ECLI:NL:RBGEL:2024:6778

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 oktober 2024
Publicatiedatum
7 oktober 2024
Zaaknummer
05/110327-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor drugshandel en wapenbezit met vrijspraak voor explosie

Op 7 oktober 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het dealen van drugs, het voorhanden hebben van munitie en een wapen, en het medeplegen van een explosie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden voor het dealen van cocaïne en heroïne, en het voorhanden hebben van een CO2-gas aangedreven semi-automatisch geweer en munitie. De verdachte werd echter vrijgesproken van de beschuldigingen met betrekking tot de explosie die op 10 februari 2024 plaatsvond. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om aan te tonen dat de verdachte betrokken was bij het plaatsen van explosief materiaal bij de woning van het slachtoffer. De rechtbank concludeerde dat de verdachte weliswaar betrokken was bij drugshandel en het bezit van wapens, maar dat er geen bewijs was voor zijn betrokkenheid bij de explosie. De rechtbank heeft de strafeisen van de officier van justitie en de verdediging in overweging genomen, maar heeft uiteindelijk een lagere straf opgelegd dan geëist.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/110327-24
Datum uitspraak : 7 oktober 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats] ( Somalië ),
op dit moment gedetineerd in de P.I. te [verblijfplaats] .
Raadsman: mr. J.P.W. Nijboer, advocaat in Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 10 februari 2024 te [plaats 2] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een explosief/zwaar vuurwerk op en/of nabij de voordeur van een flatwoning gelegen aan [adres 1] aan te brengen en/of aan te steken, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten de in die woning en/of omringende woningen aanwezige goederen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten de in die woning en/of omringende woningen verblijvende personen te duchten was;
2
hij op of omstreeks 28 maart 2024 te [plaats 2] en/of te [plaats 1] , althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten en/of een ontploffing teweeg te brengen, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten de in de woningen van ' [slachtoffer 1] ' (zijnde [slachtoffer 1] ) en/of ' [slachtoffer 2] ' (zijnde [slachtoffer 2] ) en/of omringende woningen aanwezige goederen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten die ' [slachtoffer 1] ' (zijnde [slachtoffer 1] ) en/of die ' [slachtoffer 2] ' (zijnde [slachtoffer 2] ) en/of andere in de omringende woningen verblijvende personen te duchten was, in een telefonisch gesprek met [medeverdachte 2] – zakelijk weergegeven –
- aan die [medeverdachte 2] de opdracht heeft gegeven voor het uitvoeren van een ‘missie’, te weten het stichten van een brand en/of het teweegbrengen van een ontploffing bij de woningen van die ' [slachtoffer 1] ' (zijnde [slachtoffer 1] ) en/of die ' [slachtoffer 2] ' (zijnde [slachtoffer 2] ) en/of
- tegen die [medeverdachte 2] heeft gezegd dat hij, verdachte, hem hiervoor een geldbedrag zou betalen en/of
- tegen die [medeverdachte 2] heeft gezegd dat hij, verdachte, dat ‘ding’, zijnde explosieven, naar die [medeverdachte 2] zou brengen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 2] op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 maart 2024 tot en met 29 maart 2024 te [plaats 2] en/of te [plaats 1] , althans in Nederland ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten en/of een ontploffing teweeg te brengen, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten de in de woningen van ' [slachtoffer 1] ' (zijnde [slachtoffer 1] ) en/of ' [slachtoffer 2] ' (zijnde [slachtoffer 2] ) en/of omringende woningen aanwezige goederen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten die ' [slachtoffer 1] ' (zijnde [slachtoffer 1] ) en/of die ' [slachtoffer 2] ' (zijnde [slachtoffer 2] ) en/of andere in de omringende woningen verblijvende personen te duchten was,
- in een telefonisch gesprek met hem, verdachte, – zakelijk weergegeven – van hem, verdachte, de opdracht heeft aangenomen voor het uitvoeren van een ‘missie’, te weten het stichten van een brand en/of het teweegbrengen van een ontploffing bij de woningen van die ' [slachtoffer 1] ' (zijnde [slachtoffer 1] ) en/of die ' [slachtoffer 2] ' (zijnde [slachtoffer 2] ) en/of tegen hem, verdachte, heeft gezegd dat hij, die [medeverdachte 2] , hiervoor een geldbedrag wilde en/of tegen hem, verdachte, heeft gezegd dat hij, verdachte, dat ‘ding’, zijnde explosieven, naar hem, die [medeverdachte 2] , moest brengen en/of
- ( onderdelen van) een zelfgemaakte brandbom, bestaande uit een blok klei en/of aanmaakblokjes getapet aan briketten heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welk feit hij, verdachte, op of omstreeks 28 maart 2024 te [plaats 2] en/of te
[plaats 1] , althans in Nederland opzettelijk heeft uitgelokt door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging en/of misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen, door in een telefonisch gesprek met die [medeverdachte 2] – zakelijk weergegeven –
- aan die [medeverdachte 2] de opdracht te geven voor het uitvoeren van een ‘missie’, te weten het stichten van een brand en/of het teweegbrengen van een ontploffing bij de woningen van die ' [slachtoffer 1] ' (zijnde [slachtoffer 1] ) en/of die ' [slachtoffer 2] ' (zijnde [slachtoffer 2] ) en/of
- tegen die [medeverdachte 2] te zeggen dat hij, verdachte, hem hiervoor een geldbedrag zou betalen en/of
- tegen die [medeverdachte 2] te zeggen dat hij, verdachte, dat ‘ding’, zijnde explosieven, naar die [medeverdachte 2] zou brengen;
3
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 oktober 2022 tot en met 29 maart 2024 te [plaats 2] en/of te [plaats 1] en/of te Lochem, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een (gebruikers)hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of een (gebruikers)hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4
hij op of omstreeks 29 maart 2024 te [plaats 1]
- een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, zijnde een CO2-gas aangedreven semi automatisch geweer (merk Crosman, kaliber 4.5 mm) dat wat betreft zijn vorm en afmeting een sprekende gelijkenis vertoont met een bestaand geweer (merk Colt, type M4 MK 18 CQBR, kaliber 5.56 mm Nato) en/of
- een wapen van categorie III, onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool (merk Glock, type 17), zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 8, althans een of meerdere kogelpatronen (kaliber 9 mm), voorhanden heeft gehad.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1, het onder 2 primair, het onder 3 en onder 4 tenlastegelegde. Ten aanzien van feit 1 stelt de officier van justitie dat er delen van vuurwerk zijn aangetroffen op de galerij aan de [adres 1] , er een conflict is dat aangever heeft met [verdachte] en [verdachte] blijkt verdachte te zijn. Daarnaast zegt verdachte in een gesprek tegen medeverdachte [medeverdachte 1] “we hebben een C4 laten afgaan” en er zijn nitraten met de opdruk C4 aangetroffen in de woning waar verdachte verbleef. Op de avond van de explosie bevond verdachte zich in [plaats 2] en heeft hij veelvuldig contact met [medeverdachte 1] . De officier van justitie stelt dat er sprake is van een intensieve samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] die kennelijk ook ziet op de explosie. Uit het gesprek leidt de officier van justitie af dat verdachte niet alleen betrokken is bij het initiatief, maar ook nauw betrokken is bij de wijze van uitvoering van de explosie.
Ten aanzien van feit 2 stelt de officier van justitie dat uit het gesprek van 28 maart 2024 met medeverdachte [medeverdachte 2] blijkt dat op verzoek van verdachte de huizen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] plat moeten. Verdachte beschikte over een grote voorraad zwaar vuurwerk om explosies op korte termijn mogelijk te maken en een voorraad cash om [medeverdachte 2] uit te betalen. [medeverdachte 2] beschikte over een geïmproviseerde brandbom en een blok klei wat geschikt is om te dienen als middel van het plegen van brandstichting. De afspraak en de goederen waar de verdachten over beschikten zijn zozeer gericht op het teweegbrengen van explosies dat zij naar hun uiterlijke verschijningsvorm bezien moeten worden beschouwd als gericht op het voltooien daarvan, waardoor het onder feit 2 primair ten laste gelegde kan worden bewezen.
Ten aanzien van feit 3 stelt de officier van justitie dat uit getuigenverklaringen volgt dat verdachte harddrugs verkoopt die dan onder andere worden afgeleverd door [medeverdachte 1] .
Ten aanzien van feit 4 stelt de officier van justitie dat de wapens en munitie zijn aangetroffen in de woning en de kelder die hoort bij de woning waar verdachte gebruik van maakte en dat verdachte daar beschikkingsmacht over had.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt ten aanzien van feit 1 dat de tapgesprekken van 23 en 28 maart 2024 niet redengevend kunnen zijn voor het bewijs, omdat daarin niet wordt verwezen naar de ontploffing bij de woning van aangever [aangever] . Daarnaast stelt de raadsman dat technisch bewijs ontbreekt, terwijl onderzoek aan mogelijke sporendragers wel mogelijk was. Wat de wezenlijke bijdrage van verdachte aan het delict zou moeten zijn geweest, is volgens de raadsman onduidelijk.
