ECLI:NL:RBGEL:2024:9269

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
05/068336-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake mishandeling en verkrachting met betrekking tot meerdere slachtoffers

Op 20 december 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere ernstige misdrijven, waaronder verkrachting en mishandeling. De verdachte, geboren in Burkina Faso en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, stond terecht voor het seksueel geweld tegen twee slachtoffers en de mishandeling van zijn vader. De rechtbank heeft de zaak behandeld in een meervoudige kamer en de zittingen vonden plaats in Zutphen. De officier van justitie heeft betoogd dat er voldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten, terwijl de verdediging aanvoerde dat de verdachte vrijgesproken moest worden wegens gebrek aan bewijs.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de slachtoffers, die in de meeste gevallen het enige bewijs vormden, niet voldoende waren om tot een bewezenverklaring te komen. Dit was vooral van toepassing op de beschuldigingen van verkrachting, waar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers niet ondersteund werden door ander bewijs, zoals getuigenverklaringen of fysiek bewijs. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de feiten 1, 2 en 3, die betrekking hadden op de verkrachtingen en mishandelingen van de slachtoffers. Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan de mishandeling van zijn vader, waarbij hij met geweld en bedreiging handelde.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaren, met daarnaast een aantal vrijheidsbeperkende maatregelen, waaronder een contactverbod met de slachtoffers en een gebiedsverbod rond de woning van zijn vader. De rechtbank heeft ook de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de feiten waarop deze vorderingen betrekking hadden. De uitspraak is gedaan door een panel van drie rechters, onder leiding van voorzitter mr. W.H.S. Duinkerke.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/068336-24
Datum uitspraak : 20 december 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats] (Burkina Faso), zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.
Raadsvrouw: mr. I.E. Leenhouwers, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode tussen
1 maart 2023 en 9 augustus 2023
te Nijmegen, in elk geval in Nederland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of
een andere feitelijkheid,
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer
handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ,
te weten
het brengen/duwen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1] en/of
het brengen/duwen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] en/of
het brengen/duwen van zijn penis in de anus van die [slachtoffer 1] ,
welk geweld en/of een andere feitelijkheid en/of welke bedreiging met
geweld of een andere feitelijkheid, hierin heeft/hebben bestaan dat
verdachte opzettelijk,
die [slachtoffer 1] bij de haren heeft gepakt en/of aan haar haren heeft getrokken
en/of
het hoofd van die [slachtoffer 1] zo hard naar beneden heeft geduwd en/of
(daarbij) zijn penis zo diep in haar mond heeft geduwd, dat die [slachtoffer 1]
moest kokhalzen en/of
die [slachtoffer 1] aan haar handen en/of enkels/voeten (aan het bed) heeft
vastgebonden en/of
tegen die [slachtoffer 1] (onder meer) heeft gezegd dat zij het (door haar aan
verdachte geleende) geld niet zou terugkrijgen, als zij niet zou stoppen
met zeuren en/of dat zij naar hem moest luisteren, anders gaat het fout
en/of dat zij incapabel was en/of dat zij inmiddels wel wist hoe hij kan
zijn en/of dat het haar eigen schuld was en/of dat zij het zelf in de hand
had, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
-toen die [slachtoffer 1] aan verdachte vroeg of hij niet bang was dat zij het aan de
politie of iemand anders zou vertellen-
die [slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd: “De politie kan mij niets maken”
en/of “Je krijgt de kans niet eens” en/of “Als je dat doet, dan steek ik je
huis in de fik en/of dan ga ik je ouders opzoeken en/of dan steek ik het
huis van je ouders in de fik” en/of “Ik stuur mensen op jouw ouders en
broer af” en/of “Als ik dat wil, dan kan ik jou doodmaken”, althans
woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
een waterkoker met daarin gekookt, althans zeer heet water boven het
hoofd van die [slachtoffer 1] heeft houden en/of (daarbij) die [slachtoffer 1] de woorden
heeft toegevoegd: “Als ik dit hete water over je mooie gezichtje moet
gooien, dat boeit met niet, Ik ben zo” en/of “Dan maak ik je toch dood.
