Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.De procedure
- de pleitnota van [eiser] ;
- de pleitnota van [gedaagde] .
Rechtbank Gelderland
In deze zaak, die zich afspeelt in Arnhem, heeft de voorzieningenrechter op 30 september 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee buren. De eiser, eigenaar van een woning, vorderde dat de gedaagde, die een aanbouw aan zijn onroerende zaak wilde realiseren, de bouwwerkzaamheden zou staken. De eiser stelde dat de aanbouw onrechtmatige hinder zou veroorzaken, met name door verlies van licht en uitzicht, en dat dit in strijd was met artikel 5:37 BW. De gedaagde had een omgevingsvergunning verkregen voor de aanbouw, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van de omwonenden niet voldoende waren gewogen bij de vergunningverlening. De rechter concludeerde dat de hinder die de aanbouw zou veroorzaken van zodanige aard en duur was dat deze onrechtmatig was. De vordering van de eiser werd toegewezen, met een dwangsom voor de gedaagde bij niet-naleving. Tevens werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van de eiser, die in totaal € 1.741,72 bedroegen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging bij het verlenen van omgevingsvergunningen, vooral in situaties waar de belangen van buren op het spel staan.