Ten aanzien van feit 2 stelt de raadsman dat geen sprake is van een begin van uitvoering. De raadsman stelt dat bovendien geen sprake is van uitlokking.
De raadsman stelt ten aanzien van feit 3 dat het berichtenverkeer dat over drugshandel zou gaan onvoldoende wordt ondersteund door betrouwbare en specifieke verklaringen van afnemers die ondubbelzinnig verklaren over verdachte. Verder stelt de raadsman dat er geen ‘dealacties’ zijn vastgesteld en geen zaken in beslag zijn genomen onder verdachte. Dit alles maakt dat niet bewezen kan worden dat verdachte in de periode, zoals vermeld in de tenlastelegging, zich schuldig heeft gemaakt aan dit feit.
Voor wat betreft feit 4 heeft de raadsman eveneens vrijspraak bepleit. Getuige [getuige 1] verblijft in de woning. Er zijn geen sporen van verdachte op de aangetroffen spullen aangetroffen. Het is daarnaast onduidelijk of het wapen dat in de bank is aangetroffen zichtbaar was, of er een sleutel nodig was om toegang te krijgen tot de kelder en of verdachte daar dan over beschikte.
Beoordeling door de rechtbank
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis zal de rechtbank eerst beginnen met de beoordeling van het onder feit 3 en feit 4 ten laste gelegde.
Feit 3 [1]
1.
Identiteit ‘ [verdachte] ’, identiteit gebruiker [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] en gebruiker van de [adres 2] [plaats 1]
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of vastgesteld kan worden dat verdachte de door getuigen omschreven ‘ [verdachte] ’ is, of hij de gebruiker is van de telefoonnummers
[telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] en of hij in de woning aan de [adres 2] in [plaats 1] verbleef. Zij overweegt in dit verband het volgende.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij één keer per drie maanden cocaïne gebruikt. Hij koopt drugs van [verdachte] , een Somalische jongen. Hij belt [verdachte] op het nummer [telefoonnummer 1] . Het nieuwe nummer van deze [verdachte] is [telefoonnummer 2] . Getuige ontmoette deze [verdachte] altijd bij een voetbalveld bij een park. [2] Deze [verdachte] [zo begrijpt de rechtbank] reed in een zwarte Golf. [3]
Getuige [slachtoffer 2] heeft verklaard dat [verdachte] drugs dealt. Deze [verdachte] is een donkere man van ongeveer 187 centimeter lang, draagt een bril en heeft een baardje. Deze [verdachte] is een dealer en hij heeft wel eens drugs aan getuige geleverd. Deze [verdachte] rijdt in een nieuw type zwart of donkerblauw gekleurde Golf. [4]
Verdachte voldoet aan het genoemde signalement; hij is geboren in Somalië , hij heeft een donkere huidskleur, heeft een baardje, droeg volgens oude signalement gegevens van de politie een bril en is volgens die gegevens 184 centimeter lang. [5]
Tijdens de observatie van 29 maart 2024 wijzen de masten uit dat het nummer van [verdachte] in de omgeving Brummen is. De Volkswagen Golf T-530-FB wordt gezien in Brummen en wordt gevolgd. Verdachte wordt waargenomen op de bijrijdersstoel van de Golf. De mastgegevens van het nummer van [verdachte] gaan verder overal met verdachte mee, tot aan zijn aanhouding in Lochem. [6]
Op 18 oktober 2023 zat verdachte in een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] en op 5 maart 2024 reed verdachte in deze auto. Op 29 maart 2024 werd gezien dat verdachte als bijrijder in deze zwarte Volkswagen Golf reed. Verdachte stapte op enig moment uit bij de flat aan de [adres 2] in [plaats 1] en verdween bij de percelen aan de [adres 2] . Ook is gezien dat verdachte op deze dag met een vuilniszak uit de woning aan de [adres 2] in [plaats 1] kwam. [7] Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat verdachte in deze woning verbleef en dat zij voor de kat zorgde. Het bleek dat een sleutel aan de sleutelbos, die onder verdachte werd aangetroffen, in het slot van de woning aan de [adres 2] paste. [8] Tijdens de doorzoeking van de woning aan de [adres 2] in [plaats 1] werd in de huiskamer een Pools rijbewijs met daarop de naam en geboortedatum van verdachte gevonden. [9]
Verdachte had bij zijn aanhouding een rode iPhone bij zich. De iPhone hing aan een touwtje om zijn nek. Nadat het nummer [telefoonnummer 2] werd gebeld bleek dat dit nummer gekoppeld was aan deze iPhone. Ook het nummer [telefoonnummer 1] was gekoppeld aan deze telefoon en dit nummer was als laatst in gebruik in deze telefoon. De Apple ID [e-mailadres] was ook gekoppeld aan deze telefoon. Op 12 februari 2024 werd vanaf het eerstgenoemde nummer een bericht naar vrijwel alle contacten gestuurd dat er gebruik wordt gemaakt van een nieuw nummer, te weten [telefoonnummer 2] en dit bericht werd afgesloten met de naam ‘ [verdachte] ’. [10]
In de berging van de woning aan [adres 2] in [plaats 1] werd een zwarte iPhone gevonden en aan deze telefoon was het telefoonnummer [telefoonnummer 1] gekoppeld, alsmede aan de Apple ID [e-mailadres] . [11]
Uit de historische verkeersgegevens van telefoonnummer [telefoonnummer 1] bleek dat voornamelijk de masten in de omgeving van de [adres 2] en de [adres 9] in [plaats 1] werden aangestraald. [12]
Op grond van deze bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte de gebruiker is van de telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] en de twee telefoons waar deze nummers aan waren gekoppeld. De rechtbank stelt ook vast dat verdachte in de woning aan de [adres 2] in [plaats 1] verbleef en gebruik maakte van de bijbehorende berging. Uit de verklaring van getuige [getuige 3] volgt dat verdachte in deze woning verbleef en dit vindt steun in de onder verdachte aangetroffen sleutel van de voordeur, de observaties van de politie en het in die woning aangetroffen rijbewijs op naam van verdachte. Daarnaast waren de genoemde telefoonnummers aan de telefoon gekoppeld die verdachte bij zich had ten tijde van de aanhouding en is het nummer [telefoonnummer 1] gekoppeld aan de in de berging van genoemde woning aangetroffen iPhone. Beide telefoons waren gekoppeld aan een Apple ID met een mailadres waarin de achternaam en voorletter van verdachte is vermeld.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande, mede gelet op de verklaringen van de getuigen, tevens vast dat verdachte degene is die zich ‘ [verdachte] ’ noemt. Verdachte voldoet immers aan het opgegeven signalement, reed in een Volkswagen Golf zoals getuigen hebben verklaard en maakte dus gebruik van de door getuige [getuige 2] genoemde telefoonnummers.
2)
Tenlastegelegde gedragingen
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde gedragingen. Zij overweegt hierover als volgt.
Chatberichten en verklaringen afnemers
In de genoemde rode iPhone werden onder meer de volgende gesprekken aangetroffen. Het laatste bericht was van de dag dat verdachte werd aangehouden, te weten 29 maart 2024.