Dan ga ik ervoor zitten, dat maakt mij niet uit”, althans woorden van
gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
misbruik/gebruik heeft gemaakt van zijn geestelijke overwicht over die
[slachtoffer 1] en/of
misbruik/gebruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht over die [slachtoffer 1]
en/of
meerdere malen voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale
signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer 1] en/of
(aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie en/of
afhankelijkheidssituatie heeft doen ontstaan, waaraan die [slachtoffer 1] zich niet
kon of durfde te onttrekken;
2.
hij op of omstreeks 1 augustus 2023 te Nijmegen, in elk geval in
Nederland,
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door
die [slachtoffer 1] bij de haren vast te pakken en/of aan de haren van de gang
naar het bed te trekken en/of
-toen de [slachtoffer 1] van het bed wilde opstaan-
die [slachtoffer 1] stevig vast te pakken en/of
die [slachtoffer 1] met de hand(en) en/of de vuist(en) tegen de slaap en/of tegen
het oor, althans tegen het hoofd te slaan en/of te stompen en/of
die [slachtoffer 1] aan de haren vanaf de grond op het bed te trekken en/of
bovenop die [slachtoffer 1] te gaan zitten en/of (vervolgens) zijn onderarm met
kracht op de keel van die [slachtoffer 1] te drukken en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer 1]
te zeggen dat ze stil moest zijn en/of dat dit haar eigen schuld is en/of
dat zij niet zo stoer moet praten en/of
de armen en/of voeten van die [slachtoffer 1] vast te binden en/of de ogen van
die [slachtoffer 1] met een band af te dekken en/of
(vervolgens) die [slachtoffer 1] met drumstokken, althans met een voorwerp,
meermalen over haar hele lichaam te slaan;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode tussen
22 augustus 2021 en 10 september 2021
te Nijmegen, in elk geval in Nederland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of
een andere feitelijkheid,
[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer
handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] ,
te weten
het brengen/duwen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 2] en/of
het brengen/duwen van zijn tong in de vagina, althans tussen de
schaamlippen van die [slachtoffer 2] ,
welk geweld en/of een andere feitelijkheid en/of welke bedreiging met
geweld of een andere feitelijkheid, hierin heeft/hebben bestaan dat
verdachte,
terwijl die [slachtoffer 2] op voorhand duidelijk kenbaar had gemaakt geen
seks met verdachte te willen, opzettelijk,
bij die [slachtoffer 2] in bed is gekropen en/of
op onverhoedse wijze, althans zonder toestemming van die [slachtoffer 2]
op die [slachtoffer 2] is gaan liggen en/of
misbruik/gebruik heeft gemaakt van zijn geestelijke overwicht over die
[slachtoffer 2] en/of
misbruik/gebruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht over die [slachtoffer 2]
en/of
meerdere malen voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale
signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer 2] en/of
(aldus) voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie en/of
afhankelijkheidssituatie heeft doen ontstaan, waaraan die [slachtoffer 2] zich
niet kon of durfde te onttrekken;
4.
hij op of omstreeks 6 november 2023 te Nijmegen, in elk geval in
Nederland,
zijn vader [slachtoffer 3] , tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat,
heeft mishandeld door
die [slachtoffer 3] , met kracht, een of meerdere malen
met de vuist(en) op/tegen de borst en/of in het gezicht en/of tegen het
hoofd te stompen en/of te slaan en/of
met een behangrol, althans met een voorwerp, tegen de borst en/of
tegen het hoofd te slaan en/of
aan de haren te trekken;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte van alle ten laste gelegde feiten zou moeten worden vrijgesproken. Samengevat is voor alle feiten aangevoerd dat er onvoldoende bewijsmiddelen zijn die de verklaringen van aangevers ondersteunen.
Beoordeling door de rechtbank
Zedenzaken kenmerken zich doorgaans door het feit dat slechts twee personen aanwezig zijn bij de vermeende seksuele handelingen: het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Ook in de onderhavige zaken zou dit het geval zijn geweest.
Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. De vraag of aan dit bewijsminimum is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval (vgl. ECLI:NL:HR:2010:BK2094). Twee getuigenverklaringen uit dezelfde bron resulteren niet in twee te onderscheiden bewijsgronden die als uitvloeisel van de ‘unus-testis’-regel minimaal zijn vereist ter onderbouwing van de bewezenverklaring als geheel. De strekking van artikel 342, tweede lid Sv noopt dus tot bijkomend bewijs uit een van die getuige onafhankelijke bron. Voorts gaat het niet slechts – kwantitatief – om het aantal bronnen van redengevende bewijsgronden, maar ook om de vraag of de aangifte in voldoende mate – kwalitatief – wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal, dat wil zeggen: voldoende wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal uit andere bron. Anders gezegd: er dient een inhoudelijk verband te bestaan tussen de verklaring van de getuige en het overige gebezigde bewijsmateriaal. Indien een dergelijk verband ontbreekt, zal ‘onvoldoende steun’ bestaan (vgl. ECLI:NL:HR:2009:BG7746).
Een en ander mag niet verward worden met een oordeel over de geloofwaardigheid van een getuige, want dat staat hier volledig los van; een getuige kan zeer geloofwaardig verklaren, maar dan nog dient om tot een bewezenverklaring te kunnen komen ander bewijs voorhanden te zijn.
Met dat uitgangspunt komt de rechtbank tot de volgende overwegingen.
Ten aanzien van feit 1 (verkrachting [slachtoffer 1] ):
Voor het geweld en dreigen met geweld als dwangmiddel bij de verkrachting, zoals aan verdachte ten laste gelegd, geldt dat de door aangeefster afgelegde verklaring ten tijde van het informatief gesprek zeden en haar aangifte het enige rechtstreekse bewijs vormen waaruit zou kunnen volgen dat de ten laste gelegde handelingen hebben plaatsgevonden. De whatsappgesprekken tussen aangeefster en [naam] betreffen een verklaring uit één en dezelfde bron, namelijk aangeefster. Datzelfde geldt voor de verklaring van therapeut Voeten.
Die stukken zijn dus niet twee te onderscheiden bewijsmiddelen die minimaal zijn vereist om op grond van de unus testis-regel tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Wat de ‘andere feitelijkheden’ betreft: aangeefster heeft verklaard tussen februari 2023 en augustus 2023 een relatie met verdachte te hebben gehad. In het informatief gesprek heeft aangeefster aangegeven dat die relatie op seks was gericht. Volgens aangeefster was verdachte erg gefixeerd op orale seks en dat begon haar op een gegeven moment erg tegen te staan. Maar zij besefte zelf pas dat dat tegen haar zin was toen ze nekklachten kreeg. Ze merkte ook dat als ze deed wat hij zei, ze liefde van hem kreeg, hetgeen op een gegeven moment de drijfveer voor haar was om dingen te doen. Onderdeel van de relatie tussen aangeefster en verdachte was ook BDSM, waarbij aangeefster zelf heeft voorgesteld dat verdachte haar zou vastbinden aan het bed. Zij merkte daarna dat ze het niet fijn vond dat ze strak was vastgebonden, maar gaf dat niet aan. Wanneer verdachte seks wilde, dan deed aangeefster dat, zij liet daarbij niet blijken dit niet te willen. Op 5 augustus 2023 heeft aangeefster nog een whatsapp naar verdachte verstuurd met de tekst ‘ik heb heeeeeel veel zin om aan je pik te sabbelen’. Aangeefster heeft verklaard dat zij voor de laatste keer seks met verdachte heeft gehad op 6 augustus 2023. Volgens aangeefster was dit om hem tevreden te stellen, maar ze had het zelf voorgesteld. Uit het voorgaande volgt dat, als aangeefster zich gedwongen heeft gevoeld seks met verdachte te hebben door bijvoorbeeld zijn psychisch overwicht of omdat ze hem geld had geleend, onvoldoende vaststaat dat dit ook voor verdachte kenbaar moet zijn geweest.
