ECLI:NL:RBGEL:2024:7292

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
23 oktober 2024
Zaaknummer
420714
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke ontbinding van aannemingsovereenkomst met schadevergoeding na overlijden procespartij

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland op 16 oktober 2024, betreft het een geschil over een overeenkomst van aanneming tussen [eis in conv/verw in reconv] en [naam 1]. De overeenkomst, die een aanneemsom van € 2.611.350,29 omvatte, werd gesloten voor de verbouwing van een woning. Na het overlijden van [naam 1] werd de procedure hervat door de vereffenaar van de nalatenschap. [eis in conv/verw in reconv] vorderde betaling van openstaande facturen ter hoogte van € 427.053,95, gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst en schadevergoeding van € 238.196,70. De rechtbank oordeelde dat [ged in conv/eis in reconv sub 2] geen partij was bij de overeenkomst, waardoor de vorderingen tegen deze partij werden afgewezen. De rechtbank oordeelde echter dat [naam 1] tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst, wat leidde tot de gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst en toewijzing van de vorderingen tegen de vereffenaar. De rechtbank kende ook buitengerechtelijke incassokosten en beslagkosten toe, maar beperkte de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten tot het wettelijk vastgestelde tarief. De proceskosten werden toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/420714 / HA ZA 23-267 / 397 / 1854
Vonnis van 16 oktober 2024
in de zaak van
[eis in conv/verw in reconv],
gevestigd te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in voorwaardelijke reconventie,
advocaat: mr. M.K.W. van den Berg,
tegen

1.[ged in conv/eis in reconv sub 1] ,

in hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van (de tijdens dit geding overleden procespartij)
[naam 1],
kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
2.
[ged in conv/eis in reconv sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in voorwaardelijke reconventie,
advocaat: mr. B.P.J.M.L. Vliexs.
Partijen zullen hierna afzonderlijk [eis in conv/verw in reconv] , [ged in conv/eis in reconv sub 2] , de vereffenaar en [naam 1] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 20 december 2023;
- de schorsing van de procedure tegenover [naam 1] ex artikel 225 lid 1 sub a Rv op 12 maart 2024 vanwege het overlijden van [naam 1] ;
- de mondelinge behandeling van 11 juli 2024 in de zaak van [eis in conv/verw in reconv] tegen [ged in conv/eis in reconv sub 2] , waarvan door de griffier verkort proces-verbaal is opgemaakt;
- de aktes nadere uitlating van 28 augustus 2024 van beide partijen, aan de zijde van [ged in conv/eis in reconv sub 2] en de vereffenaar met productie 9, waarbij het geding tegenover de vereffenaar ex artikel 227 lid 1 sub b Rv is hervat en partijen hebben gevraagd om vonnis te wijzen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[ged in conv/eis in reconv sub 2] en [naam 1] waren met elkaar getrouwd.
2.2.
[eis in conv/verw in reconv] houdt zich onder meer bezig met woningbouw en renovatie.
2.3.
In 2022 heeft [naam 1] [eis in conv/verw in reconv] benaderd voor het verbouwen en renoveren van de woning aan de [adres woning] . Deze woning stond op naam van [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ), een vennootschap waarvan [naam 1] enig aandeelhouder en bestuurder was.
2.4.
Bij brief van 2 november 2022 gericht aan dhr. [naam 1] heeft [eis in conv/verw in reconv] de opdracht om de woning te verbouwen en nieuwe installaties aan te brengen, schriftelijk bevestigd. De totale aanneemsom inclusief btw is in deze opdrachtbevestiging vastgesteld op € 2.611.350,29.
2.5.
Begin januari 2023 is [eis in conv/verw in reconv] gestart met de uitvoering van de werkzaamheden. [eis in conv/verw in reconv] heeft volgens het afgesproken betalingsschema het werk uitgevoerd en gefactureerd.
2.6.
De eerste drie facturen zijn door [naam 1] op tijd en volledig betaald. De vierde factuur is gedeeltelijk door [naam 1] betaald. De vijfde tot en met negende factuur heeft [naam 1] onbetaald gelaten. [eis in conv/verw in reconv] heeft de werkzaamheden stilgelegd.
2.7.
