ECLI:NL:RBGEL:2024:4673

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
438556
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot het leggen van conservatoir beslag onder drie banken door Lagotronics Projects BV

In deze beschikking van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt het verzoek van Lagotronics Projects BV tot het leggen van conservatoir beslag onder drie banken afgewezen. Lagotronics had verzocht om verlof voor het leggen van beslag ter hoogte van € 270.000,-, in verband met een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van de Rechtbank Limburg van 17 april 2024, waarbij Lagotronics was veroordeeld tot betaling aan Kelight B.V. Lagotronics had aan dit vonnis voldaan door een bedrag van € 205.820,61 te betalen op 30 mei 2024.

De voorzieningenrechter oordeelt dat er onvoldoende bewijs is dat Lagotronics een toekomstige vordering op Kelight heeft, en dat het verzoek tot beslag de tenuitvoerlegging van het vonnis zou frustreren. Lagotronics had niet aannemelijk gemaakt dat het beslag geen invloed zou hebben op de beschikking over het bedrag gedurende de hogerberoepsprocedure. De voorzieningenrechter benadrukt dat het verzoek tot beslag niet kan worden toegewezen zolang de rechtsgrond voor de betaling aan Kelight nog niet is komen te vervallen.

De voorzieningenrechter concludeert dat de belangen van Kelight bij behoud van de betaling gedurende de hoger beroep procedure zwaarder wegen dan de belangen van Lagotronics. Het verzoek wordt afgewezen zonder proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer / rekestnummer: C/05/438556 / KG RK 24-552
Beschikking van de voorzieningenrechter van 19 juli 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LAGOTRONICS PROJECTS BV,
gevestigd te Venlo,
verzoekende partij,
hierna te noemen: Lagotronics,
advocaat: mr. C.S. van den Pauwert.
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KELIGHT B.V.
gevestigd te Beusichem,
belanghebbende.

