 800,- vaststellen.
Uit de vordering van benadeelde [slachtoffer 11] volgt dat hij last had van hoofdpijn, vermoeidheid en een suis in zijn oor. De huisarts heeft opgeschreven: ‘geen aanwijsbaar letsel. Nu passend bij lichte commotio, dan wel bij hectiek na een dergelijke dienst’.
Verder stelt benadeelde dat de suis in zijn oor is overgegaan tot een tinnitus.
Uit de toelichting en de stukken volgt dat bij een onderzoek door een audicien in maart 2024 geen evidente gehoorschade was waar te nemen.
De rechtbank is daarom van oordeel dat voor de beantwoording van de vraag of sprake is van letsel nader onderzoek nodig is. De behandeling van dat deel van de vordering levert daarmee een onevenredige belasting van het strafproces op.
Omdat de materiële schadepost ziet op kosten voor het onderzoek door de audicien geldt ook dat deze post niet zonder nader onderzoek toewijsbaar is. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering verklaren. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
De vordering van [slachtoffer 3] (€ 323,42 materiële schade en € 2.000 immateriële schade)
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank overweegt dat de schadepost ‘eigen risico’ niet is betwist. De schadepost is voldoende onderbouwd en komt redelijk voor.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft de gevorderde materiële schade tot een hoogte van € 323,42 kan worden toegewezen.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen meerdere van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Benadeelde heeft lichamelijk letsel opgelopen in de vorm van tinnitus aan beide oren en is op andere wijze in de persoon aangetast, zoals hiervoor overwogen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 2.000 vaststellen.
De vordering van [slachtoffer 4] (€ 2.000,- immateriële schade)
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen meerdere categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Benadeelde heeft lichamelijk letsel opgelopen in de vorm van tinnitus en overprikkeling van het brein. De oorsuizen waren na ongeveer een week verdwenen en na ruim zes weken was hij vrij van de overige klachten. Benadeelde heeft aan de inzet in Hedel een trauma opgelopen, waarvoor hij middels EMDR is behandeld. Dit volgt naar het oordeel van de rechtbank voldoende uit de toelichting en de overgelegde rapportage van de EMDR-sessies. Dat benadeelde meerdere onverwerkte trauma’s had is onvoldoende om te oordelen dat van geestelijk letsel ten gevolge van de bewezenverklaarde feiten geen sprake is. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat benadeelde op andere wijze in de persoon is aangetast gelet op de ernst van de normschending, zoals hiervoor overwogen.
Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 2.000,- vaststellen.
De vordering van [slachtoffer 19] (€ 1.750 immateriële schade)
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen meerdere categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Benadeelde heeft aan de inzet in Hedel een trauma opgelopen, waarvoor hij middels EMDR is behandeld. Dit volgt naar het oordeel van de rechtbank voldoende uit de toelichting en de overgelegde rapportage van de EMDR-sessies. Dat benadeelde meerdere onverwerkte trauma’s had is onvoldoende om te oordelen dat van geestelijk letsel ten gevolge van de bewezenverklaarde feiten geen sprake is. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat benadeelde op andere wijze in de persoon is aangetast gelet op de ernst van de normschending, zoals hiervoor overwogen. Dit is aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 1.750,- vaststellen.
De vordering van [slachtoffer 20] (€ 2.500 immateriële schade)
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Benadeelde is op andere wijze in de persoon aangetast doordat hij geestelijk letsel heeft opgelopen. Bij benadeelde is de diagnose PTSS gesteld, als gevolg van het belaagd worden met vuurwerkbommen in Hedel. Er is een behandelindicatie voor 15 sessies. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat benadeelde op andere wijze in de persoon is aangetast gelet op de ernst van de normschending, zoals hiervoor overwogen. Dit is aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 2.500,- vaststellen.
Wettelijke rente, schadevergoedingsmaatregel en hoofdelijke aansprakelijkheid
Verdachte is ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 3] wettelijke rente verschuldigd vanaf 1 januari 2024 voor wat betreft de immateriële schade van € 2.000,- en vanaf 24 juli 2024 voor wat betreft de materiële schade van € 323,24. Verdachte is vanaf 1 januari 2024 wettelijke rente verschuldigd over alle toegewezen bedragen in de overige vorderingen.
De rechtbank ziet aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van de toegewezen bedragen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen. Het aantal dagen vervangende hechtenis per toegekende vordering is terug te vinden in het dictum van dit vonnis.