[eis in conv/verw in reconv] heeft [naam 1] op 7 maart 2023 tot betaling van de openstaande facturen aangemaand. Op 24 maart 2023 heeft [eis in conv/verw in reconv] aan [naam 1] laten weten retentierecht op de woning uit te oefenen totdat de openstaande facturen waren betaald.
Op 5 april 2023 heeft [eis in conv/verw in reconv] [naam 1] in gebreke gesteld.
2.8.
De voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland heeft op 22 mei 2023 verlof verleend om ten laste van [naam 1] conservatoir beslag te leggen onder de ABN AMRO Bank N.V. en op de door [naam 1] in [bedrijf 1] gehouden aandelen. Dit beslag heeft [eis in conv/verw in reconv] op 23 mei 2023 laten leggen.
2.9.
[naam 1] is op [datum] 2024 overleden. Bij beschikking [1] van 28 mei 2024 van deze rechtbank, zittingsplaats Zutphen, is [ged in conv/eis in reconv sub 1] benoemd tot vereffenaar van de nalatenschap van [naam 1] .

3.Het geschil

3.1.
[eis in conv/verw in reconv] vordert in conventie – samengevat – dat [naam 1] en [ged in conv/eis in reconv sub 2] hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van de openstaande facturen voor een bedrag van in hoofdsom € 427.053,95. Daarnaast vordert [eis in conv/verw in reconv] gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst met hoofdelijke veroordeling van [naam 1] en [ged in conv/eis in reconv sub 2]
tot betaling van schadevergoeding voor een bedrag van € 238.196,70. Verder vordert [eis in conv/verw in reconv] dat [naam 1] en [ged in conv/eis in reconv sub 2] worden veroordeeld tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten, beslagkosten en proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente. De aanvankelijk bij de dagvaarding ingestelde vordering – samengevat – tot wijziging van de aannemingsovereenkomst met hoofdelijke veroordeling van [naam 1] en [ged in conv/eis in reconv sub 2] tot volledige vooruitbetaling van de openstaande facturen en resterende aanneemsom, heeft [eis in conv/verw in reconv] ingetrokken bij de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie.
3.2.
[naam 1] en [ged in conv/eis in reconv sub 2] hebben een conclusie van antwoord genomen. Deze conclusie strekt tot afwijzing van de vorderingen van [eis in conv/verw in reconv] , met veroordeling van [eis in conv/verw in reconv] in de proceskosten. [ged in conv/eis in reconv sub 2] betwist dat zij partij bij de aannemingsovereenkomst is. [naam 1] erkent gehouden te zijn tot betaling van de openstaande facturen voor het gevorderde bedrag van € 427.053,95. Wat betreft de door [eis in conv/verw in reconv] gevorderde schadevergoeding betwist [naam 1] dat deze schade door [eis in conv/verw in reconv] is geleden en de hoogte van de door [eis in conv/verw in reconv] gevorderde schadevergoeding.
3.3.
[naam 1] en [ged in conv/eis in reconv sub 2] hebben aanvankelijk in deze conclusie van antwoord ook een voorwaardelijke eis in reconventie ingesteld. Daarop heeft [eis in conv/verw in reconv] geantwoord. Naar aanleiding van de gedeeltelijke intrekking van haar eis door [eis in conv/verw in reconv]
(onder 3.1 hiervoor), heeft [ged in conv/eis in reconv sub 2] bij akte van 11 juli 2024 de voorwaardelijke reconventionele eis ook ingetrokken.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Na de schorsing van de procedure vanwege het overlijden van [naam 1] , is de procedure door de vereffenaar hervat. Uit de proceshouding van de vereffenaar leidt de rechtbank af dat zij de door [naam 1] in deze procedure ingenomen standpunten overneemt. De rechtbank zal bij de beoordeling nog wel herhaaldelijk naar [naam 1] verwijzen, vanwege zijn betrokkenheid bij de feiten die aan deze procedure ten grondslag liggen.
In conventie
Partijen bij de overeenkomst
4.2.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat [eis in conv/verw in reconv] en [naam 1] een overeenkomst van aanneming van werk hebben gesloten voor een aanneemsom van € 2.611.350,29 inclusief btw. Deze opdracht van [naam 1] aan [eis in conv/verw in reconv] is schriftelijk bevestigd op 2 november 2022. [eis in conv/verw in reconv] stelt dat ook [ged in conv/eis in reconv sub 2] partij bij deze overeenkomst is en als opdrachtgever voor [eis in conv/verw in reconv] heeft opgetreden. [ged in conv/eis in reconv sub 2] heeft dit betwist.