In een gesprek met het contact [contactnaam 4] en verdachte, stuurde eerstgenoemde op 26 februari 2024 “maar waarom stuur je steeds dit je leverd poeder rommel waarvan de helft in dat kut zakje blijft hangen […] je moet echt betere vinden”. Verdachte reageerde daar op met “kom goed”. Op 2 maart 2024 vroeg [contactnaam 4] “Zijn er nog 7” en desgevraagd gaf hij aan dat hij zakjes bedoelde en daarop stuurde verdachte “ja […] ik kom eraan”. Op 16 maart 2024 stuurde [contactnaam 4] “ik heb 1 x zakje extra gehad van die andere jonge die eerst altijd kwam [….] Van jou heb ik weer een zakje te weinig gehad” en daar reageerde verdachte op met “ [medeverdachte 1] ”. [13]
In een gesprek met het nummer eindigend op [nummer 1] , dat gekoppeld wordt aan de hieronder genoemde getuige [getuige 2] , stuurde verdachte dat hij een SMS-bom ging sturen en vervolgens stuurde hij adressen naar [getuige 2] . Dit betreffen adressen van personen die bij de politie bekend zijn als harddrugsgebruikers in [plaats 2] . Ook stuurden ze hoeveelheden naar elkaar en werd gesproken over “koffie, 23 light, milk, brown.” Dit zijn allemaal synoniemen voor heroïne en cocaïne, zo relateert de politie. Op 6 maart 2024 vroeg de gebruiker van de telefoon van verdachte ook “Wil je werken vandaag papa”. [14]
In de gesprekken gaf verdachte verder aan dat hij het ‘snel’ moet maken en dat hij bijna klaar is met ‘cooking’. De politie relateert dat cocaïne wordt uitgekookt om daar zogenoemde base-coke van te maken. Ook gaf verdachte aan dat hij zakjes moet maken, hij zei namelijk onder meer dat hij voor 50 gram maakt en zei “am making 50g”. [15]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij één keer per drie maanden cocaïne gebruikt. Hij koopt drugs van [verdachte] , een Somalische jongen, die hij belt op het nummer [telefoonnummer 1] . Het nieuwe nummer van deze [verdachte] is [telefoonnummer 2] . Getuige ontmoette deze [verdachte] altijd bij een voetbalveld bij een park. [16] De gesprekken tussen [verdachte] en getuige gingen over drugshandel, namelijk “dat ik spul wil kopen, ik heb 6 nodig, ik heb 3 nodig”, zo heeft getuige verklaard. Getuige heeft verder verklaard dat drie zakjes 25 euro kostte en 6 kostten dan 50 euro. [17] Deze [verdachte] stuurde een Nederlandse jongens naar getuige. Ene [medeverdachte 1] , die de politie ook heeft gepakt, kwam hem de drugs verkopen. [18]
In een gesprek tussen verdachte en het nummer dat eindigt op [nummer 2] , dat gekoppeld wordt aan getuige [getuige 4] ( [getuige 4] ) [getuige 4] – een bij de politie bekende harddrugsgebruiker – werd in de periode van 7 oktober 2022 tot 2 april 2024 onder meer gesproken over “koffie” en “ik moet voor 50 hebben”. [19]
In een gesprek tussen verdachte en het nummer dat eindigt op [nummer 2] , dat gekoppeld wordt aan getuige [getuige 5] ( [getuige 5] ) [getuige 5] en [getuige 6] – beide woonachtig aan de [adres 3] en bij de politie bekende harddrugsgebruikers – werd in de periode van 6 oktober 2022 tot en met 18 maart 2024 onder meer gesproken over “koffie” en “3 voor 25”. [20]
In een gesprek met het nummer dat eindigt op [telefoonnummer 7] , dat gekoppeld wordt aan medeverdachte [medeverdachte 1] , stuurde verdachte op 24 februari 2024 “38 zakjes [..] 42 zakjes” en [medeverdachte 1] reageerde met “laat me weten ik moet weer beginnen”. [21] In een gesprek tussen beiden op 14 februari 2024 stuurde de gebruiker van de telefoon van [medeverdachte 1] “jo jo de licht is bijna op” en op 16 februari 2024 “jojo ik heb nog maar een paar wit over kom je deze kant? […]” [22] Verdachte had veelvuldig contact met medeverdachte [medeverdachte 1] . [23]
In een gesprek tussen verdachte en het nummer [telefoonnummer 3] , dat gekoppeld wordt aan [naam 3] ,. wordt tussen 27 maart en 29 maart 2024 gesproken over geld en hoeveelheden; [naam 3] heeft het onder meer over “20 milk” en “19 shoco”, waarmee volgens de politie mogelijk 20 x cocaïne en 19 x heroïne wordt bedoeld. [24]
Contact [contactnaam 1] met telefoonnummer [telefoonnummer 4] , waarvan het telefoonnummer gekoppeld kan worden aan genoemde medeverdachte [medeverdachte 2] , stuurde op 18 oktober 2023 onder meer naar verdachte “[…]ik heb hier 100 kontant wil je geld verdienen […] moet 100 kontant, dus kan je hier heen komen”. [25]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij af en toe coke gebruikt. Hij heeft het telefoonnummer van een dealer in zijn telefoon staan. Hij heeft hem wel eens vaker app-bericht gestuurd om ‘iets te halen’. Dan kwam iemand gewoon wat langs brengen en dat was al een tijdje zo. [26]
Een contact, waarvan het nummer gekoppeld kan worden aan [naam 4] , een bij de politie bekende harddrugsgebruiker, stuurde op 2 maart 2023 dat hij twee ‘wit’ nodig had. Daarna stuurde hij “is je mannetje onderweg? ” en daar reageerde verdachte op met “Ja 10 min”. Later stuurde [naam 4] “had best wel 2/10 meer mogen zijn”. [27]
Een contact, waarvan het nummer gekoppeld kan worden aan [naam 5] , een bij de politie bekende harddrugsgebruiker, stuurde op 22 maart 2023 onder meer naar verdachte “ […] 2 x 17.50 en 4.00 euro voor een tientje vind je niet volgende keer mazzel voor mij” en “laat o maar die donker brengen”. In het gesprek wordt ook over bruin gesproken. De politie relateerde dat dit een term voor heroïne is. [28]
Contact [contactnaam 2] , waarvan het nummer gekoppeld kan worden aan [naam 6] , die een bij de politie bekende harddrugsgebruiker was, stuurde op 13 februari 2023 onder meer naar verdachte “Ja echt die kleine bollen het knetter niet. Is klein man xx”, waarna verdachte stuurde “Hoeveel” en daar reageerde eerstgenoemde op met “2 mooie”. De politie relateert dat deze termen worden gebruikt voor base-cocaïne. [29]
Een contact met het telefoonnummer [telefoonnummer 5] , welk nummer gekoppeld kan worden aan [getuige] – een bij de politie bekende harddrugsgebruiker– stuurde op 1 februari 2023 “geld is er” en daar reageerde verdachte op met “waar moet ik komen […] bij jou?” en dat laatste bevestigde [getuige] . [30]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat zij drugs gebruikt. Ze bestelde cocaïne en heroïne. [31]
Vanaf 7 december 2022 worden zogenoemde SMS-bommen verzonden aan contacten waarin wordt aangegeven dat ‘ze’ weer beschikbaar zijn en waar onder meer in staat “we zijn in de buurt met het toppertje”, “bij 70,- 1 gratis, bij 100,- 2 gratis”. [32]
Een contact, waarvan het nummer gekoppeld kan worden aan [naam 8] , die een bij de politie bekende harddrugsgebruiker is, stuurde op 15 december 2022 “Heb wat nodig” en ontving van verdachte daarna een SMS met de inhoud van de hierboven bedoelde SMS-bom. Op 31 december 2022 stuurde [naam 8] “[…] zoals je weet ik klacht nooit, maar ik heb net derde brief open gemaakt zat bijna niks het klopt niet ik wil er niks voor vergoeding maar volgende keer bel ik iemand anders niet leuk”. [33]
Een contact, waarvan het nummer gekoppeld kan worden aan de hieronder vermelde getuige
[getuige 7] , stuurde op 9 november 2022 foto’s van een voorwerp dat volgens de politie een base-pijp is. Hij stuurde vervolgens “haal elke dag bij jullie klaag nooit en haal veel”, waarna verdachte stuurde “probeer die andere is dan”, waarna [getuige 7] reageerde met “Die is goed laat he[t]zelfde plek komen […] oke ben daar [m]et 5 min”. [34]
Getuige [getuige 7] heeft verklaard dat hij verdachte kent; hij verkocht drugs aan getuige. Getuige kent medeverdachte [medeverdachte 1] ook, dat is ook een dealer. Op 10 februari 2024 was getuige samen met [getuige 5] [de rechtbank begrijpt getuige [getuige 5] ]. In de avond had [getuige 5] drugs besteld. Hij had niet rechtstreeks contact met medeverdachte [medeverdachte 1] ; laatstgenoemde is een loopjongen. Kort daarna bracht medeverdachte [medeverdachte 1] die avond drugs. [35]
Een contact met het telefoonnummer [telefoonnummer 6] , waarvan het nummer gekoppeld kan worden aan [naam 9] , een bij de politie bekende harddrugsgebruiker, stuurde op 6 oktober 2022 “ [adres 4] ” waarna verdachte stuurde “komt eraan […] je krijg 1 extra” en daar reageerde [naam 9] op met “ik heb € 17. Kan ik misschien aub € 3 poffen?”. Daar reageerde verdachte op met “nee kan niet 3,-“ [36]
Getuige [getuige 8] heeft verklaard dat hij cocaïne heeft gebruikt. Hij kent [medeverdachte 1] en via hem weet hij dat ene [verdachte] , een donkere man, de zaken voor [medeverdachte 1] regelt. Hij heeft telefonisch contact gehad met [medeverdachte 1] en [verdachte] . [verdachte] is een dealer en [medeverdachte 1] is de loopjongen, zo heeft getuige verklaard. Getuige kocht sinds februari 2024 cocaïne bij [verdachte] . Twee zakjes of bolletjes kostte 20 euro. [37] [verdachte] stuurde een bericht inhoudende “in de buurt, 3 voor 25, 6 voor 50, snelle service” en getuige heeft verklaard dat hij daar cocaïne en heroïne mee bedoelde. Het is reclame voor drugs. Getuige heeft [verdachte] ook gevraagd om drugs te leveren, maar dan komt deze [verdachte] niet zelf. [38]
Tapgesprekken
Uit de historische gegevens van telefoonnummer [telefoonnummer 1] , één van de nummers van verdachte, bleek dat hij in de periode van 15 januari 2024 tot en met 21 februari 2024 dagelijks en zeer frequent contact had met medeverdachte [medeverdachte 1] . Via het telefoonnummer [telefoonnummer 2] had verdachte in de periode van 17 januari 2024 tot en met 23 februari 2024 ook frequent contact met medeverdachte [medeverdachte 1] . [39] Op het telefoonnummer [telefoonnummer 2] , van welk nummer vanaf 20 maart 2024 de telecommunicatie werd opgenomen, kwamen bestellingen binnen van ambtshalve bekende drugsgebruikers. Er zijn meerdere tapgesprekken aan het dossier toegevoegd en daarin werd onder meer het volgende besproken:
Gesprekken 22 maart 2024
[telefoonnummer 7] [dit telefoonnummer wordt gekoppeld aan medeverdachte [medeverdachte 1] , hierna [telefoonnummer 7] ]: “binnenkort gaan we wel weer aan het werk jongen, op wat voor manier dan ook, kijk wel wat we doen
[telefoonnummer 2] [hierna [telefoonnummer 2] ]: oke […] zeg tegen die maatje van je, als je snuif nodig hebt of miauw dat hij mij gelijk moet b…
[telefoonnummer 7] : Ja ja, komt goed
[telefoonnummer 2] ; Ja, bel mij gelijk hé, niet andere mensen
[telefoonnummer 7] : Nee, goed jongen […] ik weet niet dan moet ik even kijken wat hij doet […]
[telefoonnummer 2] : Pak twee grammetjes, maakt niet uit ik kom gewoon. Ik spreek je morgen?”
