ECLI:NL:RBGEL:2024:9393
Rechtbank Gelderland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatig ontslag op staande voet en toewijzing van vergoedingen aan werkneemster
In deze zaak heeft de kantonrechter op 27 september 2024 uitspraak gedaan over een verzoek van een werkneemster die op staande voet was ontslagen door haar werkgever. De werkneemster, die sinds 4 januari 2022 in dienst was, meldde zich op 20 maart 2024 ziek. De werkgever heeft haar op 23 mei 2024 ontslagen, stellende dat er sprake was van werkweigering en een verstoorde werkrelatie. De werkneemster betwistte de rechtsgeldigheid van het ontslag en verzocht de kantonrechter om te verklaren dat het ontslag onregelmatig was gegeven. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever niet had aangetoond dat er een dringende reden voor het ontslag was, aangezien de werkneemster zich ziek had gemeld en de werkgever geen bedrijfsarts had ingeschakeld. De kantonrechter concludeerde dat het ontslag op staande voet onrechtmatig was en heeft de werkgever veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding, een billijke vergoeding, en de uitbetaling van niet-genoten vakantiedagen. Daarnaast werd de werkgever veroordeeld tot het verstrekken van een bruto-netto specificatie van de betalingen en tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft de proceskosten voor de werkgever vastgesteld en het verzoek van de werkneemster om een dwangsom voor de specificatie afgewezen.