4.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Op [eis in conv/verw in reconv] rust de stelplicht en de bewijslast dat [ged in conv/eis in reconv sub 2] zelfstandig, naast [naam 1] , als contractspartij heeft opgetreden bij de overeenkomst. Of [ged in conv/eis in reconv sub 2] tegenover [eis in conv/verw in reconv] heeft opgetreden als wederpartij en opdrachtgever, vergt uitleg van de overeenkomst en wat aan de overeenkomst voorafging. Het draait hierbij om wat [eis in conv/verw in reconv] en [ged in conv/eis in reconv sub 2] daarover tegenover elkaar hebben verklaard en wat zij over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. Tot de omstandigheden die in dit verband van belang zijn, behoort
de voor de wederpartij kenbare hoedanigheid en de context waarin partijen optraden. Ook gedragingen, verklaringen en andere omstandigheden die hebben plaatsgevonden nadat de overeenkomst is gesloten, kunnen van belang zijn. [2]
4.4.
Tussen partijen staat vast dat slechts [naam 1] en niet [ged in conv/eis in reconv sub 2] betrokken was bij de totstandkoming van de overeenkomst. [eis in conv/verw in reconv] heeft namelijk alleen met [naam 1] onderhandeld over de afspraken in de overeenkomst en heeft alleen met [naam 1] de begroting besproken, waaronder de aanneemsom van ruim € 2,5 miljoen. [naam 1] bepaalde de wijze van facturering – via een administratiekantoor dat uiteindelijk niet bleek te bestaan – en [naam 1] regelde de betaling van de facturen. [ged in conv/eis in reconv sub 2] was hierbij niet betrokken. Ook bij voorbereidende gesprekken met de betrokken vaklieden was [ged in conv/eis in reconv sub 2] niet aanwezig.
Dit is namens [eis in conv/verw in reconv] tijdens de mondelinge behandeling toegelicht. Verder verklaarden beide partijen dat [ged in conv/eis in reconv sub 2] pas voor het eerst verscheen bij de feestelijke aftrap
van de bouwwerkzaamheden in december 2022. Deze omstandigheden wijzen erop dat aanbod en aanvaarding van de opdracht slechts tussen [eis in conv/verw in reconv] en [naam 1] hebben plaatsgevonden.
4.5.
Ook de onderliggende stukken duiden erop dat [ged in conv/eis in reconv sub 2] geen contractspartij was.
De opdrachtbevestiging waarin de opdracht van ruim € 2,5 miljoen werd bevestigd aan [eis in conv/verw in reconv] is uitsluitend in de aanhef gericht aan “Dhr. [naam 1] ”. Alleen [naam 1] heeft deze opdrachtbevestiging voor akkoord getekend. Ook op de inschrijfbegroting is slechts [naam 1] als opdrachtgever en debiteur vermeld. Het contactoverzicht, opgesteld kort voor de feestelijke aftrap van de bouwwerkzaamheden
in december 2022, vermeldt eveneens alleen de contactgegevens van [naam 1] . Weliswaar staat in deze stukken soms ook als opdrachtgever vermeld “Fam. [naam 1] ” of “heer/mevrouw [naam 1] ”, maar uit de stukken blijkt dat zij gericht zijn aan [naam 1] als opdrachtgever.
4.6.
Dat [eis in conv/verw in reconv] , in weerwil van het voorgaande, gerechtvaardigd erop heeft mogen vertrouwen dat ook [ged in conv/eis in reconv sub 2] partij bij de overeenkomst was, heeft [eis in conv/verw in reconv] onvoldoende onderbouwd. [eis in conv/verw in reconv] heeft in dit kader gewezen op de betrokkenheid van [ged in conv/eis in reconv sub 2] bij de praktische uitvoering van de bouwwerkzaamheden. Zo dacht [ged in conv/eis in reconv sub 2] mee en gaf zij aanwijzingen over hoe het huis eruit zou komen te zien. De rechtbank
is van oordeel dat [eis in conv/verw in reconv] daaruit niet de wil van [ged in conv/eis in reconv sub 2] mocht afleiden om zich persoonlijk te binden aan de financiële verplichting van ruim € 2,5 miljoen, laat staan dat
zij hiermee contractspartij werd. Dit mede in verband met de wijze waarop de overeenkomst uitsluitend met [naam 1] tot stand was gekomen (onder 4.4) en de financiële stukken waarop uitsluitend [naam 1] akkoord had gegeven (onder 4.5).
