ECLI:NL:RBGEL:2024:5919

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 augustus 2024
Publicatiedatum
29 augustus 2024
Zaaknummer
96-109267-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gegrondverklaring van het bezwaarschrift wegens ontbreken handtekening en dagtekening van de officier van justitie

Op 21 augustus 2024 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in een bezwaar tegen de omzetting van een taakstraf in vervangende hechtenis. De veroordeelde had eerder een taakstraf van 50 uren opgelegd gekregen, met de voorwaarde dat bij niet-naleving vervangende hechtenis van 25 dagen zou worden toegepast. Het bezwaar was ingediend op 10 juli 2024, en de rechtbank heeft de gemachtigde advocaat van de veroordeelde, mr. K. Elema, en de officier van justitie gehoord. De veroordeelde zelf was niet verschenen.

De verdediging stelde dat de beslissing tot omzetting van de taakstraf in vervangende hechtenis niet rechtsgeldig was, omdat deze niet was ondertekend door een officier van justitie. De rechtbank oordeelde dat de beslissing tot omzetting niet kon worden vastgesteld als een wilsbesluit van een bevoegde officier van justitie, aangezien de brief waarin de omzetting werd aangekondigd geen handtekening bevatte. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken die bevestigden dat een dergelijke beslissing niet kan worden gedelegeerd aan een andere ambtenaar.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het bezwaar gegrond en bepaalde dat de vervangende hechtenis niet ten uitvoer gelegd zou worden. De veroordeelde moet de resterende uren van de taakstraf alsnog binnen zes maanden uitvoeren. De beslissing werd openbaar uitgesproken door rechter mr. A. Bonder, in aanwezigheid van griffier R.G. van Geenen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Cluster Strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
parketnummer : 96-109267-23
raadkamernummer : 24-017243
datum : 21 augustus 2024
beslissing van de enkelvoudige strafkamer op het bezwaar op grond van artikel 6:3:3 en artikel 6:6:23 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] (Marokko)
wonende op het adres [adres], [postcode] [woonplaats],
hierna te noemen: de veroordeelde.

Feiten

De kantonrechter heeft bij vonnis van 30 augustus 2023 de veroordeelde een taakstraf van 50 (vijftig) uren opgelegd en bevolen dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet (naar behoren) verricht, vervangende hechtenis van 25 (vijfentwintig) dagen zal worden toegepast. Het vonnis is onherroepelijk.
Het procesdossier bevat een brief van het CVOM aan het CJIB gedateerd 25 juni 2024 met als onderwerp “beslissing op verzoek omzetting vervangende hechtenis volwassene”. Als contactpersoon staat vermeld mevr. M.C. van Millenburg. De inhoud van deze brief luidt, voorzover hier van belang: “mijn beslissing is om de taakstraf om te zetten in een vervangende hechtenis van 25 dagen”. Als afzender staat vermeld “de officier van justitie”. Onderaan de brief staat een lege rechthoek die kennelijk bedoeld is voor het plaatsen van een handtekening.
Het CJIB heeft op 26 juni 2024 een brief met als onderwerp “kennisgeving omzetting taakstraf” aan veroordeelde gestuurd. Deze brief is op 8 augustus 2024 aan de veroordeelde betekend. In deze kennisgeving staat, voorzover hier van belang, vermeld “wij zetten uw taakstraf nu om in vervangende hechtenis”. Aan het einde van de brief staat vermeld dat de brief is verstuurd namens de officier van justitie. De brief sluit evenwel af met “hoogachtend, de officier van justitie”. De brief is niet ondertekend.

Procedure

Het bezwaar is op 10 juli 2024 op de griffie van deze rechtbank ingediend.
De rechtbank heeft op 21 augustus 2024 het bezwaar op de openbare terechtzitting behandeld.
De rechtbank heeft de gemachtigde advocaat van de veroordeelde, mr. K. Elema en de officier van justitie op zitting gehoord.
De veroordeelde is, hoewel daartoe goed opgeroepen, niet op zitting verschenen.

Bezwaar

Het bezwaar richt zich tegen de kennisgeving door het Openbaar Ministerie. Het strekt ertoe dat de rechtbank de beslissing van het Openbaar Ministerie tot toepassing van de vervangende hechtenis wijzigt en de veroordeelde in de gelegenheid stelt (het restant van) de taakstraf alsnog te verrichten.
De verdediging heeft kort samengevat aangevoerd dat het bezwaar gegrond verklaard dient te worden omdat de “beslissing voorstel vervangende hechtenis” niet is ondertekend door een officier van justitie en daarom geen rechtskracht heeft. Voorzover de rechtbank dat verweer niet zou honoreren heeft de verdediging aangevoerd dat de veroordeelde graag nog een kans krijgt de taakstraf alsnog uit te voeren omdat toepassing van de vervangende hechtenis voor veroordeelde erg onbillijk uitpakt vanwege uitzonderlijke omstandigheden. Veroordeelde kan op korte termijn een schoolopleiding volgen en hij zal deze mislopen bij een vervangende hechtenis van bovengenoemde duur.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

