8.De beoordeling van de civiele vorderingen
De volgende benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd en een vordering tot schadevergoeding ingediend als volgt:
- [benadeelde 1] , de [naam 1] van [slachtoffer] , vordert de volgende bedragen: 1) € 11.559,91 aan kosten voor de uitvaart van [slachtoffer] , 2) € 3.764 aan kosten voor private opsporing 3)
€ 17.500,- aan affectieschade en 4) € 250,- proceskosten;
- [benadeelde 2] , de [naam 2] van [slachtoffer] , vordert de volgende bedragen: 1) € 764,52 aan kosten voor niet geheel vergoede behandeling, 2) € 17.500,- aan affectieschade en 3) € 15.000,- aan schokschade;
- [benadeelde 3] , de [naam 3] van [slachtoffer] , vordert de volgende bedragen: 1) € 800,66 aan kosten voor niet geheel vergoede behandeling en 2) € 15.000,- aan schokschade;
- [benadeelde 4] , de [naam 3] van [slachtoffer] , vordert € 15.000,- aan schokschade;
- [benadeelde 5] , de [naam 4] van [slachtoffer] , vordert de volgende bedragen: 1) € 772,53 aan kosten voor niet geheel vergoede behandeling en 2) € 15.000,- aan schokschade.
Alle benadeelde partijen vorderen de wettelijke rente over de gevorderde bedragen en verzoeken om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partijen – behoudens de kosten voor private opsporing, zoals gevorderd door
[benadeelde 1] – kunnen worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Voor het overige deel aan schade heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering van [benadeelde 2] op het standpunt gesteld dat, gelet op de samenloop van de schokschade en de affectieschade, naar billijkheid en gelet op hetgeen in vergelijkbare gevallen wordt toegewezen een bedrag van € 7.500 aan schokschade kan worden toegewezen. De benadeelde partij dient voor het overige deel niet-ontvankelijk in de vordering van schokschade te worden verklaard, aldus de verdediging.
De verdediging heeft ten aanzien van de vorderingen van [benadeelde 3] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5] gesteld dat er wat de hoogte van het toe te wijzen bedrag aan schokschade betreft onderscheid moet worden gemaakt tussen [naam 5] , [naam 10] / [naam 6] en schoonfamilie. De verdediging heeft de rechtbank verzocht dit onderscheid te maken en de hoogte van de schadebedragen te schatten.
Overweging van de rechtbank
Affectieschade
De rechtbank zal aan de [naam 5] van [slachtoffer] , [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , ieder een bedrag van € 17.500,- toewijzen wegens affectieschade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 maart 2023 tot aan de dag van algehele voldoening. Zij vallen allebei - als ouder - binnen de kring van personen genoemd in artikel 6:108 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek die aanspraak kunnen maken op een vergoeding wegens affectieschade. De hoogte van het gevorderde bedrag is in overeenstemming met het Besluit vergoeding affectieschade en daarnaast is ook dit deel van de vordering niet betwist door de verdediging.
Schokschade
Vanwege de (gedeeltelijke) onderlinge samenhang tussen de vorderingen van de [naam 2] en de [naam 6] en de [naam 4] van het slachtoffer, zal de rechtbank deze vorderingen gezamenlijk bespreken.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 28 juni 2022 (ECLI:NL:HR:2022:958) over schokschade het volgende overwogen. Iemand die een ander door zijn onrechtmatige daad doodt of verwondt, kan – afhankelijk van de omstandigheden waaronder die onrechtmatige daad en de confrontatie met die daad of de gevolgen daarvan, plaatsvinden – ook onrechtmatig handelen jegens degene bij wie die confrontatie een hevige emotionele schok teweeg brengt. Gezichtspunten die een rol spelen bij de beoordeling van de onrechtmatigheid jegens degene bij wie een hevige emotionele schok is teweeggebracht als hiervoor bedoeld (hierna: het secundaire slachtoffer) zijn onder meer: - de aard, de toedracht en de gevolgen van de jegens het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad, waaronder de intentie van de dader en de aard en ernst van het aan het primaire slachtoffer toegebrachte leed;
- de wijze waarop het secundaire slachtoffer wordt geconfronteerd met de jegens het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad en de gevolgen daarvan. Daarbij kan onder meer worden betrokken of hij door fysieke aanwezigheid of anderszins onmiddellijk kennis kreeg van het onrechtmatige handelen jegens het primaire slachtoffer, of dat hij nadien met de gevolgen van dit handelen werd geconfronteerd. Bij een latere confrontatie kan een rol spelen in hoeverre zij onverhoeds was. Bij het aan dit gezichtspunt toe te kennen gewicht kan meewegen of het secundaire slachtoffer beroepsmatig of anderszins bedacht moest zijn op een dergelijke schokkende gebeurtenis;
- de aard en hechtheid van de relatie tussen het primaire slachtoffer en het secundaire slachtoffer, waarbij geldt dat bij het ontbreken van een nauwe relatie niet snel onrechtmatigheid kan worden aangenomen.
