ECLI:NL:RBGEL:2024:4521

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
ARN - 22_1598
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van het verlaagde tarief op de omzetbelasting bij de verkoop van e-bikes en de eerste servicebeurt

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 7 januari 2022. De inspecteur had aan belanghebbende voor het tijdvak van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2018 een naheffingsaanslag omzetbelasting van € 688.612 opgelegd, met een belastingrente van € 68.425. De rechtbank behandelt het beroep dat is ingediend tegen deze naheffingsaanslag, waarbij de inspecteur het bezwaar van belanghebbende ongegrond had verklaard. De rechtbank heeft de zaak op 25 januari 2024 behandeld, waarbij belanghebbende werd vertegenwoordigd door gemachtigden en de inspecteur door verschillende vertegenwoordigers.

De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Het geschil draait om de vraag of het verlaagde tarief van toepassing is op een deel van de vergoeding die belanghebbende ontvangt bij de verkoop van een e-bike in verband met een gratis eerste servicebeurt. De rechtbank concludeert dat belanghebbende alleen een vergoeding ontvangt voor de levering van de e-bike en dat er geen vergoeding is voor de gratis servicebeurt, waardoor het normale tarief van toepassing is. De rechtbank wijst ook het beroep op het vertrouwensbeginsel af, omdat de situatie van belanghebbende niet vergelijkbaar is met de situaties die in het Besluit zijn beschreven.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de overschrijding van de redelijke termijn in de beroepsfase heeft geleid tot een schadevergoeding van € 1.000, die door de Staat aan belanghebbende moet worden betaald. De rechtbank heeft de Staat ook veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van belanghebbende en het griffierecht. De uitspraak van de rechtbank houdt in dat het beroep ongegrond wordt verklaard, en de naheffingsaanslag en belastingrentebeschikking in stand blijven.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/1598

uitspraak van de meervoudige belastingkamer van

in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

(gemachtigden: [naam gemachtigde 1] en [naam gemachtigde 2]),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Zwolle, de inspecteur,

en
de Staat der Nederlanden (de Minister van Justitie en Veiligheid), te Den Haag, de Staat.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 7 januari 2022.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het tijdvak dat loopt van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2018 een naheffingsaanslag omzetbelasting van € 688.612 opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht voor een bedrag van € 68.425.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. De inspecteur heeft daarbij de naheffingsaanslag gehandhaafd.
De inspecteur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Belanghebbende heeft voor de zitting een nader stuk ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 25 januari 2024 op zitting behandeld. Namens belanghebbende hebben deelgenomen de gemachtigden, bijgestaan door [persoon A] . Namens de inspecteur hebben deelgenomen [persoon B] , [persoon C] , [persoon D] en [persoon E] .