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachten ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) aansprakelijk zijn. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachten de schade hebben vergoed.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 46, 47, 55, 57, 141, 157, 300 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder feit 3 primair ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren;
 bepaalt dat deze een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten één jaar, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 veroordeelt verdachte in verband met het bewezenverklaarde onder feit 2 tot en met 5 tot betaling van schadevergoeding aan de hieronder genoemde benadeelde partijen aan materiële schade en smartengeld. De vorderingen worden telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2024 tot aan de dag dat de hele bedragen zijn betaald, met uitzondering van het deel van de vordering van benadeelde [slachtoffer 3] dat ziet op de materiële schade. Dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 juli 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald:
Benadeelde partij Toegewezen bedrag
[slachtoffer 12] € 800,- bestaande uit smartengeld;
[slachtoffer 13] € 800,- bestaande uit smartengeld;
[slachtoffer 14] € 800,- bestaande uit smartengeld;
[slachtoffer 15] € 800,- bestaande uit smartengeld;
[slachtoffer 16] € 800,- bestaande uit smartengeld;
[slachtoffer 17] € 800,- bestaande uit smartengeld;
[slachtoffer 7] € 1.250,- bestaande uit smartengeld;
[slachtoffer 5] € 1.250,- bestaande uit smartengeld;
[slachtoffer 8] € 1.250,- bestaande uit smartengeld;
[slachtoffer 6] € 1.250,- bestaande uit smartengeld;
[slachtoffer 1] € 1.250,- bestaande uit smartengeld;
[slachtoffer 18] € 1.250,- bestaande uit smartengeld;
[slachtoffer 2] € 800,- bestaande uit smartengeld;
[slachtoffer 10] € 1.250,- bestaande uit smartengeld;
[slachtoffer 11] € 800,- bestaande uit smartengeld;
[slachtoffer 3] € 2.323,42 (bestaande uit € 2.000,- aan smartengeld en € 323,42 aan materiële schade)
[slachtoffer 4] € 2.000,- bestaande uit smartengeld;
[slachtoffer 19] € 1.750,- bestaande uit smartengeld;
[slachtoffer 20] € 2.500,- bestaande uit smartengeld;
 verklaart de benadeelde partijen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 10] en [slachtoffer 11] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade/smartengeld;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partijen in deze procedure hebben gemaakt en de kosten die de benadeelde partijen mogelijk nog moeten maken om de toegewezen bedragen betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de hieronder genoemde benadeelde partijen, de hieronder genoemde bedragen aan materiële schade dan wel smartengeld te betalen. De vorderingen worden telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2024 tot aan de dag dat de hele bedragen zijn betaald, met uitzondering van het deel van de vordering van benadeelde [slachtoffer 3] dat ziet op de materiële schade. Dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 juli 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als deze bedragen niet worden betaald, kan het hieronder genoemde aantal dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt:
Benadeelde partij Toegewezen bedrag Aantal dagen gijzeling
[slachtoffer 12] € 800,- 16 dagen
[slachtoffer 13] € 800,- 16 dagen
[slachtoffer 14] € 800,- 16 dagen
[slachtoffer 15] € 800,- 16 dagen
[slachtoffer 16] € 800,- 16 dagen
[slachtoffer 17] € 800,- 16 dagen
[slachtoffer 7] € 1.250,- 22 dagen
[slachtoffer 5] € 1.250,- 22 dagen
[slachtoffer 8] € 1.250,- 22 dagen
[slachtoffer 6] € 1.250,- 22 dagen
[slachtoffer 1] € 1.250,- 22 dagen
[slachtoffer 18] € 1.250,- 22 dagen
[slachtoffer 2] € 800,- 16 dagen
[slachtoffer 10] € 1.250,- 22 dagen
[slachtoffer 11] € 800,- 16 dagen
[slachtoffer 3] € 2.323,42 33 dagen
[slachtoffer 4] € 2.000,- 30 dagen
[slachtoffer 19] € 1.750,- 27 dagen
[slachtoffer 20] € 2.500,- 35 dagen
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partijen in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachten (een deel van) het schadebedrag betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.M. Bögemann (voorzitter), mr. M.L. Braaksma en mr. E.H.T. Rademaker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V. Buscop, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 december 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, onderzoeksnummer ON5R024002 gesloten op 29 mei 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 24-36.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 829, met bijlagen p. 832-845.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 348-350.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 632-643.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1386-1412.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1266-1280.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1216-1247.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 815, met bijlagen, p. 817-818.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1441-1442.
11.NFI-rapportage, deskundigenverklaring mortieren en shells, p. 889-898.
12.Proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk, p. 899-931.
13.TNO-rapport, p. 1018.
14.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 en 27 november 2024.
15.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 53-54, en proces-verbaal van bevindingen, p. 55-56.
16.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] , p. 61, en proces-verbaal van bevindingen, p. 63.
17.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 72, en proces-verbaal van bevindingen, p. 74-75.
18.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , p. 115 en proces-verbaal van bevindingen, p. 117-120.
19.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [slachtoffer 1] , p. 58 en als bijlage de medische verklaring, p. 60.
20.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [slachtoffer 3] , p. 66, met als bijlage de brief van de KNO-arts d.d. 3 januari 2024 betreffende [slachtoffer 3] , p. 70-71.
21.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [slachtoffer 2] , p. 77.
22.Bijlage huisartsenjournaal, p. 121.
23.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 7] , p. 103, proces-verbaal van bevindingen, p. 105-106.
24.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 18] , p. 157, proces-verbaal van bevindingen, p. 159-161.
25.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 10] , p. 80, proces-verbaal van bevindingen, p. 82-83.
26.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 11] , p. 88-89, proces-verbaal van bevindingen, 92-93.
27.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 8] , p. 125, proces-verbaal van bevindingen, p. 127-128.
28.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 5] , p. 134, proces-verbaal van bevindingen, p. 136-138.
29.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 6] , p. 143, proces-verbaal van bevindingen, p. 151-153.
30.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever, p. 108-110, met bijlage het inzetbaarheidsadvies, p. 111-114.
31.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever, p. 130, met bijlage het huisartsenjournaal, p. 132-133.
32.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever, 140-141, met als bijlage het huisartsenjournaal, p. 142.
33.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever, p. 154, met als bijlage de medische verklaring, p. 156.
34.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever, p. 163-165, met als bijlage de medische verklaring, p. 166.
35.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever, p. 85-86, met als bijlage het journaal Medisch Centrum Sint Anna [slachtoffer 10] , p. 87.
36.Proces-verbaal van aangifte, p. 88-89, met als bijlage de medische verklaring p. 90.
37.Proces-verbaal van doorzoeking, p. 1566-1567.
38.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1665-1666.
39.Proces-verbaal van bevindingen, 1838-1847, en fotobijlage op p. 2242.
40.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1663-1664.