[telefoonnummer 2] : “Jo, wat heb je nodig?
[telefoonnummer 8] [betreft nummer ten name van [naam 9] , wonende aan de [adres 4] in [plaats 2] , hierna [telefoonnummer 6] ]: “Donker
[telefoonnummer 2] : Zie je zo, ben je thuis?
[telefoonnummer 6] : Ja, hoe lang ongeveer?
[telefoonnummer 2] : Tot zo. Jo jo”
Gesprek 23 maart 2024
[telefoonnummer 9] [betreft het telefoonnummer ten name van [naam 10] uit [plaats 2] , hierna [telefoonnummer 9] ]: “vraagt of [telefoonnummer 2] hem 1 keer kan matsen, voor een tientje tot maandag
[telefoonnummer 2] : zegt dat dit echt niet kan […]
[telefoonnummer 2] : zegt dat hij de laatste keer moeilijk deed en dat hij achter zijn geld aan moest
[telefoonnummer 9] : zegt dat hij netjes had betaald. Hij dacht dat het 25 was en dat was alles. Hij doet nooit moeilijk […]
[telefoonnummer 2] : zegt ik kom er aan […]” [40]
Gesprekken 24 maart 2024
[telefoonnummer 2] : “zegt tegen [telefoonnummer 3] [dit nummer wordt gekoppeld aan [naam 3] , hierna [telefoonnummer 3] ] dat er iemand bij de AH XL komt met 5 of 6 minuten daar is en dat [telefoonnummer 3] diegene 2 voor 15 moet geven
[telefoonnummer 3] : Is goed jo jo”
Gesprekken 25 maart 2024
[telefoonnummer 2] : “vraagt waar hij is […]
[telefoonnummer 2] zegt dat zijn telefoon uit was en vraagt of die kapot is
[telefoonnummer 3] : zegt dat de SIM-kaart niet gepakt werd en nu is hij weer goed […] hij rent zo naar de trein en heeft de trein van tien voor
[telefoonnummer 2] : zegt dat hij snel moet doen […] zegt dat ze al veel mensen hebben gemist in de ochtend
[telefoonnummer 3] : komt er aan en het komt goed hij moet de trein halen”
[telefoonnummer 2] : “scheld [telefoonnummer 3] uit want hij is boos dat [telefoonnummer 3] zo laat pas aan het werk kan voor hem
[telefoonnummer 3] : heeft er spijt van, maar gaat het nu goed doen
[telefoonnummer 2] : zegt dat hij in [plaats 2] had moeten blijven, hij zei het nog zo. Zegt dat [telefoonnummer 3] niet naar hem wil luisteren.
[telefoonnummer 3] : zegt van wel, hij heeft zijn tasje bij zich […]
[telefoonnummer 2] : zegt dat hij gezegd heeft dat het vandaag uitkering was voor iedereen […] zegt dit is wat je werk noemt, [telefoonnummer 3] gaat het zelf zien al zijn harde werk was voor niks, iedereen gaat nu iemand anders bellen […]
[telefoonnummer 3] : gaat naar iedereen toe […]
[telefoonnummer 3] : blijft daar en werkt hard”
Gesprekken 28 maart 2024
[telefoonnummer 2] : “2 mensen zitten te wachten ja
[telefoonnummer 3] : waar moet ik uhh
[telefoonnummer 2] : [adres 5] , geef hem 1tje gratis (ntv) en achter de Action komt iemand 10 minuten […]
[telefoonnummer 3] : achter Action, yes, perfect, in de stad is helemaal heet he
[telefoonnummer 2] : is goed, ik ga, ga niet in de stad chillen vandaag, ik ga die mensen in de bossen sturen vandaag, ja
[telefoonnummer 3] : ja is goed man
[telefoonnummer 2] : pas alleen op wanneer je achter Action gaat ja”
[telefoonnummer 2] : “vraagt waar hij is
[telefoonnummer 3] : is onderweg naar de Plus
[telefoonnummer 2] : zegt dat hij daarna naar de [adres 6] moet gaan, daar is een man met een DHL-bus en daarna moet hij naar de [adres 7]
[telefoonnummer 3] : herhaalt de namen en vraag het laatste adres te sturen”
Gesprek 29 maart 2024
[telefoonnummer 2] : “vraagt waar hij is
[telefoonnummer 3] : zegt [plaats 2]
[telefoonnummer 2] : zegt lekker man ik ga de sms-bom sturen [,,,] zal kijken of hij kan regelen dat hij een plek krijgt waar hij vast kan chillen […]
[telefoonnummer 3] : zegt dat door het weer komt als het mooi weer is is het makkelijker om buiten te zijn
[telefoonnummer 2] : gaat de sms-bom versturen en dan hoort hij van hem.”
Tijdens het onderzoek werd gezien dat [naam 3] bij adressen van bij de politie bekende harddrugsgebruikers naar binnen ging en na korte tijd weer buiten kwam. De bezoeken kwamen overeen met de adressen die verdachte aan [naam 3] doorgaf. [41]
Waarnemingen politie
Er werd op 26 september 2023 gezien dat medeverdachte [medeverdachte 1] verschillende woningen binnen ging en dit waren woningen van bij de politie bekende harddrugsgebruikers, waaronder ene [naam 11] , [getuige 5] , [getuige 6] en ene [naam 12] . Op straat werd een deal waargenomen en de afnemer, [afnemer] , werd aangehouden. Na al deze contacten werd [medeverdachte 1] aangehouden. [medeverdachte 1] had een gripzak met brokjes/pillen, 120 euro contant en drie mobiele telefoons bij zich. [afnemer] heeft verklaard dat hij twee gripzakjes cocaïne van [medeverdachte 1] had gekocht. Hij had dit besteld bij ‘de baas’, waar hij vaker bestelde en dan kwam [medeverdachte 1] het leveren. Het telefoonnummer van deze ‘baas’ was [telefoonnummer 1] . Genoemde [naam 11] , [naam 12] , [getuige 5] en [getuige 6] stonden in de telefoon waar verdachte gebruik van maakte. [42]
Uit de stukken die achter de processen-verbaal van bevindingen – waarin het voorgaande is beschreven – zijn opgenomen blijkt het volgende. De twee gripzakjes met witte brokjes en wit poeder wogen netto 0,20 gram en uit onderzoek bleek dat het ging om een materiaal dat cocaïne bevat. [43]
Op 24 oktober 2023 werd medeverdachte [medeverdachte 1] samen met de bij de politie bekende harddrugsgebruiker [naam 13] gezien. [naam 13] gaf [medeverdachte 1] een plastic zakje. Bij [medeverdachte 1] werd door de politie daarna een plastic zakje aangetroffen met daarin 10 zakjes wit poeder en 10 gripzakjes bruin poeder. Genoemde [naam 13] is aangehouden voor het afleveren van drugs aan [aangever] . [aangever] heeft verklaard dat hij de drugs, die door [naam 13] was geleverd, bij [verdachte] had besteld. Volgens [aangever] gebruikte deze [verdachte] het nummer [telefoonnummer 1] en dat nummer is gekoppeld aan de telefoon die onder verdachte in beslag is genomen. [44]
Twee gripzakjes met witte brokjes wogen netto 0,17 gram en uit onderzoek bleek dat het ging om een materiaal dat cocaïne bevat. [45] De 10 gripzakjes met witte brokjes en wit poeder wogen netto 1,13 gram en uit onderzoek bleek dat het ging om een materiaal dat cocaïne bevat. [46] De 10 gripzakjes met bruine brokjes en bruin poeder wogen netto 2,26 gram en uit identificerend onderzoek bleek dat het ging om een materiaal dat heroïne bevat. [47]
Aangetroffen en onderzochte voorwerpen
In de keuken van de woning aan de [adres 2] in [plaats 1] werd een zakje met kristallen gevonden en in de berging lagen 45 gripzakjes met poeder. In de berging lagen verder zakjes met bruin poeder, een (zakje met) witte brokjes/wit poeder en een groot zakje met wit poeder. [48]
Deze zakjes zijn onderzocht en daaruit bleek het volgende. De 45 gripzakjes met bruine brokjes en bruin poeder, waarvan meerdere monsters zijn genomen, wogen netto 3,88 gram en uit identificerend onderzoek bleek dat het ging om een materiaal dat heroïne bevat. [49] Een ander plastic zakje met bruine brokjes en bruin poeder, waarvan een monster is genomen, woog netto 4,88 gram en uit identificerend onderzoek bleek dat het ging om een materiaal dat heroïne bevat. [50] Weer een ander plastic zakje met bruine brokjes en bruin poeder woog netto 1,20 gram en uit identificerend onderzoek bleek dat er een materiaal dat heroïne bevat in zat. [51] Het laatste plastic zakje met bruine brokjes en bruin poeder woog netto 0,07 gram en uit identificerend onderzoek bleek dat het ging om een materiaal dat heroïne bevat. [52] Het gripzakje met kristalachtige brokken, waarvan een monster is genomen, woog netto 2,01 gram en uit identificerend onderzoek bleek dat het ging om een materiaal dat cocaïne bevat. [53]
3)
Conclusie
De rechtbank heeft hierboven reeds vastgesteld dat verdachte de gebruiker was van de telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] , dat hij in de woning aan de [adres 2] in [plaats 1] verbleef en dat hij degene was die zich ‘ [verdachte] ’ noemde.