4.7.
Dat vertrouwen van [eis in conv/verw in reconv] valt ten slotte ook niet te rijmen met de manier waarop [eis in conv/verw in reconv] zich na het sluiten van de overeenkomst heeft opgesteld. [eis in conv/verw in reconv] heeft namelijk alle facturen voor de verrichte bouwwerkzaamheden uitsluitend aan “De heer [naam 1] ” verstuurd en heeft na de betalingsproblemen en
tot aan de dagvaarding consequent [naam 1] aangesproken tot betaling. Dit blijkt uit de aanmaning van 7 maart 2023, de aankondiging van het retentierecht van 24 maart 2023, de ingebrekestelling van 5 april 2023 en het beslag dat [eis in conv/verw in reconv] uitsluitend ten laste van [naam 1] heeft laten leggen op 23 mei 2023. Pas bij de e-mail van 26 mei 2023 waarin [eis in conv/verw in reconv] aan [naam 1] de dagvaarding aanzegt, is [ged in conv/eis in reconv sub 2] in de kopie meegenomen. Daaruit blijkt dat ook [eis in conv/verw in reconv] ervan uitging dat [naam 1] haar wederpartij was en dat zij [naam 1] tot betaling diende te bewegen.
4.8.
De rechtbank komt op basis van het voorgaande tot het oordeel dat [ged in conv/eis in reconv sub 2] geen partij was bij de overeenkomst. De vorderingen van [eis in conv/verw in reconv] tegenover [ged in conv/eis in reconv sub 2] zullen daarom worden afgewezen.
4.9.
De rechtbank zal hierna oordelen over de vorderingen van [eis in conv/verw in reconv] tegenover de vereffenaar.
Betaling van de openstaande facturen
4.10.
[eis in conv/verw in reconv] vordert een bedrag van € 427.053,95 en legt aan deze vordering nakoming van de overeenkomst ten grondslag. [eis in conv/verw in reconv] stelt dat [naam 1] , na volledige betaling van de eerste drie facturen, de vierde factuur gedeeltelijk heeft betaald
en de vijfde tot negende factuur geheel niet heeft betaald. Deze facturen zijn allemaal opeisbaar.
4.11.
In de conclusie van antwoord is erkend dat [naam 1] de vierde tot en met negende factuur geheel of gedeeltelijk onbetaald heeft gelaten en daarom het bedrag van € 427.053,95 aan [eis in conv/verw in reconv] verschuldigd is. Deze vordering zal de rechtbank daarom toewijzen. De wettelijke rente zal zoals gevorderd worden toegewezen.
Gedeeltelijke ontbinding met schadevergoeding
4.12.
Daarnaast vordert [eis in conv/verw in reconv] gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst met betaling van schadevergoeding.
4.13.
Dat [naam 1] is tekortgeschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst en in verzuim verkeert, staat tussen partijen niet ter discussie. Ook staat niet ter discussie dat deze tekortkoming ontbinding van de aannemingsovereenkomst rechtvaardigt. De rechtbank zal daarom op vordering van [eis in conv/verw in reconv] de overeenkomst gedeeltelijk ontbinden (artikel 6:265 jo. 6:267 lid 2 BW). Het gevolg daarvan is dat partijen over en weer evenredig worden bevrijd van hun verplichtingen uit de overeenkomst (artikel 6:270 BW). [eis in conv/verw in reconv] zal worden bevrijd van de verplichting om verdere bouwwerkzaamheden uit te voeren en de vereffenaar zal worden bevrijd van de verplichting om voor die verdere bouwwerkzaamheden te betalen.
4.14.
[eis in conv/verw in reconv] vordert vergoeding van de schade die zij lijdt doordat de overeenkomst niet wederzijds volledig wordt nagekomen, maar gedeeltelijk wordt ontbonden. [eis in conv/verw in reconv] stelt dat zij voor een bedrag van € 238.196,70 schade lijdt, omdat zij voor dit bedrag recht had om zogeheten ‘staartkosten’ te factureren aan [naam 1] . De vereffenaar heeft deze schade betwist en aangevoerd dat [eis in conv/verw in reconv] de door
haar gestelde schade, en de hoogte ervan, onvoldoende heeft onderbouwd.