De rechter moet aan de hand van onder meer deze gezichtspunten in hun onderlinge samenhang beschouwd van geval tot geval beoordelen of sprake is van onrechtmatigheid, waarbij niet op voorhand aan een van deze gezichtspunten doorslaggevende betekenis toekomt. Als een van deze gezichtspunten geen duidelijke indicatie voor het aannemen van onrechtmatigheid geeft, kan onrechtmatigheid desondanks worden aangenomen als de omstandigheden daarvoor, bezien vanuit de overige gezichtspunten, voldoende zwaarwegend zijn.
Met betrekking tot de schokschade heeft de raadsvrouw van benadeelde partijen in dit verband – kort gezegd – het volgende aangevoerd:
- er is sprake van het van het leven beroven van een jonge vrouw, waarbij zij in haar eigen woning door verstikking om het leven werd gebracht en haar lichaam werd gedumpt in de berm, hetgeen naar zijn aard een ernstige normschending is die ernstige gevolgen heeft;
- het was extra schokkend hoe verdachte met het lichaam van het slachtoffer is omgegaan nadat zij was overleden, te weten dat hij haar in de bus heeft gelegd, naar het [plaats] is gereden en haar later midden in de nacht in de berm heeft gedumpt;
- de jonge vrouw had kort voor haar overlijden nog veel en intensief contact met haar familie, hetgeen ook blijkt uit het dossier;
- de [naam 5] , de [naam 6] en de [naam 4] van het slachtoffer zijn geconfronteerd met de plotselinge en gewelddadige dood van hun [naam 8] en ( [naam 9] ) [naam 3] ;
- de wijze waarop zij onverhoeds en onvermijdbaar zijn geconfronteerd met het overlijden van hun dierbare gebeurde op vreselijke wijze, omdat de identiteit van het slachtoffer niet kon worden vastgesteld en er een persbericht met een foto naar buiten werd gebracht;
- ten aanzien van [benadeelde 5] geldt dat hij werkzaam is als [Beroep] en de foto als één van de eersten zag en zijn partner [benadeelde 3] heeft ingelicht. Daarna hebben zij samen de [naam 5] en [naam 10] ingelicht.
- ten aanzien van [benadeelde 4] geldt dat zij het nieuwsbericht met de foto zag en een mailbericht van verdachte waarin hij aangaf dat hij [slachtoffer] niet kon bereiken. Toen kwam zij erachter dat de vrouw die was gevonden [slachtoffer] betrof;
- het beeld dat rondging in de media van hun overleden dochter en ( [naam 9] ) [naam 3] staat de nabestaanden nog ieder moment van de dag helder voor ogen en het overvalt hen op de momenten dat zij dit het minst verwachten;
- na de melding dat zij [slachtoffer] herkenden hebben zij het overleden lichaam van [slachtoffer] gezien en konden zij haar identificeren, waarbij zij het zichtbare letsel van [slachtoffer] ook met eigen ogen hebben waargenomen;
- de feiten en omstandigheden die na de vondst van het lichaam van [slachtoffer] bekend zijn geworden over de wijze waarop zij om het leven is gebracht, de informatie uit het procesdossier, waaronder de beelden van de wijze waarop [slachtoffer] werd aangetroffen en de verklaringen van verdachte over het doden van [slachtoffer] maken dat het onvermijdelijk is dat zij zich hiervan beelden vormen in hun hoofd en ieder hun eigen voorstelling hebben gemaakt van wat verdachte [slachtoffer] heeft aangedaan en hoe zij heeft geleden;
- de relatie tussen de benadeelde partijen en [slachtoffer] moet worden aangemerkt als een nauwe en persoonlijke relatie;
- er is sprake van geestelijk letsel bij de [naam 2] , de [naam 6] en de [naam 4] van [slachtoffer] .