Uit bovenvermelde bewijsmiddelen leidt de rechtbank het navolgende af.
In de hierboven weergegeven berichten, zoals die zijn aangetroffen in de telefoon van verdachte, wordt niet het woord cocaïne of heroïne gebruikt, maar wordt onder meer gesproken over “koffie”, “bruin/brown”, “donker”, “choco” en daarnaast wordt gesproken over “wit”, “licht/light”, “milk”. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat – in Opiumwetzaken – met deze termen veelal wordt gedoeld op respectievelijk heroïne en cocaïne. Daarnaast wordt in de berichten gesproken over “zakje(s)”, “bollen” en “grammetjes”. Gelet op de termen die zijn gebruikt in de gesprekken, de door de getuigen afgelegde verklaringen, de in de woning/berging aan de [adres 2] in [plaats 1] aangetroffen drugs, alsmede de onder medeverdachte [medeverdachte 1] aangetroffen drugs, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat het in de gesprekken over de bestelling dan wel levering van cocaïne en heroïne gaat. De rechtbank gaat er in dit verband van uit dat de in de berichten genoemde getallen gevraagde hoeveelheden heroïne en cocaïne en voorgestelde koop- en verkoopprijs voor deze drugs betreffen.
De rechtbank komt tot de conclusie dat verdachte in de periode zoals in de tenlastelegging vermeld cocaïne en heroïne heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd en aanwezig gehad. Daarnaast heeft hij cocaïne bewerkt, hetgeen blijkt uit onder meer de gesprekken waarin verdachte zei dat hij zakjes moet maken, dat hij 50 gram moet maken en dat hij bijna klaar is met “cooking”, terwijl cocaïne wordt (uit)gekookt om zogenoemde base-coke te maken.
Het ten laste gelegde medeplegen acht de rechtbank bewezen, omdat de gesprekken blijk geven van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte, medeverdachte ( [medeverdachte 1] ) [medeverdachte 1] en [naam 3] , die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Uit de bewijsmiddelen blijkt namelijk dat via de telefoonnummers van verdachte drugs werd besteld en dat naast verdachte ook [medeverdachte 1] en [naam 3] de drugs voor verdachte verkochten en afleverden.
De rechtbank acht op grond van de weergegeven bewijsmiddelen het onder 3 tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 4
-
Bewijsmiddelen
De rechtbank verwijst allereerst naar de onder feit 3 opgenomen bewijsmiddelen en bewijsoverweging met betrekking tot de vaststelling dat verdachte de gebruiker was van de telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] , dat hij in de woning aan de [adres 2] in [plaats 1] verbleef en dat hij degene was die zich ‘ [verdachte] ’ noemde.
Tijdens de doorzoeking van de woning en bijbehorende berging aan de [adres 2] in [plaats 1] werden in de berging drie (losse) patronen alsmede een geladen (lange) patroonhouder gevonden. De geladen patroonhouder lag in een kast. Eén patroon lag op een kast, één lag onder de kast en er lag er één in de kast. In het dossier zitten foto’s van de in de berging aangetroffen losse patronen en patroonhouder. Ook werd in de berging een gasdrukwapen gevonden en van dit wapen zijn ook foto’s aan het dossier toegevoegd. [54]
De lange patroonhouder was gevuld met 25 kogelpatronen van het kaliber 9 x 19 millimeter. De in de berging aangetroffen drie (losse) kogelpatronen waren ook van het kaliber 9 x 19 millimeter. Al deze kogelpatronen zijn munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie (hierna: WWM). [55]
Het in de kelder aangetroffen gasdrukwapen betreft een CO2-gas aangedreven semiautomatisch geweer. Het is een nabootsing van een M4 MK18 karabijn en heeft geen CE-keurmerk. Het wapen lijkt sprekend op een Colt type M4 MK18 CQBR 5.56 mm kaliber Nato geweer en is derhalve een wapen in de zin van artikel 2 lid 1, categorie I onder 7, van de Wet wapens en munitie (hierna: WWM), gelet op artikel 3 onder A van de Regeling wapens en munitie. [56]
Verder werd in de bank in de woonkamer van genoemde woning een vuurwapen, te weten een Glock, aangetroffen. Het wapen was niet doorgeladen, maar er zat wel een patroonhouder met acht 9 millimeter patronen in. In de salontafel werden drie patronen gevonden.
-
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling van het – als pleger – voorhanden hebben van een wapen of munitie is vereist dat de verdachte het wapen of de munitie bewust aanwezig had. De in de rechtspraak van de Hoge Raad in dit verband gebruikte aanduiding van "een meerdere of mindere mate" van bewustheid geeft aan dat de verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het wapen of de munitie, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of de munitie of tot de exacte locatie van dat wapen of die munitie. Voorts vergt het aanwezig hebben van een wapen of munitie dat de verdachte feitelijke macht over het wapen of de munitie kan uitoefenen in de zin dat hij daarover kan beschikken. De aanwezigheid van het wapen in de onmiddellijke nabijheid van de verdachte kan doorslaggevend zijn, maar dat hoeft niet. Een en ander is afhankelijk van de plaats waar een wapen is aangetroffen en de wijze waarop het is opgeborgen, van de vraag wie wanneer toegang tot het wapen had en van de verklaring die de verdachte geeft voor de aanwezigheid ervan.
De rechtbank overweegt dat uit het dossier niet blijkt waar het vuurwapen (de Glock) met de patroonhouder met daarin acht 9 millimeter patronen precies lag. Het wapen lag ‘in de bank’, meer specifiek is de vindplaats niet beschreven.. Onduidelijk is gebleven of dit wapen en deze munitie in het zicht lagen. Voor de drie patronen die “in de salontafel” werden gevonden geldt dat niet is gebleken dat deze in het zicht lagen. Daar komt bij dat getuige [getuige 1] ook in de woning verbleef en er meerdere mensen een sleutel hadden van de woning. De rechtbank kan daardoor niet vaststellen of verdachte zich in meerdere of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid van dit wapen en deze munitie en dus of verdachte dit wapen en deze munitie bewust aanwezig heeft gehad. De rechtbank zal verdachte om die reden partieel vrijspreken van het onder 4 tenlastegelegde, te weten het voorhanden hebben van het wapen van categorie III, te weten de Glock, de bijbehorende patroonhouder met acht kogelpatronen en de drie patronen die in de salontafel zijn aangetroffen.
De rechtbank heeft reeds vastgesteld dat verdachte gebruik maakte van de woning en de bijbehorende berging aan de [adres 2] . In die berging zijn drie losse kogelpatronen, de patroonhouder met 25 kogelpatronen en het gasdrukwapen gevonden, terwijl op de bij het proces-verbaal van doorzoeking behorende foto’s duidelijk is te zien dat dit wapen en deze munitie in het zicht lagen. [57] De rechtbank acht daarom, mede in aanmerking genomen dat ook de zwarte iPhone van verdachte in deze berging lag en meerdere gripzakjes met drugs waar de rechtbank zoals blijkt uit de overwegingen onder feit 3 verdachte voor verantwoordelijk houdt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit wapen en deze munitie voorhanden heeft gehad.
Vrijspraak feit 1
De rechtbank leidt uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende af.
Op 10 februari 2024 rond 19:50 uur vond een explosie plaats bij de voordeur van de woning aan de [adres 1] in [plaats 2] . Op de vloer van de balustrade ter hoogte van voornoemde woning lagen meerdere kartonnen/papieren snippers die werden veiliggesteld voor nader onderzoek. Blijkens de korte nadere omschrijving van deze snippers zou het gaan om fragmenten van vuurwerk. Op de camerabeelden van de camera’s van de flat aan de [adres 1] is te zien dat er op 10 februari 2024 rond 19:47 uur een persoon met zwarte kleding en zwarte schoenen richting de woning van aangever liep. Deze persoon rende ongeveer een minuut later weg. Op de beelden is op een bepaald moment een deel van het (ontblote) onderbeen van de persoon te zien en dan is te zien dat de huidskleur van deze persoon blank is. Verdachte is geboren in Somalië en heeft een donkere huidskleur.
