ECLI:NL:RBGEL:2024:6794

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 oktober 2024
Publicatiedatum
7 oktober 2024
Zaaknummer
05/110289-24 en 05/167703-23 (TUL) en 96-221544-22 (TUL)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte voor poging tot het teweegbrengen van een explosie en brandstichting

Op 7 oktober 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot het teweegbrengen van een explosie en/of brandstichting. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van deze beschuldigingen. De rechtbank oordeelde dat het enkele feit dat de verdachte sprak over het teweegbrengen van een ontploffing en het ontvangen van geld en/of drugs, zoals blijkt uit een tapgesprek van 28 maart 2024, niet voldoende is om te spreken van een strafbare poging. De aangetroffen aanmaakblokjes en briketten in de woning van de verdachte, evenals de klei, werden niet als voldoende bewijs gezien voor een begin van uitvoering van het misdrijf. De rechtbank concludeerde dat er geen gedragingen zijn verricht die naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden beschouwd als een begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf. De verdachte werd ook vrijgesproken van de voorbereiding van dit feit, omdat de aangetroffen voorwerpen niet kennelijk bestemd waren voor het begaan van het misdrijf. De rechtbank heeft ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde straffen afgewezen, aangezien er geen bewezenverklaring is gedaan. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer in de zittingsplaats Zutphen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/110289-24 en 05/167703-23 (TUL) en 96-221544-22 (TUL)
Datum uitspraak : 7 oktober 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ( [postcode] ) in [woonplaats] ..
Raadsman: mr. V.P.J. Tuma, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 maart 2024 tot en met 29 maart 2024 te [plaats 1] en/of te [plaats 2] , althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten en/of een ontploffing teweeg te brengen, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten de in de woningen van ' [getuige 1] ' (zijnde [getuige 1] ) en/of ' [getuige 2 ] ' (zijnde [getuige 2 ] ) en/of omringende woningen aanwezige goederen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten die ' [getuige 1] ' (zijnde [getuige 1] ) en/of ' [getuige 2 ] ' (zijnde [getuige 2 ] ) en/of andere in de omringende woningen verblijvende personen te duchten was,
- in een telefonisch gesprek met [medeverdachte] – zakelijk weergegeven – van die [medeverdachte] de opdracht heeft aangenomen voor het uitvoeren van een ‘missie’, te weten het stichten van een brand en/of het teweegbrengen van een ontploffing bij de woningen van die ' [getuige 1] ' (zijnde [getuige 1] ) en/of die ' [getuige 2 ] ' (zijnde [getuige 2 ] ) en/of tegen die [medeverdachte] heeft gezegd dat hij, verdachte, hiervoor een geldbedrag wilde en/of tegen die [medeverdachte] heeft gezegd dat die [medeverdachte] dat ‘ding’, zijnde explosieven, naar hem, verdachte moest brengen en/of
- ( onderdelen van) een zelfgemaakte brandbom, bestaande uit een blok klei en/of aanmaakblokjes getapet aan briketten heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 28 maart 2024 tot en met 29 maart 2024 te [plaats 1] , althans in Nederland ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten artikel 157 Wetboek van Strafrecht, opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen, te weten (onderdelen van) een zelfgemaakte brandbom, bestaande uit een blok klei en/of aanmaakblokjes getapet aan briketten, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of
voorhanden heeft gehad;

2.De standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd en met een proeftijd van twee jaar.
De officier van justitie heeft gesteld dat uit het gesprek van 28 maart 2024 tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] blijkt dat op verzoek van [medeverdachte] de huizen van [getuige 2 ] en [getuige 1] plat moeten. [medeverdachte] beschikte over een grote voorraad zwaar vuurwerk om explosies op korte termijn mogelijk te maken en een voorraad cash om verdachte uit te betalen. Verdachte beschikte over een geïmproviseerde brandbom en een bok klei wat geschikt is om te dienen als middel van het plegen van brandstichting. De afspraak en de goederen waar de verdachten over beschikten zijn zozeer gericht op het teweegbrengen van explosies dat zij naar hun uiterlijke verschijningsvorm bezien moeten worden beschouwd als gericht op het voltooien daarvan zodat het primair tenlastegelegde feit bewezen kan worden verklaard.
De verdediging heeft voor vrijspraak gepleit.

