Uitspraak
[derde-partij] en [derde-partij]uit [plaats 1] (gemachtigde: mr. M.A. Patandin), hierna: vergunninghouders en
de Staat der Nederlanden (Minister van Justitie en Veiligheid), hierna: de Staat.
I. Bestreden besluit
Wie rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit - zoals een bestemmingsplan of een vergunning - toestaat, is in beginsel belanghebbende bij dat besluit. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ van de activiteit is een correctie op dit uitgangspunt. Zonder gevolgen van enige betekenis heeft iemand geen persoonlijk belang bij het besluit. Hij onderscheidt zich dan onvoldoende van anderen. Om te bepalen of er gevolgen van enige betekenis voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van iemand zijn, kijkt de Afdeling naar de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (o.a. geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat. Zij bekijkt die factoren zo nodig in onderlinge samenhang. Ook de aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn. [2]
In dit geval is het aandeel van eisers van ieder 1/114e deel als eigenaar van de gemeenschappelijke gronden te beperkt om aan te kunnen nemen dat zij daadwerkelijk gevolgen ondervinden van de in deze zaak voorliggende omgevingsvergunning voor het permanent bewonen van een recreatiewoning op het park. Daarbij vindt de rechtbank van doorslaggevend belang dat de recreatiewoningen van eisers op honderden meters afstand liggen van de recreatiewoning waarop de omgevingsvergunning ziet. [4] Ook hebben eisers vanuit hun recreatiewoning geen zicht op de recreatiewoning. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat zij daadwerkelijk gevolgen van enige betekenis ondervinden van de permante bewoning van de recreatiewoning door vergunninghouders. De door eisers genoemde omstandigheid dat zij een algemeen belang hebben bij naleving van de wet en de regels op het park, maakt niet dat zij als toch als belanghebbenden moeten worden aangemerkt. Dit algemene belang onderscheidt hen namelijk niet voldoende van anderen en leidt niet tot de conclusie dat de verleende vergunning voor hen toch gevolgen van enige betekenis heeft. Dat volgens eisers in de verzekeringsvoorwaarden is opgenomen dat gebruik in strijd met het bestemmingsplan een reden is om eventuele schade niet te vergoeden, maakt hen evenmin belanghebbenden. Daargelaten dat in deze zaak juist een vergunning is verleend om dergelijk strijdig gebruik te voorkomen, is van schade die eisers daardoor leiden niet gebleken. [5]