Aangever [aangever] , bewoner van de woning aan de [adres 1] in [plaats 2] , heeft verklaard dat hij harddrugs gebruikt en dat hij in het verleden is bedreigd door dealers, te weten ene [naam 14] en ene [naam 15] . Laatstgenoemde heeft hem twee of drie maanden voor de explosie nog geslagen. Op 12 februari 2024 heeft [aangever] in het tweede verhoor verklaard dat hij [naam 16] was tegengekomen en dat [naam 16] had gehoord dat ene [verdachte] een bom op [aangever] deur had geplakt. [aangever] heeft toen verklaard dat deze [verdachte] drugs verkoopt en [aangever] meerdere keren heeft gevraagd om drugs voor hem te gaan verkopen. [aangever] weigerde dit en hier ontstond een conflict over. [aangever] heeft verklaard dat ene [medeverdachte 1] voor deze [verdachte] ‘loopt’ [de rechtbank begrijpt: voor hem drugs verkoopt en levert]. [medeverdachte 1] is rond de 30 jaar, blank, heeft blond haar en een normaal postuur. Een verbalisant merkte op dat het hier zou gaan om medeverdachte [medeverdachte 1] . Volgens [aangever] is [verdachte] de baas van [medeverdachte 1] . Aangever heeft verklaard dat het zou kunnen dat zij achter de aanslag zitten. Hij heeft namelijk een conflict met deze [verdachte] en deels met genoemde [medeverdachte 1] .
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij drugs kocht van [verdachte] , een Somalische jongen. Deze [verdachte] belde hij op het telefoonnummer [telefoonnummer 1] en het nieuwe nummer van deze [verdachte] is [telefoonnummer 2] . Over deze [verdachte] heeft [getuige 2] het volgende verklaard: “Ik heb gehoord van die [verdachte] dat hij vuurwerk heeft gezet. Iets van Duitsland. Hij zegt dat het C4 is, maar C4 dat zijn weer andere soorten zaken […] Ik heb gehoord dat het die [verdachte] was. Heeft de [adres 1] . Dit heb ik een bericht gekregen […]”. Toen getuige werd gevraagd wat hij over de explosie had gehoord heeft hij verklaard: “Ik ken een paar andere mensen, ik heb ze gevraagd wat is dit. Ik heb iets gekregen over een explosie dit gehoord. Ze zeiden dat was [verdachte] .”
Verdachte had ten tijde van de aanhouding een rode iPhone aan een touwtje om zijn nek hangen. Nadat het nummer [telefoonnummer 2] werd gebeld bleek dat dit nummer gekoppeld was aan de iPhone die verdachte om zijn nek had hangen tijdens zijn aanhouding. Ook het nummer [telefoonnummer 1] , waarover [getuige 2] verklaarde dat hij [verdachte] op dat nummer belde, was gekoppeld aan deze telefoon.
Op 27 maart 2024 belde de gebruiker van [telefoonnummer 2] (de rechtbank: het telefoonnummer van verdachte) naar telefoonnummer [telefoonnummer 7] . Laatstgenoemd nummer is afgegeven aan medeverdachte [medeverdachte 1] . In dit gesprek werd onder meer het volgende besproken:
“[…] [telefoonnummer 2] : Jij wordt niet afgeluisterd joh. Jij wordt niet afgeluisterd joh. Als we worden afgeluisterd, zullen ze allang ons komen ophalen. “Snoes” als die dingen die wij gedaan hebben.
[telefoonnummer 7] : Maar voor zwart werken weet je niet he. Zwart werken is weer anders.
[telefoonnummer 2] : “Snoes” wij hebben een bom gezet bro. Hahaha. Wij hebben een facking C4 af laten gaan jonge en dan praat jij over facking zwart werken.
[telefoonnummer 7] : Ik weet niet wat jij bedoelt.
[telefoonnummer 2] : Ik zeg… Hoor je niet wat ik bedoel, hoor je niet wat ik zeg.
[telefoonnummer 7] : Jawel.
[telefoonnummer 2] : Oke bro. Daarom.
[telefoonnummer 7] : Ik snap het.
[telefoonnummer 2] : Kom op man. Als we dan niet afgeluisterd worden. What the fuck.”
In de woning aan de [adres 2] in [plaats 1] werden op 29 maart 2024 nitraten gevonden waar de tekst “Original C4” op staat. Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat verdachte in deze woning verbleef. Het bleek verder dat een sleutel aan de sleutelbos, die onder verdachte werd aangetroffen, in het slot van de voordeur deze woning paste. Ook is gezien dat verdachte op 29 maart 2024 met een vuilniszak uit voormelde woning kwam.
De rechtbank stelt vast dat verdachte degene is die zich ‘ [verdachte] ’ noemde en degene was die gebruik maakte van de telefoonnummers [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 1] . De rechtbank verwijst in dit kader naar de onder feit 3 opgenomen bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat verdachte in de woning aan de [adres 2] in [plaats 1] verbleef. De rechtbank verwijst in dit kader ook naar de onder feit 3 opgenomen bewijsmiddelen hieromtrent. Verder stelt de rechtbank vast dat degene die het explosief bij de woning plaatste een blanke huidskleur had, terwijl verdachte een donkere huidskleur heeft.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – het medeplegen van het teweegbrengen van de explosie aan de [adres 1] . Zij overweegt hierover als volgt.
Om tot een bewezenverklaring voor het medeplegen van de ten laste gelegde feiten te komen is vereist dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten. Op basis van het dossier moet vast komen te staan welke intellectuele en/of materiele bijdrage de verdachte heeft geleverd aan het delict.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van bovenstaande kan worden vastgesteld dat op 10 februari 2024 door een blanke persoon (zwaar) vuurwerk bij de woning aan de [adres 1] is geplaatst en dat er een explosie heeft plaatsgevonden. Niet bewezen kan worden dat verdachte of medeverdachte [medeverdachte 1] deze persoon is geweest. Er zijn wel belastende omstandigheden die vragen bij de rechtbank oproepen. In het weergegeven tapgesprek zegt verdachte immers tegen [medeverdachte 1] onder meer “wij hebben een facking C4 af laten gaan” en daarnaast zijn in de woning waar hij verbleef nitraten met het opschrift ‘Original C4’ aangetroffen. Verder heeft [getuige 2] verklaard dat hij heeft gehoord dat ‘ [verdachte] ’ [de rechtbank begrijpt: verdachte] “vuurwerk heeft gezet” en [getuige 2] noemt de [adres 1] , terwijl aangever heeft verklaard dat hij een conflict met “ [verdachte] ” (de rechtbank begrijpt verdachte) en [medeverdachte 1] heeft.
Dit maakt echter niet dat uit die omstandigheden een bewezenverklaring kan volgen. Uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting wordt immers niet duidelijk of en zo ja welke rol verdachte zou hebben gehad bij de explosie aan de [adres 1] . [getuige 2] verklaart weliswaar te hebben gehoord dat [verdachte] vuurwerk heeft gezet en noemt de [adres 1] , maar vaststaat dat het vuurwerk bij de woning aan de [adres 1] is geplaatst door een persoon met een blanke huidskleur. Verdachte is dat niet geweest, aangezien hij een donkere huidskleur heeft. Uit de verklaring van [getuige 2] blijkt niet welke andere rol verdachte zou hebben vervuld bij de explosie aan de [adres 1] . Bovendien blijkt uit de verklaring van [getuige 2] niet zonder meer of hij het zetten van het vuurwerk door [verdachte] van verdachte zelf en/of van anderen heeft gehoord. Daarnaast blijkt uit het gesprek van 27 maart 2024 niet dat het in dat gesprek gaat over de explosie aan de [adres 1] . Vastgesteld kan slechts worden dat bij verdachte nitraten met het opschrift ‘C4’ zijn gevonden en dat hij ongeveer anderhalve maand na de explosie aan de [adres 1] in [plaats 2] in een gesprek heeft gezegd “wij hebben een facking C4 af laten gaan”. Hieruit volgt echter niet dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met degene die het vuurwerk aan de [adres 1] plaatste. Noch het procesdossier, noch het verhandelde ter zitting bevat wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring te komen van het ten laste gelegde medeplegen van het teweegbrengen van de explosie. Verdachte wordt daarom van het hem onder 1 ten laste gelegde vrijgesproken.