3.Vrijspraak

Getuige [getuige 1] heeft op 4 april 2024 verklaard dat ‘ [medeverdachte] ’, een drugsdealer die zichzelf zo noemde, haar ongeveer een jaar geleden had gevraagd om voor hem ‘te lopen’ [de rechtbank begrijpt: voor hem drugs te verkopen en leveren]. Getuige heeft verklaard dat [medeverdachte] haar – zij vermoedt omdat zij in verband met drugs een schuld bij hem had – sloeg en haar een auto in sleurde. [medeverdachte] had een tas vol spuiten bij zich en dreigde getuige plat te spuiten. [medeverdachte] zei toen dat er sowieso ook bij haar een bom op de deur zou komen. Getuige heeft toen een week voor deze [medeverdachte] drugs rondgebracht. Op 25 maart 2024 heeft getuige [medeverdachte] voorgesteld om 200 euro te betalen. Ze spraken op 1 april 2024 om 20:00 uur bij getuige thuis af. [medeverdachte] belde toen, maar getuige nam niet op. Vervolgens appte [medeverdachte] ter verificatie “Maandag?” Een verbalisant zag in de telefoon van getuige dit bericht staan, afkomstig van de contactpersoon [contactnaam] met telefoonnummer [telefoonnummer 1] .
Op 28 maart 2024 belde de gebruiker van [telefoonnummer 1] naar telefoonnummer [telefoonnummer 2] , afgegeven aan [verdachte] die aan de [adres] te [plaats 1] woont. Verdachte [verdachte] heeft verklaard dat dit laatste telefoonnummer van hem is. In dit gesprek werd onder meer het volgende besproken:
“ [telefoonnummer 1] : Joo joo… Hoeveel wil je hebben dan, voor jou, voor die missie
[verdachte] [verdachte [verdachte] ]: Voor die missie […] Hmm, euhm, wou je dat zo bespreken of wou je dat face to face […] Ok.. Wat.. Wat is de bedoeling. Hoe wil je ’t zien. Wou je euh.. Wou je (ntv)
[telefoonnummer 1] : Dingen in de lucht… Ik wil gewoon (ntv).. zien…vuur. Is gewoon, ik wil hele huis zien…op de grond. Snap je toch…
[verdachte] : […] Ja maar dan nie vo, nie vo, nie vo, nie vo, nie voor minder. Snap je ook wel
[telefoonnummer 1] : Nee is gewoon goeie doekoe…Wat jij wilt…Snap je toch
[verdachte] : Mhoa oke
[telefoonnummer 1] : No spang… Hoeveel
[verdachte] : Kom maar brengen dan, die ding
[telefoonnummer 1] : Wanneer, wat wo….die ding kan ik niet zomaar brengen (ntv) …moeten goed plannen…die dinge is geen grap. Snap je toch.. Die ding..(ntv)..is niet iets dat ik…dat jij gaat…(ntv)…nu…die ding is geen grap… Ik moet die ding even…euh…euh…regelen, dan kom…(ntv)…Twee plekken wat je moet doen…twee plekken he. Twee plekken. Twee plekken. Je weet [getuige 1] toch [getuige 1] .
[verdachte] : (ntv)
[telefoonnummer 1] : Ja je moet eentje daar af laten gaan…En eentje…je weet toch…die andere…euh… [getuige 2 ] , [getuige 2 ]
[verdachte] : Heheh, en wat wou je met (ntv) doen?
[telefoonnummer 1] : Zeg maar, zeg maar hoeveel wil je
[verdachte] : Ik wil nou lekker (ntv) daarna kom je gewoon met die cash
[telefoonnummer 1] : Is goed […] ik kom vanavond beter gaan we face to face man, beter ja (ntv)
[verdachte] : Kom dan gelijk even die (ntv) langs brengen (ntv)
[telefoonnummer 1] : Is goed, is goed […]
[verdachte] : Hoe laat is die hier dan? […]
[verdachte] : Ik wel iets nodig nu dan (ntv), ik heb drie
[telefoonnummer 1] : Heb je geld?
[verdachte] : Ik heb drie toch?
[telefoonnummer 1] : Ik kan niets doen jongen hahaha, je moet ff, je hebt niet die werk gedaan, je bent al euh je bent al euh smokkel […]
[telefoonnummer 1] : Je hebt die werk niet gedaan en je wilt (ntv)
[verdachte] : (ntv) als ik zulke dingen wil ondernemen dan ja toch, is niet verkeerd bedoeld naar jou, je weet toch?
[telefoonnummer 1] : Ja ik weet, ik ben er vanavond broer, je moet die missie eerst doen broer dan euh dan die geld is daar voor jou snap je toch?
[verdachte] : Ja maar ik heb hier drie euro, kan wel tientje doen toch? Anders (ntv)”
Getuige [getuige 2 ] heeft verklaard dat hij weleens drugs bij [medeverdachte] heeft gehaald, maar dat niet meer doet. Hij denkt dat het bovenstaande gesprek dat op 28 maart 2024 heeft plaatsgevonden tussen [verdachte] en [medeverdachte] gaat, omdat hij niet meer bij [medeverdachte] koopt.
Op 1 april 2024 werd in de keuken van de woning van verdachte [verdachte] , aan de [adres] in [plaats 1] , een zak met briketten met daarop een hoeveelheid aanmaakblokjes gevonden. De aanmaakblokjes waren met tape aan de zak met briketten vastgemaakt. In de woonkamer werd een blok klei gevonden dat in een plastic zak was verpakt.
Getuige [getuige 3] , de partner van medeverdachte [verdachte] , heeft verklaard dat de in de woonkamer aangetroffen klei van haar is; ze tekent en schildert graag en wilde de klei ook nog gaan gebruiken.
Verdachte heeft verklaard dat hij het bovenvermelde telefoongesprek met medeverdachte [medeverdachte] heeft gevoerd. Hij heeft verklaard dat hij tijdens het gesprek van 28 maart 2024 onder invloed was van drugs, dat hij drugs wilde van [medeverdachte] en om die reden met [medeverdachte] meepraatte. Verdachte wilde drugs afnemen en wilde niet op het voorstel van medeverdachte [medeverdachte] ingaan. Verdachte heeft verklaard dat hij de zak briketten en de aanmaakblokjes had om daarmee te kunnen barbecueën. De aanmaakblokjes waren met tape aan de zak briketten bevestigd, omdat hij regelmatig bij de IJssel gaat barbecueën en dit pakket dan meeneemt.