Dat meerdere meisjes melding hebben gemaakt van vervelende seksuele ervaringen en - in hun beleving - grensoverschrijdend gedrag van verdachte, maakt dit niet anders, nu die ervaringen geen dusdanig specifieke overeenkomsten vertonen met de ervaringen waarover aangeefster heeft verklaard, dat dit (middels schakelbewijs) voldoende steunbewijs voor verkrachting kan opleveren. Ook de verklaringen van andere getuigen over het manipulatieve karakter van verdachte leveren geen steunbewijs op voor de verklaring van aangeefster over de ten laste gelegde verkrachting.
Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2 (mishandeling [slachtoffer 1] )
Om dezelfde reden zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de mishandeling van [slachtoffer 1] , nu ook voor dat feit het enige bewijsmiddel de verklaring van aangeefster is en er geen ander bewijsmiddel is in de vorm van bijvoorbeeld getuigen of geconstateerd letsel.
Ten aanzien van feit 3 (verkrachting [slachtoffer 2] )
In het licht van het hiervoor geschetste kader van de ‘unus-testis’-regel stelt de rechtbank vast dat ook ten aanzien van de ten laste gelegde verkrachting van [slachtoffer 2] de verklaringen van aangeefster het enige rechtstreekse bewijs vormen. De verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] komen (indirect) van aangeefster zelf, dus uit één en dezelfde bron.
De verklaring van getuige [getuige 3] dat verdachte seks heeft gehad met [slachtoffer 2] , kan ook geen steunbewijs opleveren, aangezien uit zijn verklaring niet blijkt dat hij dit zelf heeft gezien of dat hij dit bijvoorbeeld van iemand anders heeft gehoord. Nog daargelaten de vraag of, indien vastgesteld kan worden dat er sprake is geweest van seksueel binnendringen, ook bewezen zou kunnen worden dat dit onder dwang heeft plaatsgevonden.
Verdachte zal daarom ook van dit feit worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 4 (mishandeling van zijn vader)
Verdachtes vader [slachtoffer 3] heeft verklaard dat verdachte op 6 november 2023 in Nijmegen bij hem op bezoek kwam. Toen verdachte de inrichting wilde veranderen en zijn vader dat niet wilde, werd verdachte boos en gewelddadig. Verdachte sloeg zijn vader toen met zijn vuisten tegen de borst, waarna die hevige pijn voelde. Daarna sloeg verdachte hem met een behangrol tegen het lichaam en het hoofd. Ook trok verdachte hem aan de haren en sloeg hem met gebalde vuisten. Hierdoor kreeg aangever een bloeduitstorting op zijn linkeroog. Toen aangever weg wilde gaan via de achterdeur en de achtertuin, liep verdachte achter hem aan en trok hij hem weer tegen zijn wil de woning in. Aangever riep toen om hulp. Verdachte verliet vervolgens de woning via de achtertuin waar hij de achterpoort vernielde. [2]
Getuige [getuige 4] , buurman van aangever, heeft verklaard die dag heel hard “Help! Help! Help!” te hebben gehoord vanuit de achtertuin. Hij keek toen over de schutting en zag dat aangever op harde wijze naar binnen werd getrokken door verdachte. Verdachte had aangever bij de nek vast en trok hem met een kracht van meer dan geringe betekenis naar binnen. Aangever stribbelde hevig tegen door naar de grond te zakken. [3]
De verbalisanten die ter plaatse zijn gegaan, zagen dat aangever een blauwe verkleuring had op zijn rechterzij. Ook zagen ze dat aangever een verdikking had bij zijn linkeroog en dat het oog rood verkleurd was. Verder zagen ze goederen op de grond liggen die daar niet hoorden en zagen ze dat de poort van de achtertuin kapot was. [4]
De aangifte wordt ondersteund door de verklaring van [getuige 4] en de bevindingen van verbalisanten. De verklaring van verdachte dat hij zijn vader alleen maar stevig heeft geknuffeld acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig.
