Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.De procedure
2.De feiten
“Beide partijen zullen zich inzetten voor en meewerken aan het realiseren van indeplaatsstelling door huurder ten opzichte van de hoofdverhuurders van de percelen bedoeld in artikel 1.1 van deze overeenkomst.”
“(…)
In deze overeenkomst is in artikel 9.9 het volgende bepaald:
“Deze huurovereenkomst wordt gesloten onder de ontbindende voorwaarde dat verhuurder met de huurder vanaf 01-12-2004 (Texaco Nederland BV, inmiddels Delek) een indeplaatsstellings-cq beeindigingsovereenkomst kan bereiken per de ingangsdatum van deze huurovereenkomst. Indien verhuurder om welke reden dan ook hierin niet slaagt is deze huurovereenkomst van rechtswege vervallen, terwijl geen van beide partijen enig recht heeft op een schadevergoeding danwel een andere wijze van schadeloosstelling, uit welke hoofde dan ook.”
“schadevordering mei 2013 n.a.v. indeplaatsstelling d.d. 9 mei 2012”, waarin de volgend passages voorkomen:
“(…)
3.Het geschil
a. voor recht verklaart dat [gedaagde] jegens haar is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst van opdracht dan wel onrechtmatig heeft gehandeld en uit dien hoofde aansprakelijk is tot vergoeding aan haar van alle daardoor geleden schade;
4.De beoordeling
Deze vordering verjaart door verloop van 5 jaar (artikel 3:310 lid 1 BW).
Nu [gedaagde] geen kopie heeft gemaakt van het dossier dat hij aan [eiser] ter beschikking heeft gesteld, komt het voor zijn rekening en risico dat niet bewezen kan worden dat Delek (EG) de stuitingsbrief heeft ontvangen.
-in weerwil van hetgeen [eiser] heeft gesteld- daarin aanwezig is, niet honoreren. [gedaagde] heeft immers niet bestreden dat de advocaat van [eiser] zijn advocaat meerdere keren heeft uitgenodigd om het dossier op zijn kantoor te komen inzien, maar dat zijn, [gedaagde] , advocaat daarvan geen gebruik wenste te maken. Daarbij komt dat [gedaagde] zelf betwijfelt of het dossier na al die jaren nog compleet is, hetgeen afbreuk doet aan zijn belang om het dossier alsnog te kunnen inzien.
1. Schending van haar inspanningsverplichting tot indeplaatsstelling door de daartoe strekkende vordering niet tijdig in te stellen waardoor die vordering in rechte is afgewezen;
“alle materialen en installaties die tezamen de werkzame inrichting van het tankstation vormen”) en alle rechten en vergunningen noodzakelijk voor de aanwezigheid en exploitatie van het tankstation een wezenlijk bestanddeel vormen van het in het gehuurde
Uit het enkele feit dat het gerechtshof Arnhem in zijn arrest van 5 oktober 2010 het vonnis van de kantonrechter te Nijmegen heeft bekrachtigd zonder aandacht te besteden aan de vraag of sprake was van bedrijfsoverdracht, kan -anders dan [eiser] stelt- niet de conclusie worden getrokken dat indien het hof (anders dan de kantonrechter tot het oordeel zou zijn gekomen dat Delek niet te laat was met zijn vordering tot indeplaatsstelling) wel tot het oordeel zou zijn gekomen dat er sprake was van overdracht van het in het gehuurde uitgeoefende bedrijf. Het hof heeft het kennelijk niet nodig gevonden om met een overweging ten overvloede aan te geven dat de vordering ook indien deze tijdig zou zijn ingesteld eveneens zou zijn afgewezen.
Daarbij komt dat [eiser] niet heeft betwist dat hij jegens [betrokkene 1] tekort is geschoten met de betaling van huur voor de naast het tankstation gelegen parkeerplaatsen en zowel de kantonrechter als het hof van oordeel zijn dat [betrokkene 1] niet gehouden is om in te stemmen met contractovername. Daardoor is het bovendien nog maar zeer de vraag of in een indeplaatsstellingsprocedure, indien deze tijdig zou zijn gestart door Delek en wel sprake zou zijn geweest van een bedrijfsoverdracht, de belangenafweging in het voordeel van [eiser] zou zijn uitgevallen. Ook dit staat eraan in de weg om te oordelen dat indien Delek de indeplaatsstellingsprocedure tijdig zou zijn gestart er een reële kans zou zijn geweest dat die vordering zou zijn toegewezen.
de hierboven vermelde huurovereenkomst” (waarmee geen andere overeenkomst kan zijn bedoeld dan de in de aanhef van de indeplaatsstellingsovereenkomst vermelde tussen [betrokkene 1] en Delek gesloten huurovereenkomst van 1 december 2004) per 1 december 2011 over te schrijven op naam van [eiser] en verklaart [betrokkene 1] zich bereid daarmee in te stemmen. In lid 5 van de indeplaatsstellingsovereenkomst verklaart [betrokkene 1] zich akkoord met de door Delek voorgestelde overname van de huurovereenkomst in die zin dat de huurovereenkomst van 1 december 2004 met ingang van 1 december 2011 geacht moet worden onverkort en algeheel te zijn voortgezet tussen [betrokkene 1] en [eiser] . Tevens is bepaald dat [betrokkene 1] en [eiser] zich over en weer verplichten de huurovereenkomst onverkort en algeheel na te komen. Met de huurovereenkomst in deze laatste zin kan geen andere overeenkomst zijn bedoeld dan de voortgezette huurovereenkomst van 1 december 2004.
“per de ingangsdatum van deze huurovereenkomst”in vervulling is gegaan. Uit de indeplaatsstellingsovereenkomst valt geen andere conclusie te trekken dan dat de huurvoorwaarden van de overeenkomst van 1 december 2004 nog onverkort van toepassing zijn.
1 december 2004. In de visie van [eiser] had het dan toch meer voor de hand gelegen dat in de indeplaatsstellingsovereenkomst zou zijn opgenomen dat de ontbindende voorwaarde uit de overeenkomst van 10 november 2011 niet is vervuld, waardoor deze laatste overeenkomst tussen [betrokkene 1] en [eiser] heeft te gelden.