Vrijspraak feit 2 primair en subsidiair
Getuige [slachtoffer 1] heeft op 4 april 2024 verklaard dat ‘ [verdachte] ’, een drugsdealer die zichzelf zo noemde, haar ongeveer een jaar geleden had gevraagd om voor hem ‘te lopen’[de rechtbank begrijpt: voor hem drugs te verkopen en leveren]. Getuige heeft verklaard dat hij haar – zij vermoedt omdat zij in verband met drugs een schuld bij hem had – sloeg en haar een auto in sleurde. [verdachte] had een tas vol spuiten bij zich en dreigde getuige plat te spuiten. [verdachte] zei toen dat er sowieso ook bij haar een bom op de deur zou komen. Getuige heeft toen een week voor deze [verdachte] drugs rondgebracht. Op 25 maart 2024 heeft getuige [verdachte] voorgesteld om 200 euro te betalen. Ze spraken op 1 april 2024 om 20:00 uur bij getuige thuis af. [verdachte] belde toen, maar getuige nam niet op. Vervolgens appte [verdachte] ter verificatie “Maandag?” Een verbalisant zag in de telefoon van getuige dit bericht staan, afkomstig van de contactpersoon [contactnaam 3] met telefoonnummer [telefoonnummer 2] .
Op 28 maart 2024 belde de gebruiker van [telefoonnummer 2] [de rechtbank begrijpt: verdachte] naar telefoonnummer [telefoonnummer 10] , afgegeven aan [medeverdachte 2] die aan de [adres 8] te [plaats 2] woont. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat dit laatste telefoonnummer van hem is. In dit gesprek werd onder meer het volgende besproken:
“ [telefoonnummer 2] : Joo joo… Hoeveel wil je hebben dan, voor jou, voor die missie
[medeverdachte 2] [de rechtbank begrijpt medeverdachte [medeverdachte 2] ]: Voor die missie […] Hmm, euhm, wou je dat zo bespreken of wou je dat face to face […] Ok.. Wat.. Wat is de bedoeling. Hoe wil je ’t zien. Wou je euh.. Wou je (ntv)
[telefoonnummer 2] : Dingen in de lucht… Ik wil gewoon (ntv).. zien…vuur. Is gewoon, ik wil hele huis zien…op de grond. Snap je toch…
[medeverdachte 2] : […] Ja maar dan nie vo, nie vo, nie vo, nie vo, nie voor minder. Snap je ook wel
[telefoonnummer 2] : Nee is gewoon goeie doekoe…Wat jij wilt…Snap je toch
[medeverdachte 2] : Mhoa oke
[telefoonnummer 2] : No spang… Hoeveel
[medeverdachte 2] : Kom maar brengen dan, die ding
[telefoonnummer 2] : Wanneer, wat wo….die ding kan ik niet zomaar brengen (ntv) …moeten goed plannen…die dinge is geen grap. Snap je toch.. Die ding..(ntv)..is niet iets dat ik…dat jij gaat…(ntv)…nu…die ding is geen grap… Ik moet die ding even…euh…euh…regelen, dan kom…(ntv)…Twee plekken wat je moet doen…twee plekken he. Twee plekken. Twee plekken. Je weet [slachtoffer 1] toch [slachtoffer 1] .
[medeverdachte 2] : (ntv)
[telefoonnummer 2] : Ja je moet eentje daar af laten gaan…En eentje…je weet toch…die andere…euh… [slachtoffer 2] , [slachtoffer 2]
[medeverdachte 2] : Heheh, en wat wou je met (ntv) doen?
[telefoonnummer 2] : Zeg maar, zeg maar hoeveel wil je
[medeverdachte 2] : Ik wil nou lekker (ntv) daarna kom je gewoon met die cash
[telefoonnummer 2] : Is goed […] ik kom vanavond beter gaan we face to face man, beter ja (ntv)
[medeverdachte 2] : Kom dan gelijk even die (ntv) langs brengen (ntv)
[telefoonnummer 2] : Is goed, is goed […]
[medeverdachte 2] : Hoe laat is die hier dan? […]
[medeverdachte 2] : Ik wel iets nodig nu dan (ntv), ik heb drie
[telefoonnummer 2] : Heb je geld?
[medeverdachte 2] : Ik heb drie toch?
[telefoonnummer 2] : Ik kan niets doen jongen hahaha, je moet ff, je hebt niet die werk gedaan, je bent al euh je bent al euh smokkel […]
[telefoonnummer 2] : Je hebt die werk niet gedaan en je wilt (ntv)
[medeverdachte 2] : (ntv) als ik zulke dingen wil ondernemen dan ja toch, is niet verkeerd bedoeld naar jou, je weet toch?
[telefoonnummer 2] : Ja ik weet, ik ben er vanavond broer, je moet die missie eerst doen broer dan euh dan die geld is daar voor jou snap je toch?
[medeverdachte 2] : Ja maar ik heb hier drie euro, kan wel tientje doen toch? Anders (ntv)”
Getuige [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij weleens drugs bij [verdachte] heeft gehaald, maar dat niet meer doet. Hij denkt dat het bovenstaande gesprek dat op 28 maart 2024 heeft plaatsgevonden tussen [medeverdachte 2] en [verdachte] gaat, omdat hij niet meer bij [verdachte] koopt.
Op 1 april 2024 werd in de keuken van de woning van verdachte [medeverdachte 2] , aan de [adres 8] in [plaats 2] , een zak met briketten met daarop een hoeveelheid aanmaakblokjes gevonden. De aanmaakblokjes waren met tape aan de zak met briketten vastgemaakt. Ook werd in de woonkamer een blok klei gevonden dat in een plastic zak was verpakt.
Getuige [getuige 9] , de partner van medeverdachte [medeverdachte 2] , heeft verklaard dat de in de woonkamer aangetroffen klei van haar is; ze tekent en schildert graag en wilde de klei ook nog gaan gebruiken.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – het medeplegen van een poging tot het teweegbrengen van een ontploffing en/of brandstichting. Zij overweegt daartoe als volgt.
Voor een strafbare poging is vereist dat er gedragingen zijn verricht die kunnen worden beschouwd als een begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf. Dat is het geval bij gedragingen die naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op de voltooiing van het voorgenomen misdrijf. De vraag of sprake is van zulke gedragingen, laat zich niet in algemene zin beantwoorden. Het komt aan op een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval (Vgl. HR 11 juni 2024, ECLI:NL:HR:2024:814 en HR 28 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:479).
Verdachte heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen. De rechtbank is van oordeel dat het enkel spreken over het teweegbrengen van een ontploffing en/of brandstichting en het spreken over het ontvangen van geld en/of drugs daarvoor, hetgeen kan worden afgeleid uit het hierboven weergegeven tapgesprek van 28 maart 2024, niet maakt dat sprake is van een strafbare poging. Het feit dat er bij medeverdachte [medeverdachte 2] thuis aanmaakblokjes zijn gevonden die zijn vast getapet aan een zak met briketten en dat er in zijn woning ook klei is aangetroffen, maakt dit niet anders. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er geen gedragingen verricht die naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn te beschouwen als een begin van uitvoering van het teweegbrengen van een ontploffing en/of brandstichting. Verdachte wordt daarom van het hem onder 2 primair ten laste gelegde vrijgesproken.
Onder feit 2 subsidiair is aan verdachte – kort gezegd – uitlokking van een poging tot het teweegbrengen van een ontploffing en/of brandstichting ten laste gelegd. De rechtbank overweegt dat nu zij tot een vrijspraak komt van de poging tot het teweegbrengen van een ontploffing en/of brandstichting, de rechtbank reeds om die reden eveneens tot een vrijspraak komt van dit feit. Immers, ook voor dit ten last gelegde feit dient sprake te zijn van een poging tot het teweegbrengen van een ontploffing en/of brandstichting en dat is niet het geval.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
3
hij op
een of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 6 oktober 2022 tot en met 29 maart 2024
te [plaats 2] en/of te [plaats 1] en/of te Lochem, althansin Nederland tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen, opzettelijk heeft
bereid en/ofbewerkt
en/of verwerkten
/ofverkocht en
/ofafgeleverd en
/ofverstrekt en
/ofvervoerd,
in elk gevalen opzettelijk aanwezig heeft gehad, een
(gebruikers)hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en
/ofeen
(gebruikers)hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en
/ofcocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4
hij op
of omstreeks29 maart 2024 te [plaats 1]
- een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, zijnde een CO2-gas aangedreven semi automatisch geweer (merk Crosman, kaliber 4.5 mm) dat wat betreft zijn vorm en afmeting een sprekende gelijkenis vertoont met een bestaand geweer (merk Colt, type M4 MK 18 CQBR, kaliber 5.56 mm Nato) en
/of
- een wapen van categorie III, onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool (merk Glock, type 17), zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
8, althans een ofmeerdere kogelpatronen (kaliber 9 mm), voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 3:
de eendaadse samenloop van
het medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
het medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
feit 4:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat er slechts een fractie van de door de officier van justitie gevorderde straf dient te worden opgelegd in het geval verdachte van feiten 1 en 2 wordt vrijgesproken.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het dealen en bewerken van cocaïne en heroïne en het voorhanden hebben van munitie en een wapen dat voor afdreiging geschikt is. Algemeen bekend is dat verspreiding van drugs ernstige nadelige maatschappelijke gevolgen kent, waaronder gezondheidsschade voor drugsgebruikers. De verspreiding van en handel in cocaïne en heroïne gaan daarnaast gepaard met vele andere vormen van criminaliteit. Deze zaak is een goed voorbeeld van de verschillende vormen van criminaliteit die verweven zijn met drugshandel. Verdachte heeft zich namelijk ook schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een wapen en munitie. Het ongecontroleerde bezit van wapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en leidt tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Deze vormen van berekenende criminaliteit hebben een ontwrichtende werking op de samenleving.