De rechtbank acht deze mishandeling dan ook wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks6 november 2023 te Nijmegen,
in elk geval in
Nederland,
zijn vader [slachtoffer 3] , tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] , met kracht,
een ofmeerdere malen met de vuist
(en
)op/tegen de borst en
/ofin het gezicht en
/oftegen het hoofd te stompen
en/of te slaanen
/of
met een behangrol,
althans met een voorwerp,tegen de borst en
/of
tegen het hoofd te slaan en
/of
aan de haren te trekken;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, begaan tegen zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

In de pro justitia rapportage van psychiater A. van der Waal, gedateerd 27 september 2024, wordt geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken en een stoornis in het gebruik van cannabis. Een seksueel-sadismestoornis kon niet worden aangetoond of uitgesloten. Ten tijde van de tenlasteleggingen was in elk geval sprake van deze problematiek. Er kan echter geen uitspraak worden gedaan over de toerekenbaarheid van verdachte, omdat het gaat om een ontkennende verdachte en geen delictscenario’s konden worden opgesteld.
Psycholoog H. Baas komt in de pro justitia rapportage van 4 oktober 2024 tot dezelfde conclusies.
De rechtbank stelt vast dat het niet anders kan dan dat de “andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken” in elk geval enige rol heeft gespeeld in de bewezenverklaarde mishandeling en zal verdachte daarom verminderd toerekeningsvatbaar verklaren.
Verdachte is daarmee echter nog steeds strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte volledig uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor alle ten laste gelegde feiten:
  • wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaren;
  • de ongemaximeerde maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege wordt opgelegd;
  • de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking (38z Sr) wordt opgelegd;
  • een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr wordt opgelegd voor de duur van 5 jaar, inhoudende een contact- en locatieverbod met [slachtoffer 1] , een contactverbod met [slachtoffer 2] en een locatieverbod met [slachtoffer 3] , met toepassing van de vervangende hechtenis van 7 dagen per overtreding.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat aan verdachte geen straf wordt opgelegd die het voorarrest overstijgt.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een brute mishandeling van zijn vader. Hiermee heeft hij niet alleen de lichamelijk integriteit van zijn vader ernstig geschonden, hij heeft het ook nog gedaan in de woning van zijn vader, een plek waar die zich bij uitstek veilig zou moeten voelen. De rechtbank rekent dat verdachte zwaar aan. Verdachte neemt geen verantwoordelijkheid voor het feit en ontkent tegen beter weten in.
Daar komt bij dat uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij al vaker is veroordeeld voor huiselijk geweld. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend.
De rechtbank ziet in de houding van verdachte, zijn strafblad en het hoge recidiverisico, ook reden aan verdachte ter voorkoming van strafbare feiten tevens een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen ex artikel 38v Sr, in de vorm van een gebiedsverbod rond de woning van zijn vader.
Om dezelfde reden zal de rechtbank aan verdachte de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht opleggen. Er is voldaan aan de formele eisen die de wet stelt voor het opleggen van deze maatregel. De rechtbank acht het opleggen van deze maatregel aangewezen ter bescherming van de algemene veiligheid van personen en goederen.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben in verband met de ten laste gelegde feiten 1 en 2 ( [slachtoffer 1] ) en 3 ( [slachtoffer 2] ) een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert € 55.035,34 aan materiële schade en € 22.500,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert € 385,00 aan materiële schade en € 11.500,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Door de benadeelde partijen is ook oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Nu de verdachte wordt vrijgesproken van de feiten waar de vorderingen betrekking op hebben, zullen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vordering.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 38v, 38z, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Opheffing voorlopige hechtenis

Gelet op de beslissingen in deze zaak, heeft de rechtbank de voorlopige hechtenis van verdachte bij afzonderlijke beslissing van 25 november 2024 reeds opgeheven.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op, inhoudende dat veroordeelde zich voor de duur van vijf jaren niet zal ophouden binnen een straal van 100 meter rond de woning van [slachtoffer 3] aan het [adres] in [plaats] ;
 legt aan verdachte op de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.H.S. Duinkerke (voorzitter), mr. A.P. Sno en mr. B.F.M. Klappe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.T.P.M. van Aarssen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 december 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, Dienst Regionale Rechterche opgemaakte proces-verbaal, nummer 2024091115, gesloten op 24 april 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 322-323.
3.Proces-verbaal van verhoor [getuige 4] , p. 336.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 312.