4.15.
De rechtbank is van oordeel dat [eis in conv/verw in reconv] voldoende onderbouwd heeft gesteld dat zij een bedrag van € 238.196,70 aan schade lijdt doordat de overeenkomst niet volledig wordt nagekomen. [eis in conv/verw in reconv] is met [naam 1] overeengekomen dat zij volgens vaste percentages staartkosten in rekening zou brengen. Dit om een aantal algemene kostenposten te dekken, zoals de kosten voor het houden van toezicht op de bouwplaats en het voorbereiden van de bouwwerkzaamheden. Als de overeenkomst was nagekomen, had [eis in conv/verw in reconv] deze staartkosten terugverdiend door bij iedere factuur vaste percentages te berekenen over het restant van de aanneemsom. Hierbij gaat het om percentages van 4% voor bouwplaatskosten, daaroverheen 7% voor algemene kosten en daaroverheen 4% voor winst. De restantaanneemsom die [eis in conv/verw in reconv] , vanwege het betalingsverzuim van [naam 1] , niet heeft kunnen factureren, bedraagt € 2.058.189,11. Op basis van voornoemde percentages heeft [eis in conv/verw in reconv] gesteld dat de schade voor de gemiste staartkosten afgerond 11,57 % van € 2.058.189,11 bedraagt. Dit heeft de vereffenaar niet voldoende betwist. De rechtbank zal daarom een bedrag van € 238.196,70 aan schadevergoeding toewijzen aan [eis in conv/verw in reconv] .
Buitengerechtelijke incassokosten
4.16.
[eis in conv/verw in reconv] vordert een bedrag van € 4.731,43 inclusief btw als vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Dit bedrag is gebaseerd op de vordering tot betaling van de openstaande facturen ad € 427.053,95. De rechtbank stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. [eis in conv/verw in reconv] heeft aan [naam 1] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen
van artikel 6:96 lid 6 BW. [eis in conv/verw in reconv] heeft het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten vermeerderd met btw. De gevorderde btw is niet toewijsbaar, nu [eis in conv/verw in reconv] niet heeft gesteld geen ondernemer te zijn in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 of als ondernemer een vrijgestelde prestatie verricht te hebben. Het gevorderde bedrag van € 4.731,43 is daarom hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 3.910,27 zonder btw bij een hoofdsom van € 427.053,95.
De rechtbank zal het bedrag dan ook toewijzen tot het bedrag van € 3.910,27. De wettelijke rente wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Beslagkosten
4.17.
[eis in conv/verw in reconv] vordert de vereffenaar te veroordelen tot betaling van de kosten van de beslagen die zij heeft laten leggen onder de ABN AMRO Bank N.V. en op de aandelen die [naam 1] hield in [bedrijf 1] .
4.18.
Gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv is deze vordering wat betreft het beslag dat is gelegd op de aandelen die [naam 1] hield in de [bedrijf 1] , toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op € 676,00 aan griffierecht, € 3.502,00 aan salaris voor de advocaat (1 verzoekschrift x tarief VII) en € 456,04 ‬aan explootkosten. De wettelijke rente over de beslagkosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.19.
De vordering tot vergoeding van beslagkosten zal voor het overige worden afgewezen. De beslagstukken ten aanzien van het beslag onder derde-beslagene ABN AMRO zijn namelijk niet compleet overgelegd. Bij de stukken ontbreekt het  ingevolge
het bepaalde in artikel 721 Rv  op straffe van nietigheid voorgeschreven exploot van overbetekening van een afschrift van de dagvaarding aan ABN AMRO als derde-beslagene. Bij gebreke daarvan kan niet worden beoordeeld of de wettelijke termijnen en formaliteiten ten aanzien van ABN AMRO in acht zijn genomen.
Proceskosten
4.20.
De vereffenaar is ten opzichte van [eis in conv/verw in reconv] in het ongelijk gesteld. De vereffenaar zal daarom in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld. De proceskosten van [eis in conv/verw in reconv] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
107,91
- griffierecht
5.061,00
- salaris advocaat
3.502,00
(1 punt × tarief VII)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
8.848,91
De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.21.