De rechtbank gaat uit van de omstandigheden die zijn gesteld ter onderbouwing van de schokschade, dit wordt ook niet betwist. De benadeelde partijen hebben in het voegingsformulier en de bijlagen daarbij de vordering tot vergoeding van schokschade onderbouwd. Ook is de vordering ter terechtzitting nader toegelicht.
De rechtbank stelt vast dat bij de benadeelde partijen een hevige emotionele schok is teweeggebracht door de onverhoedse en onvermijdbare confrontatie met de directe gevolgen van het tenlastegelegde feit. Verdachte heeft [slachtoffer] gedood en letsels in haar halsstreek veroorzaakt en heeft haar vervolgens in de nacht zonder enig identiteitsbewijs in de berm achtergelaten. De identiteit van [slachtoffer] kon eerst niet worden vastgesteld, waardoor een persbericht met een foto van haar (gehavende) gezicht werd gepubliceerd. De benadeelde partijen werden direct geconfronteerd met die foto en het zichtbare letsel. Daarbij werd [benadeelde 5] , werkzaam als [Beroep] , als één van de eersten met de directe gevolgen van het feit geconfronteerd en heeft hij [benadeelde 3] ingelicht. [benadeelde 4] ontving een mailbericht van verdachte waarin hij zijn zorgen uitte omtrent het feit dat hij geen contact met [slachtoffer] kreeg. Dat alles heeft geleid tot psychisch letsel in de vorm van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld, te weten een andere gespecificeerde psychotrauma of stressorgerelateerde stoornis bij [benadeelde 2] en [benadeelde 5] , een acute stress stoornis bij
[benadeelde 3] en een posttraumatische stress stoornis bij [benadeelde 4] .
Gelet op het bovenstaande kan de benadeelde partij aanspraak maken op vergoeding van immateriële schade. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Samenloop schokschade en affectieschade ten aanzien van [benadeelde 2]
Naast een aanspraak op vergoeding van de immateriële schade die het gevolg is van het hiervoor bedoelde, door een hevige emotionele schok veroorzaakte geestelijk letsel, heeft [benadeelde 2] als [naam 2] van het primaire slachtoffer, ook een aanspraak op een vaste vergoeding op grond van de artikelen 6:107 lid 1, aanhef en onder b, BW en 6:108 lid 1 in verbinding met artikel 6:108 lid 3 BW ('affectieschade'). In zo'n geval van samenloop van deze aanspraken zal de rechter aan de hand van de omstandigheden van het geval naar billijkheid en schattenderwijs moeten afwegen in hoeverre bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding van de immateriële schade die het gevolg is van het hiervoor bedoelde, door de hevige emotionele schok veroorzaakte geestelijk letsel, rekening wordt gehouden met die aanspraak op affectieschade (HR 28 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:958). Naar het oordeel van de rechtbank is er op grond van billijkheid, hoewel wellicht sprake is van enige overlap wat betreft de schokschade en affectieschade, geen reden om de schokschade op een lager bedrag dan de gevorderde € 15.000,- te schatten. Dit gelet op de wijze waarop verdachte met het lichaam van [slachtoffer] is omgegaan en de door verdachte na haar overlijden verstuurde berichten en afgelegde verklaringen over de omstandigheden die tot de dood van [slachtoffer] , de dochter van [benadeelde 2] , hebben geleid.