In de brief “beslissing verzoek omzetting taakstraf volwassene” gedateerd 25 juni 2024 staat een naam van een contactpersoon opgenomen. Uit de systemen is naar voren is gekomen dat deze contactpersoon een officier van justitie is. Daarom is er geen formeel gebrek in de procedure. De officier van justitie stelt zich, nu er aan alle formaliteiten is voldaan, op het standpunt dat het bezwaar ongegrond verklaard dient te worden. Ook het subsidiair aangevoerde grond om het bezwaarschrift gegrond te verklaren op grond van de persoonlijke omstandigheden dient te worden afgewezen. De reclassering heeft veel tijd in de veroordeelde gestoken en de veroordeelde meerdere kansen geboden om de taakstraf succesvol af te ronden. Deze kansen zijn niet door de veroordeelde aangegrepen. De documentatie van de veroordeelde kent meerdere verkeersovertredingen en met dit grote aantal overtredingen is een omzetting van de taakstraf in een hechtenisstraf op zijn plaats.

Beoordeling

Het bezwaar is tijdig ingediend.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak onder bovenvermeld parketnummer, waaronder:
het hiervoor genoemde vonnis;
het rapport van Reclassering Nederland, d.d. 18 juni 2024, met het advies de tenuitvoerlegging van (het restant van) de vervangende hechtenis te bevelen;
de kennisgeving van de beslissing tot toepassing van de vervangende hechtenis;
het bezwaar van de veroordeelde.
Het bezwaarschrift is gericht tegen de beslissing van de officier van justitie die strekt tot de omzetting van de resterende uren taakstraf in vervangende hechtenis. Deze beslissing is niet ondertekend door een (met name te noemen) officier van justitie.
De rechtbank overweegt in navolging van de uitspraken van de rechtbank Overijssel 7 augustus 2024 (ECLI:NL:RBOVE:2024:4220) en de rechtbank Limburg, locatie Maastricht van 23 juli 2024 (ECLI:NL:RBLIM:2024:4806), dat uit artikel 126 lid 3 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie volgt dat een bevoegdheid van de officier van justitie of advocaat-generaal niet kan worden opgedragen aan een andere bij het parket werkzame ambtenaar indien de regeling waarop de bevoegdheid steunt of de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet. De in artikel 6:3:3 lid 1 Sv genoemde bevoegdheid verzet zich naar haar aard tegen mandatering. Het betreft immers een discretionaire bevoegdheid die vrijheidsbeneming met zich brengt. In dit verband is bovendien van belang dat in artikel 3 eerste lid onder b van het “Besluit regels landelijk parket en functioneel parket, alsmede ten aanzien van mandateren bevoegdheid officier van justitie” is bepaald dat de officier van justitie de uitoefening van een bevoegdheid niet kan opdragen aan een andere bij het parket werkzame ambtenaar indien de bevoegdheid betrekking heeft op beslissingen tot vrijheidsontneming.
De strekking van de hiervoor aangehaalde bepalingen in samenhang bezien, is te waarborgen dat een officier van justitie een wilsbesluit neemt terzake de discretionaire bevoegdheid tot omzetting in vervangende hechtenis. Dat moet voor de rechtbank en de justitiabele kenbaar althans verifieerbaar zijn. De stelling van de officier van justitie dat uit de door hem ter zitting geraadpleegde interne systemen blijkt dat de in de brief houdende de beslissing tot omzetting genoemde contactpersoon een officier van justitie is en dat de zaak aan haar is gekoppeld, volstaat niet om een dergelijk wilsbesluit van die contactpersoon of een andere officier van justitie aan te kunnen nemen. Daartoe is een handtekening gebruikelijk. Bij het ontwerp van het sjabloon van de brief houdende een omzettingsbeslissing is kennelijk ook uitgegaan van ondertekening door een officier van justitie gelet op het daartoe bestemde handtekeningvak.
De brief houdende de beslissing tot omzetting is niet voorzien is van enige handtekening. Andere feiten of omstandigheden waaruit besluitvorming door een bevoegde officier van justitie blijkt zijn gesteld noch gebleken, behoudens de hiervoor als onvoldoende overtuigend afgedane verwijzing naar interne systemen. Onder deze omstandigheden kan de rechtbank niet vaststellen dat aan die brief houdende de beslissing tot omzetting een wilsbesluit tot vrijheidsbeneming van een daartoe bevoegde officier van justitie ten grondslag ligt. Dat betekent dat de kennisgeving omzetting taakstraf aan de veroordeelde niet is gebaseerd op een door een officier van justitie genomen beslissing tot toepassing van de onderhavige vervangende hechtenis. Genoemde kennisgeving heeft dus onterecht plaatsgevonden en in zoverre is het bezwaar gegrond. De overige in het bezwaarschrift aangevoerde bezwaren kunnen onbesproken blijven. De rechtbank zal bevelen dat de vervangende hechtenis niet zal worden tenuitvoergelegd en dat veroordeelde de nog resterende uren taakstraf alsnog moet verrichten.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het bezwaar gegrond;
- bepaalt het aantal uren taakstraf dat nog moet worden verricht op 50 (vijftig);
- bepaalt dat de taakstraf binnen 6 (zes) maanden na heden moet worden voltooid.
Deze beslissing is gegeven door:
mr. A. Bonder, rechter, in aanwezigheid van R.G. van Geenen, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2024.