[eis in conv/verw in reconv] is ten opzichte van [ged in conv/eis in reconv sub 2] in het ongelijk gesteld. [eis in conv/verw in reconv] zal daarom in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld. De proceskosten van [ged in conv/eis in reconv sub 2] worden begroot op:
- griffierecht
1.138,50
(de helft van € 2.277,00)
- salaris advocaat
7.004,00
(2 punten × tarief VII)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
8.320,50
In voorwaardelijke reconventie
Intrekking door [ged in conv/eis in reconv sub 2]
4.22.
[eis in conv/verw in reconv] heeft het deel van haar eis in conventie, waar de voorwaardelijke eis in reconventie op voortbouwde, ingetrokken. Daarop heeft [ged in conv/eis in reconv sub 2] de voorwaardelijke eis in reconventie ingetrokken bij akte van 11 juli 2024.
Afwijzing tegenover de vereffenaar
4.23.
Voor zover de voorwaardelijke eis in reconventie aan de zijde van de vereffenaar niet is ingetrokken, wijst de rechtbank deze reconventionele eis af. Door de gedeeltelijke intrekking van de eis in conventie door [eis in conv/verw in reconv] is het belang van de vereffenaar bij de voorwaardelijke reconventionele eis komen te vervallen (artikel 3:303 BW).
Proceskosten
4.24.
Naar het oordeel van de rechtbank vormt de eis in voorwaardelijke reconventie een redelijke vorm van verdediging en dienen de kosten daarvan op die grond ten laste te komen van de in conventie in het ongelijk gestelde partij. [3] [eis in conv/verw in reconv] dient op dit punt in conventie beschouwd te worden als de in het ongelijk gestelde partij. Gelet op de nauwe samenhang met de procedure in conventie, worden de proceskosten in reconventie zijdens [ged in conv/eis in reconv sub 2] en de vereffenaar begroot op nihil.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
ten aanzien van de vorderingen jegens de vereffenaar
5.1.
veroordeelt de vereffenaar tot betaling aan [eis in conv/verw in reconv] van een bedrag van € 427.053,95, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang vanaf de veertiende dag na de respectievelijke vervaldata van de facturen tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt de vereffenaar tot betaling aan [eis in conv/verw in reconv] van € 3.910,27 als vergoeding voor buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover met ingang vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
ontbindt de tussen [naam 1] en [eis in conv/verw in reconv] gesloten overeenkomst van aanneming van werk gedeeltelijk, in zoverre dat [eis in conv/verw in reconv] bevrijd is van haar verplichting tot het uitvoeren van verdere werkzaamheden en dat de vereffenaar bevrijd is van de verplichting om voor die verdere werkzaamheden te betalen,
5.4.
veroordeelt de vereffenaar tot betaling aan [eis in conv/verw in reconv] van een bedrag van € 238.196,70,
5.5.
veroordeelt de vereffenaar tot betaling aan [eis in conv/verw in reconv] van € 4.634,04
als vergoeding voor beslagkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover met ingang vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.6.
veroordeelt de vereffenaar in de kosten van de procedure voor zover die ziet op het geschil tussen [eis in conv/verw in reconv] en de vereffenaar, aan de zijde van [eis in conv/verw in reconv] tot aan deze uitspraak begroot op € 8.848,91, te betalen binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als de vereffenaar niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.7.
veroordeelt de vereffenaar tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis zijn betaald,
ten aanzien van de vorderingen jegens [ged in conv/eis in reconv sub 2]
5.8.
veroordeelt [eis in conv/verw in reconv] in de kosten van de procedure voor zover die ziet op het geschil tussen [eis in conv/verw in reconv] en [ged in conv/eis in reconv sub 2] , aan de zijde van [ged in conv/eis in reconv sub 2] tot aan deze uitspraak begroot op € 8.320,50, te betalen binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eis in conv/verw in reconv] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
in voorwaardelijke reconventie
5.9.
veroordeelt [eis in conv/verw in reconv] in de proceskosten, aan de zijde van [ged in conv/eis in reconv sub 2] en de vereffenaar tot aan deze uitspraak begroot op nihil,
in conventie en voorwaardelijke reconventie
5.10.
verklaart bovenstaande veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.11.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.T. Quaadvliet en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2024.

Voetnoten

1.Zaak- en rolnummer C/05/435742 / HZ RK 24-34
2.HR 29 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1615, onder 3.2
3.Vgl. HR 11 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO9673, onder 5.2.