In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, worden de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Arnhem beoordeeld. De belanghebbende, eigenaar van meerdere onroerende zaken in Arnhem, heeft bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarden per 1 januari 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende voor vier objecten hogere waarden bepleit dan de beschikte waarden. De rechtbank concludeert dat de beroepen van belanghebbende gegrond zijn voor de objecten waarvan de waarden te laag zijn vastgesteld, namelijk [adres 2] en [adres 9]. De rechtbank verhoogt de waarden van deze objecten respectievelijk tot € 117.000 en € 56.000.
Daarnaast heeft de rechtbank ook de lange afhandelingsduur van de zaak in overweging genomen. De rechtbank oordeelt dat de redelijke termijn is overschreden en kent een schadevergoeding toe aan de belanghebbende van in totaal € 500, waarvan € 200 door de heffingsambtenaar en € 300 door de Staat der Nederlanden moet worden vergoed. De rechtbank heeft ook de proceskosten vastgesteld op € 3.216,75 en bepaalt dat het griffierecht van € 100 aan de belanghebbende moet worden vergoed. De overige beroepen zijn ongegrond verklaard.
De uitspraak is gedaan door mr. R.A. Eskes, rechter, en is openbaar uitgesproken. De belanghebbende kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.