ECLI:NL:RBGEL:2024:5985

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 september 2024
Publicatiedatum
2 september 2024
Zaaknummer
AWB 23_2517
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaarschriften tegen aanslagen toeristenbelasting en verzoek om schadevergoeding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Gelderland de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van 29 december 2022. De heffingsambtenaar had aan belanghebbende voor het jaar 2019 aanslagen toeristenbelasting opgelegd en verklaarde de bezwaren van belanghebbende niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft de beroepen op 21 mei 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende aanwezig was, maar de heffingsambtenaar niet. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar de bezwaarschriften terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat deze te laat zijn ingediend. De gemachtigde erkende dit, maar hoopte op een ambtshalve vermindering van de aanslagen. De rechtbank concludeert dat er geen misbruik van procesrecht is, omdat belanghebbende geen andere weg zag om in gesprek te komen met de heffingsambtenaar.

Daarnaast heeft belanghebbende verzocht om een vergoeding van immateriële schade, maar de rechtbank wijst dit verzoek af. De rechtbank stelt vast dat er geen materieel geschil aan de orde is en dat de materiële uitkomst van de procedure bij voorbaat vaststond. Belanghebbende had erkend dat het bezwaar te laat was ingediend en had het beroep alleen ingesteld om in gesprek te komen met de heffingsambtenaar. De rechtbank komt tot de conclusie dat de beroepen ongegrond zijn en dat de heffingsambtenaar de bezwaren terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Ook het verzoek om vergoeding van immateriële schade wordt afgewezen, evenals de verzoeken om proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/2517 en 23/2519

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van

in de zaak tussen

[eiseres], in [vestigingsplaats], belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en

de heffingsambtenaar van het belastingcentrum Tribuut, de heffingsambtenaar.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van 29 december 2022.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende voor het jaar 2019 aanslagen toeristenbelasting opgelegd.
De heffingsambtenaar heeft de bezwaren van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard.
De heffingsambtenaar heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft de beroepen op 21 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde deelgenomen. De heffingsambtenaar is, met kennisgeving vooraf, niet verschenen.

Feiten

1. De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende met dagtekening 31 augustus 2020 twee aanslagen toeristenbelasting opgelegd. Namens belanghebbende is bij brieven met dagtekening 23 maart 2021 bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft de bezwaarschriften op 25 maart 2021 ontvangen. Hij heeft ze beide niet-ontvankelijk verklaard omdat de bezwaarschriften na afloop van de bezwaartermijn zijn ingediend.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar de bezwaarschriften terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daarbij overweegt zij het volgende.
3. De heffingsambtenaar heeft in zijn verweerschrift de stelling ingenomen dat de beroepen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard omdat belanghebbende geen juiste machtiging heeft overgelegd. De machtiging heeft volgens hem geen betrekking op toeristenbelasting, maar enkel op andere lokale heffingen. Ter zitting heeft de gemachtigde een machtiging overgelegd die ook betrekking heeft op de toeristenbelasting. De rechtbank zal de beroepen dan ook behandelen.
4. De rechtbank overweegt met betrekking tot de ontvankelijkheid van de bezwaarschriften dat de gemachtigde heeft erkend dat de bezwaarschriften te laat zijn ingediend. Hij hoopte (en hoopt nog) op een ambtshalve vermindering van de aanslagen, maar de heffingsambtenaar wil niet met hem in gesprek. Om toch in gesprek te kunnen komen heeft hij namens belanghebbende bezwaar gemaakt en beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft de bezwaarschriften dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard. Aan het feit dat de heffingsambtenaar klaarblijkelijk niet heeft gevraagd naar de reden waarom de bezwaren te laat waren zal de rechtbank geen gevolgen verbinden [1] . De beroepen van belanghebbende zijn ongegrond.
5. De heffingsambtenaar heeft verzocht om een proceskostenvergoeding ten laste van belanghebbende. Omdat zij van meet af aan wist dat het bezwaar te laat was, en het beroep dus ongegrond, is volgens hem sprake van misbruik van procesrecht. De rechtbank volgt de heffingsambtenaar hier niet in. Klaarblijkelijk heeft belanghebbende (althans de gemachtigde) geen andere weg gezien om in gesprek te komen met de heffingsambtenaar over de hoogte van de aanslag dan door het alsnog maken van bezwaar. Dit is zonder hoorzitting afgedaan. Daardoor resteerde volgens belanghebbende (althans de gemachtigde) geen andere keuze dan beroep instellen. Mede gelet op het feit dat de heffingsambtenaar ook niet ter zitting van de rechtbank is verschenen kan de rechtbank enig begrip voor het standpunt van belanghebbende (althans de gemachtigde) opbrengen omdat het er ten minste de schijn van heeft dat de heffingsambtenaar niet bereidwillig is het gesprek over de aanslagen aan te gaan. In het licht van alle omstandigheden van het geval is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van misbruik of onkennelijk redelijk gebruik van procesrecht.
Vergoeding van immateriële schade
6. Belanghebbende heeft verzocht om een vergoeding van immateriële schade. Bij de beoordeling van dat verzoek gaat de rechtbank uit van de regels die de Hoge Raad hiervoor heeft gegeven in het overzichtsarrest van 19 februari 2016 [2] .
7. De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van immateriële schade af. Zij overweegt hierbij dat er geen materieel geschil aan de rechtbank is voorgelegd. Er is om die reden dan ook geen sprake van spanning en frustratie. Belanghebbende heeft immers erkend dat te laat bezwaar gemaakt is. De materiële uitkomst van de procedure stond bij voorbaat vast. Belanghebbende (althans de gemachtigde) heeft het beroep alleen gebruikt om in gesprek te komen met de heffingsambtenaar over een ambtshalve vermindering. Daarnaast is een juiste machtiging pas ter zitting overgelegd. Belanghebbende heeft op dat moment te kennen gegeven dat zij bekend is met deze procedures. Dat zij daarvan al meer dan twee jaar op de hoogte zou zijn is niet komen vast te staan. Van meer dan twee jaar spanning en frustratie kan dan ook geen sprake zijn.

Conclusie en gevolgen

8. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de heffingsambtenaar de bezwaren terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank komt dan niet toe aan de beoordeling of de aanslagen toeristenbelasting te hoog zijn opgelegd. Ook wijst de rechtbank het verzoek om vergoeding van immateriële schade af. Belanghebbende krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten. Dat geldt ook voor de heffingsambtenaar.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen ongegrond;
- wijst het verzoek om vergoeding van immateriële schade af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Eskes, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Roosma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
de griffier is buiten staat deze uitspraak
te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vergelijk Gerechtshof Amsterdam 6 februari 2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:642.