1.Het verzoek en de beoordeling

1.1.
Het op 15 juli 2024 ingediende verzoek strekt tot het verlenen van verlof voor het leggen van conservatoir beslag onder drie banken, met begroting van de vordering van Lagotronics (met rente en kosten) op € 270.000,-.
1.2.
Namens de voorzieningenrechter heeft de griffier op 15 juli 2024 telefonisch aan mr. Van den Pauwert laten weten dat en waarom de voorzieningenrechter voornemens is om het verzoek af te wijzen. De griffier heeft hem in de gelegenheid gesteld om het verzoek nader te onderbouwen. Van deze gelegenheid heeft mr. Van den Pauwert gebruik gemaakt door op 16 juli 2024 een vervangend verzoekschrift in te dienen.
1.3.
Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag. Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van de Rechtbank Limburg van 17 april 2024 (gepubliceerd onder ECLI:NL:RBLIM:2024:3424) is Lagotronics veroordeeld tot betaling van meerdere geldbedragen aan Kelight. Lagotronics heeft aan dit vonnis voldaan door € 205.820,61 te betalen aan Kelight op 30 mei 2024. Zij heeft op 12 juli 2024 een appeldagvaarding, waarin de grieven zijn opgenomen, doen uitbrengen en het is volgens Lagotronics zeer aannemelijk dat het vonnis in hoger beroep zal worden vernietigd door het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Na vernietiging van het vonnis en afwijzing van de vorderingen van Kelight zal Lagotronics een vordering hebben op Kelight uit hoofde van onverschuldigde betaling dan wel ongerechtvaardigde verrijking. Verder stelt Lagotronics dat Kelight een onrechtmatige daad heeft gepleegd en misbruik heeft gemaakt van procesrecht door een dagvaardingsprocedure te beginnen zonder belang en op basis van onjuiste stellingen. De vrees van Lagotronics is dat de betaalde gelden gedurende de hogerberoepsprocedure worden verbruikt althans buiten het zicht van Nederlandse schuldeisers zullen worden gebracht. Kelight heeft niet aan haar deponeringsverplichtingen voldaan en is bezig om de vennootschap leeg te halen. Zij zal dus geen verhaal bieden, aldus Lagotronics.
1.4.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat een verlof tot het leggen van conservatoir beslag moet worden geweigerd, indien op basis van een voorlopige inschatting van de rechtspositie van de beslaglegger summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht.
1.5.
Uitgangspunt bij de beoordeling van het verzoek is dat de Rechtbank Limburg op 17 april 2024 vonnis heeft gewezen in de hoofdzaak tussen Lagotronics en Kelight. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en Lagotronics heeft hieraan voldaan door op 30 mei 2024 een bedrag van € 205.820,61 te betalen aan Kelight. Dat het vonnis van de Rechtbank Limburg berust op een kennelijke misslag heeft Lagotronics niet aangevoerd en kan op basis van summier onderzoek ook niet worden aangenomen. Op zichzelf is juist dat, indien het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch het vonnis van de Rechtbank Limburg vernietigt en de vorderingen van Kelight alsnog afwijst, de rechtsgrond aan die betaling ontvalt en op de voet van art. 6:203 BW een vordering tot ongedaanmaking van die betaling ontstaat. [1] Ook de andere grondslagen van het verzoek zijn afhankelijk van dan wel nauw verbonden met de uitkomst van het hoger beroep. Die uitkomst is nog onzeker. Van de voorzieningenrechter kan niet worden gevergd dat zij een voorlopige beoordeling geeft van de kans van slagen van het ingestelde hoger beroep. [2] Tegen deze achtergrond is onvoldoende gebleken dat Lagotronics een (toekomstige) vordering op Kelight heeft.
1.6.
De voorzieningenrechter kan het verlof voorts weigeren indien daarmee wordt beoogd een ten laste van Lagotronics en ten gunste van Kelight gewezen uitvoerbaar bij voorraad verklaarde veroordeling te frustreren. Dit geldt niet alleen bij eigenbeslag maar ook bij derdenbeslag zoals hier aan de orde is. Hoewel Lagotronics benadrukt dat zij niet beoogt om de tenuitvoerlegging van het vonnis te frustreren, heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat daarmee met het verzochte derdenbeslag onder drie banken voor € 270.000,- geen sprake zal zijn. Weliswaar heeft Lagotronics reeds aan de veroordeling voldaan en heeft het geldbedrag inmiddels ruim zes weken ter beschikking van Kelight gestaan, maar dat neemt niet weg dat het beslag de vrije beschikking over het bedrag gedurende de hogerberoepsprocedure zou doorkruisen. De voorzieningenrechter neemt hierbij in aanmerking dat Lagotronics verweer heeft gevoerd tegen de gevorderde uitvoerbaar bij voorraadverklaring van het vonnis en dat de rechtbank Limburg dit verweer gemotiveerd heeft verworpen (zie hierna in 1.7). Indien zij vervolgens niet aan de veroordeling had willen voldoen, dan had zij de voorzieningenrechter in een executiegeschil of het hof in incident kunnen verzoeken om de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van het vonnis te schorsen.
1.7.
De afweging van de wederzijdse belangen van verzoekster en belanghebbende leidt niet tot een ander oordeel. De Rechtbank Limburg heeft, zoals gezegd, in rov. 3.19-3.21 van haar vonnis een gemotiveerde beslissing over de gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad gegeven naar aanleiding van het verweer van Lagotronics dat de jaarstukken van Kelight te laat of niet zijn gedeponeerd en dat daaruit niet blijkt dat Kelight over veel eigen vermogen beschikt. De voorzieningenrechter stelt vast dat aan het onderhavige verzoek geen feiten of omstandigheden ten grondslag zijn gelegd die door de Rechtbank Limburg niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na het vonnis van de rechtbank hebben voorgedaan, en die kunnen rechtvaardigen dat van dat eerdere vonnis wordt afgeweken. [3] In het licht hiervan weegt het belang van Lagotronics om te voorkomen dat Kelight geen verhaal biedt indien het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch de vorderingen van Kelight uiteindelijk alsnog (geheel) zou afwijzen, hetgeen dus onzeker is, niet op tegen het belang van Kelight bij behoud van de betaling gedurende de procedure in hoger beroep.
1.8.
Gelet op het voorgaande wordt het verzoek afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

2.De beslissing

De voorzieningenrechter
2.1.
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.J. de Kerpel-van de Poel en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2024.
1906

Voetnoten

1.Vgl. HR 19 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3678.
2.Vgl. HR 30 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV1559.
3.Vgl. HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026.