Verdachte heeft zich van alle hiervoor genoemde negatieve effecten niets aangetrokken. Integendeel, verdachte hield zich langdurig bezig met de handel in drugs. Daarbij overweegt de rechtbank dat uit het dossier blijkt dat verdachte ten opzichte van de mededaders een initiërende en sturende rol had in de handel in drugs. Hij heeft zich – naar mag worden aangenomen – enkel laten leiden door zijn eigen financiële gewin. De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan.
Uit de justitiële documentatie van verdachte volgt dat hij in 2015 meerdere malen in het buitenland en in Nederland nog in januari 2024 is veroordeeld voor drugsgerelateerde feiten. Uit het reclasseringsadvies volgt dat verdachte niet mee heeft gewerkt aan een onderzoek. De reclassering heeft daardoor geen specifieke criminogene en/of delictgerelateerde factoren kunnen duiden en kon geen advies en/of plan van aanpak opstellen.
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigen de feiten, mede gelet op de lange periode waarin verdachte drugs verhandelde en zijn grote rol daarin, zonder meer de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om een andere dan een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank legt een lagere straf op dan gevorderd, nu zij verdachte vrijspreekt van de onder 1 en onder 2 tenlastegelegde feiten en zij verdachte bovendien partieel vrijspreekt van het onder 4 tenlastegelegde. Alles afwegend, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van het beslag

De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen voorwerpen, die zijn vermeld op de lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, verbeurd te verklaren. De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
Uit de bewijsmiddelen zoals vermeld onder de overwegingen ten aanzien van het bewijs volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de in beslag genomen telefoons, een rode telefoon van het merk Apple (voorwerpnummer PL0600-2024064816-G3184315 ) en een zwarte telefoon van het merk Apple die werd aangetroffen in de berging van de [adres 2] in [plaats 1] (voorwerpnummer PL0600-2024064816-G3184473 ), zijn gebruikt om de drugs te verhandelen.
De genoemde telefoons, die aan verdachte toebehoren en onder hem in beslag zijn genomen en nog niet teruggegeven, zijn zodoende vatbaar voor verbeurdverklaring, nu feit 3 met behulp daarvan is begaan. De rechtbank zal deze telefoons verbeurd verklaren.
Er werd € 500,- in contanten aangetroffen in de kledingkast in de woonkamer van de woning aan de [adres 2] , bestaande uit de volgende eurobiljetten: 1 x 100, 5 x 50, 3 x 20 en 9 x 10. Er werd verder € 1.500,- in contanten aangetroffen in de keuken van deze woning, bestaande uit de volgende eurobiljetten: 10 x 50, 33 x 20 en 29 x 10 euro en 10 x 5, zoals blijkt uit de kennisgeving van inbeslagneming.
Meerdere mensen maakten gebruik van de woning waar het geld is aangetroffen. Nu niet vaststaat aan wie het geld toebehoort en niet is gebleken dat het geld is verkregen door middel van een strafbaar feit, zal de rechtbank beslissen dat voornoemde geldbedragen zullen worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 33, 33 a, 47, 55, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 10 en 13a van de Opiumwet;
- 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder 1, onder 2 primair en onder 2 subsidiair ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 verklaart verbeurd de rode telefoon van het merk Apple (voorwerpnummer PL0600-2024064816-G3184315 ) en de zwarte telefoon van het merk Apple (voorwerpnummer PL0600-2024064816-G3184473 );
 gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het geldbedrag van € 500,- (voorwerpnummer PL0600-2024064816-G3184554 ) en het geldbedrag van € 1.500,- (voorwerpnummer PL0600-2024064816-G3184561 ).
Dit vonnis is gewezen door mr. A.T.G. van Wandelen (voorzitter), mr. Y. Yeniay-Cenik en
mr. J.M. Hollebrandse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Hessel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 oktober 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de politie Oost-Nederland, basisteamrecherche IJsselstreek, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer ON33024001, gesloten op 26 mei 2024, het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, basisteamrecherche IJsselstreek, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer ON33024001, gesloten op 20 juni 2024, het in de wettelijke vorm door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] van de politie Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer ON 2024064816, gesloten op 7 juni 2024, het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 5] van de politie Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024064816, gesloten op 21 juni 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 76-77 en 80.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 78.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 183-184.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 281-282.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 281-282.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 281-282, gelezen in onderlinge samenhang met proces-verbaal van observatie 26 maart 2024 en p. 348 en proces-verbaal van observatie 29 maart 2024, p. 354-355.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 275 en 278.
9.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 375, gelezen in onderlinge samenhang met proces-verbaal van bevindingen, p. 283.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 438-439 en 484.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 490-491.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 281.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 518-520.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 520, gelezen in onderlinge samenhang met de weergave van de berichten op p. 521-536.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 520, gelezen in onderlinge samenhang met de weergave van de berichten op p. 533-535.
16.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 76-77 en 80.
17.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 82 en 85.
18.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 79.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 910-912
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 912-921.
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. 463-464.
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. 547-548.
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. 405-408 en 411.
24.Proces-verbaal van bevindingen, p. 468-480
25.Proces-verbaal van bevindingen, p. 445-446.
26.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 996-998
27.Proces-verbaal van bevindingen, p. 454-455.
28.Proces-verbaal van bevindingen, p. 453.
29.Proces-verbaal van bevindingen, p. 451-452.
30.Proces-verbaal van bevindingen, p. 454.
31.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 103-104.
32.Proces-verbaal van bevindingen, p. 460-461.
33.Proces-verbaal van bevindingen, p. 461-462.
34.Proces-verbaal van bevindingen, p. 803-806.
35.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 7] bij de rechter-commissaris, p. 2-3.
36.Proces-verbaal van bevindingen, p. 485-487.
37.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 8] , p. 130-132 en 140-141.
38.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 8] , p. 133-134.
39.Proces-verbaal van bevindingen, p. 310-312, proces-verbaal van bevindingen, p. 405-411 en proces-verbaal van bevindingen, p. 414-415 en 418.
40.Proces-verbaal van bevindingen, p. 310-312, gelezen in onderlinge samenhang met weergave gesprekken op p. 485-486 en proces-verbaal van bevindingen, p. 912-921.
41.Aanvullend proces-verbaal onderzoek [naam 3] , SUMM-IT ON33024001, p. 16.
42.Proces-verbaal van bevindingen, p. 336 gelezen in onderlinge samenhang met proces-verbaal bevindingen p. 405-408, proces-verbaal van bevindingen p. 1175-1176 en proces-verbaal van verhoor getuige [afnemer] , p. 1170.
43.Proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, p. 1182, gelezen in onderlinge samenhang met het rapport NFiDent, p. 1184.
44.Proces-verbaal van bevindingen, p. 336, proces-verbaal van bevindingen, p. 1054, proces-verbaal van bevindingen 1056 en proces-verbaal van observatie 29 maart 2024, p. 354.
45.Proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, p. 1068, gelezen in onderlinge samenhang met het rapport NFiDent, p. 1070.
46.Proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, p. 1073-1074 het rapport NFiDent, p. 1076.
47.Proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, p. 1073-1074, gelezen in onderlinge samenhang met het rapport NFiDent, p. 1077.
48.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 375-376, gelezen in onderlinge samenhang met proces-verbaal van doorzoeking rechter-commissaris, p. 1370-1371.
49.Proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, p. 4-5 aanvullend proces-verbaal, gelezen in onderlinge samenhang met de kennisgeving van inbeslagneming, p. 1243.
50.Proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, p. 4-5 aanvullend proces-verbaal, gelezen in onderlinge samenhang met de kennisgeving van inbeslagneming, p. 1237.
51.Proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, p. 8-9 aanvullend proces-verbaal, gelezen in onderlinge samenhang met de kennisgeving van inbeslagneming, p. 1235.
52.Proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, p. 7-8 aanvullend proces-verbaal, gelezen in onderlinge samenhang met de kennisgeving van inbeslagneming, p. 1239.
53.Proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, p. 7 aanvullend proces-verbaal, gelezen in onderlinge samenhang met de kennisgeving van inbeslagneming, p. 1241.
54.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 375-376 en de bijbehorende foto’s op p. 385-387 en p. 389, gelezen in onderlinge samenhang met de kennisgeving van inbeslagneming, p. 1244 en 1245.
55.Proces-verbaal onderzoek wapen, p. 3-4 aanvullend dossier, gelezen in onderlinge samenhang met de kennisgeving van inbeslagneming, p. 1244 en 1245.
56.Proces-verbaal van bevindingen, p. 266-267 en de kennisgeving van inbeslagneming p. 1248.
57.De rechterlijke waarneming van de zich in het dossier bevindende foto’s op p. 385-387 en p. 389.