Onderscheid in hoogte schadebedrag
Naar het oordeel van de rechtbank is er ten aanzien van de door [benadeelde 3] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5] gevorderde schokschade geen reden om wat betreft de hoogte van het schadebedrag te differentiëren op basis van de soort familierelatie en om de schokschade op een lager bedrag dan de gevorderde € 15.000,- te schatten. De rechtbank houdt in dit verband rekening met de relatie tussen de genoemde benadeelde partijen en [slachtoffer] , die voor allen moet worden aangemerkt als een nauwe en persoonlijke relatie, de confrontatie met de gevolgen van het feit die ook voor de [naam 6] en [naam 4] van [slachtoffer] onverhoeds en op vreselijke wijze plaatsvond en de gevolgen van de veroorzaakte schok voor de [naam 6] en [naam 4] van [slachtoffer] .
Naar maatstaven van billijkheid, rekening houdend met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare zaken plegen toe te wijzen, zal de rechtbank een bedrag van € 15.000,- aan [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5] aan schokschade toewijzen. Verdachte is vanaf 22 maart 2023 wettelijke rente over de toegewezen bedragen voor immateriële schade verschuldigd.
Kosten behandeling
De benadeelde partijen [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 5] hebben een bedrag van respectievelijk € 764,52, € 800,66 en € 772,53 gevorderd in verband met kosten die zijn gemaakt voor behandeling en welke niet geheel zijn gedekt door de verzekering. Zij hebben een specificatieoverzicht van hun verzekeraar overgelegd waaruit volgt dat deze kosten voor eigen rekening komen.
De vorderingen zijn op dit punt niet betwist. Daarom kan de vordering wat betreft deze kosten voor de bovenvermelde bedragen, respectievelijk € 764,52, € 800,66 en € 772,53 worden toegewezen. Verdachte is vanaf 8 januari 2024 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Kosten uitvaart
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft een bedrag van in totaal € 11.559,91 gevorderd in verband met kosten voor de uitvaart van het slachtoffer.
Op grond van het bepaalde in art. 6:108 lid 2 BW is de verdachte ook aansprakelijk voor de kosten van lijkbezorging van het stoffelijk overschot van het slachtoffer dat door het strafbaar feit is komen te overlijden.
De vordering is niet betwist. Daarom kan de vordering wat betreft deze kosten voor het bedrag van € 11.559,91 worden toegewezen. Verdachte is vanaf 20 april 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Kosten private opsporing
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft een bedrag van in totaal € 3.764,00 gevorderd in verband met kosten voor private opsporing, gemaakt ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid. De vordering is onderbouwd met een offerte van PSG recherche van 8 december 2023. Ter zitting heeft de raadsvrouw van de benadeelde partij de vordering niet nader onderbouwd en verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering van deze kosten te verklaren, aangezien de private opsporing nog niet is afgerond en nog geen resultaat heeft opgeleverd. Bij deze stand van zaken zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaring in de vordering van deze kosten.
Totaalbedragen
Dit maakt dat het totale bedrag aan schadevergoeding uitkomt op de navolgende bedragen:
- benadeelde partij [benadeelde 1] € 29.059,91;
- benadeelde partij [benadeelde 2] € 33.264,52;
- benadeelde partij [benadeelde 3] € 15.800,66;
- benadeelde partij [benadeelde 4] € 15.000,-;
- benadeelde partij [benadeelde 5] € 15.772,53
Proceskosten
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft een bedrag van € 250,- aan proceskosten gevorderd die zijn gemaakt in verband met het bewezenverklaarde feit, te weten kosten voor rechtsbijstand. De benadeelde partij heeft in dit verband een factuur overgelegd waaruit volgt dat hij een eigen bijdrage heeft moeten voldoen aan DAS rechtsbijstand ter hoogte van € 250,-. De rechtbank acht voldoende aannemelijk dat [benadeelde 1] deze kosten heeft gemaakt voor rechtsbijstand en zal de proceskosten op € 250,- begroten.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Als het toegewezen bedrag niet wordt betaald, kunnen de na te melden dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.