1.
Primair tenlastegelegde
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – het medeplegen van een poging tot het teweegbrengen van een ontploffing en/of brandstichting. Zij overweegt daartoe als volgt.
Voor een strafbare poging is vereist dat er gedragingen zijn verricht die kunnen worden beschouwd als een begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf. Dat is het geval bij gedragingen die naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op de voltooiing van het voorgenomen misdrijf. De vraag of sprake is van zulke gedragingen, laat zich niet in algemene zin beantwoorden. Het komt aan op een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval (Vgl. HR 11 juni 2024, ECLI:NL:HR:2024:814 en HR 28 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:479).
De rechtbank is van oordeel dat het enkel spreken over het teweegbrengen van een ontploffing en/of brandstichting en het spreken over het ontvangen van geld en/of drugs daarvoor, hetgeen kan worden afgeleid uit het hierboven weergegeven gesprek van 28 maart 2024 – niet maakt dat sprake is van een strafbare poging. Het feit dat verdachte thuis aanmaakblokjes zijn gevonden die zijn vast getapet aan een zak met briketten en een blok klei, maakt dit niet anders. Daarmee is namelijk nog geen sprake van handelingen die naar hun uiterlijke verschijningsvorm een begin van uitvoering van het teweegbrengen van een ontploffing en/of brandstichting opleveren. Verdachte wordt daarom van het primair ten laste gelegde feit vrijgesproken.
2)
Subsidiair tenlastegelegde
Onder feit 2 subsidiair is verdachte kort gezegd ten laste gelegd dat hij (onderdelen van) een zelfgemaakte brandbom, bestaande uit een blok klei en/of aanmaakblokjes getapet aan briketten, voorhanden heeft gehad ter voorbereiding van het teweegbrengen van een ontploffing en/of brandstichting.
De rechtbank overweegt dat van strafbare voorbereiding alleen sprake is wanneer de voorwerpen – die verdachte in casu voorhanden had – bestemd zijn tot het begaan van het misdrijf dat wordt voorbereid. Uit de jurisprudentie volgt dat in dit kader beoordeeld moet worden of de voorbereidingsmiddelen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kennelijk zijn bestemd tot het begaan van het (beoogde) misdrijf. In deze beoordeling moet worden betrokken het gebruik dat van de middelen wordt gemaakt als ook het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik van die voorwerpen voor ogen had. Het gaat er dan om of de voorwerpen, afzonderlijk dan wel gezamenlijk naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig kunnen zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik van de voorwerpen voor ogen had. Bovendien is er een relatie tot opzet, in die zin dat naast de eis van ‘kennelijke bestemming’ ook de uiteindelijke bedoeling van de verdachte van belang is. Er moet worden vastgesteld dat de verdachte het voorwerp ook overeenkomstig de kennelijke bestemming wilde gebruiken.
De rechtbank overweegt in dit verband dat, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van de in de woning van verdachte aangetroffen zak briketten met de daaraan vast getapete aanmaakblokjes en klei, niet voldaan is aan bovenvermelde criteria voor strafbaarheid van voorbereiding zoals bedoeld in artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank is namelijk van oordeel dat de zak briketten met de daaraan vast getapete aanmaakblokjes die verdachte voorhanden had niet kennelijk bestemd zijn tot het begaan van het misdrijf het teweegbrengen van een ontploffing en/of brandstichting en dat hij de briketten met daaraan de aanmaakblokjes ook niet zo heeft gebruikt dat het zijn doel was om daarmee een ontploffing teweeg te brengen en/of brand te stichten. Hetzelfde geldt voor de aangetroffen klei, die los van de zak briketten met aanmaakblokjes is aangetroffen in de woonkamer.
Verdachte wordt daarom ook van het subsidiair ten laste gelegde feit vrijgesproken.

4.De vordering tot tenuitvoerlegging

Parketnummer 96-221544-22
De kantonrechter heeft verdachte op 5 april 2022 veroordeeld tot voorwaardelijke hechtenis voor de duur van een week.
Parketnummer 05/167703-23
De politierechter heeft verdachte op 9 oktober 2023 veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren subsidiair 40 dagen, waarvan 40 uren subsidiair 20 dagen voorwaardelijk.
Nu de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komt, zullen de vorderingen tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde;
 wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke opgelegde straf onder parketnummer 05/167703-23;
 wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke opgelegde straf onder parketnummer 96-221544-22.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.T.G. van Wandelen (voorzitter), mr. Y. Yeniay-Cenik en mr. J.M. Hollebrandse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Hessel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 oktober 2024.