Feiten

1. Belanghebbende ontwerpt, ontwikkelt en assembleert elektrische fietsen (e-bikes) in haar vestiging in [plaats] . Belanghebbende verkoopt en levert de door haar geassembleerde e-bikes aan particulieren en incidenteel aan ondernemers (als eindgebruiker). De verkopen vinden plaats bij de testcenters en servicecenters of bij de consument aan huis. Belanghebbende verricht ook service- en onderhoudswerkzaamheden aan de door haar verkochte en geleverde e-bikes.
2. De eerste servicebeurt dient binnen drie maanden na aflevering van de elektrische fiets én bij een kilometerstand van minder dan vijfhonderd kilometer te worden uitgevoerd. Bij de eerste servicebeurt wordt het hele afstelproces, maar ook de software en de accu nagekeken. Draaiende onderdelen van de fiets worden gesmeerd. Noodzakelijke reparaties worden uitgevoerd en materialen of onderdelen worden vervangen als dat nodig is.
3. Op de website van belanghebbende is over de eerste servicebeurt het volgende vermeld:
“(…)
Eerste servicebeurt binnen drie maanden
Belangrijk om te weten is dat je zelf verantwoordelijk bent om eenmalig binnen de eerste drie maanden na aflevering van de e-bike én binnen vijfhonderd kilometer de eerste servicebeurt uit te laten voeren. Het is verstandig om dit op tijd in te plannen. Dit is verplicht voor behoud van de garantie. Tijdens deze eerste servicebeurt wordt de e-bike op 41 punten gecontroleerd. Zo controleren de servicemonteurs onder andere de werking van de remmen, de verschillende elektronica en spannen zij de ketting en spaken. Dit is een goede en noodzakelijke check, waardoor je veilig blijft fietsen en wij de topkwaliteit van de e-bike en verschillende onderdelen kunnen garanderen.
De eerste servicebeurt binnen drie maanden én binnen vijfhonderd kilometer is gratis in alle Stella E-bike Servicecenters. Liever service aan huis? Dan komt de servicebus voor €35,- per e-bike bij jou langs om de eerste servicebeurt uit te voeren.
(…)”
4. In de algemene voorwaarden is opgenomen dat de garantie komt te vervallen indien de e-bike niet of niet in overeenstemming met de onderhoudsverplichtingen is onderhouden. Het gaat hierbij om de volgende verplichtingen:
  • De e-bike dient conform de handleiding en instructies te worden onderhouden.
  • De garantie- en servicewerkzaamheden vinden plaats in een van de servicecenters van belanghebbende.
  • De eerste servicebeurt die dient plaats te vinden binnen een periode van drie maanden na aankoop en bij een kilometerstand van minder dan vijfhonderd kilometer en de reguliere onderhoudsbeurt die dient te worden uitgevoerd iedere twaalf maanden na aankoop en vijfduizend kilometer.
5. In het dossier bevindt zich een aantal verkooporders met bijbehorende facturen [1] . Op de verkooporders en de facturen is onder meer opgenomen (i) een eerste servicebeurt onder vermelding van een prijs van € 67,50 en (ii) een gratis servicebeurt onder vermelding van een prijs van € 67,50 negatief. Op de verkooporders is geen omzetbelasting vermeld; alle bedragen zijn inclusief omzetbelasting. Op de facturen zijn de vermelde bedragen inclusief omzetbelasting en is de omzetbelasting afzonderlijk vermeld. Daarbij is voor het negatieve bedrag van de gratis servicebeurt 21% omzetbelasting vermeld (€ 11,72 negatief per gratis servicebeurt) en voor de eerste servicebeurt 6% (€ 3,82 per eerste servicebeurt). Belanghebbende heeft dit ook op deze wijze administratief verwerkt.
6. Belanghebbende past het kasstelsel toe.
7. De inspecteur heeft een boekenonderzoek ingesteld bij belanghebbende. Hij heeft daarbij de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting in de jaren 2014 tot en met 2018 onderzocht. Van het boekenonderzoek is een controlerapport opgemaakt. In het controlerapport is opgenomen dat op twee punten zal worden gecorrigeerd. Het eerste punt is een aansluitingsverschil voor het jaar 2016 van € 4.054. Het tweede punt is de volgens de inspecteur onjuiste toepassing van het verlaagde tarief voor de eerste servicebeurt. Het gaat om correcties van € 190.852 (2017) en € 493.706 (2018).
8. Naar aanleiding van het boekenonderzoek heeft de inspecteur de naheffingsaanslag opgelegd.

Beoordeling door de rechtbank

9. De rechtbank beoordeelt de of de naheffingsaanslag terecht en niet te hoog is vastgesteld. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
10. In geschil is of belanghebbende op een deel van de vergoeding die zij ontvangt bij de verkoop en/of levering van een e-bike het verlaagde tarief mag toepassen in verband met de eerste servicebeurt. De correctie van € 4.054 voor het aansluitingsverschil voor 2016 is niet in geschil.
11. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat zij bij de verkoop van een e-bike het recht op uitvoering van een eerste servicebeurt aanbiedt en dat hierop het verlaagde tarief van toepassing is. Dat wordt gezegd dat deze servicebeurt gratis is, is slechts een marketingaanduiding. Uit de afrekeningen blijkt dat een koper betaalt voor het recht op de uitvoering van een eerste servicebeurt, die als een vooruitbetaling moet worden aangemerkt. Belanghebbende vergelijkt dit met de zogenoemde kwantumkortingen van supermarkten (1+1 gratis). Bij toepassing van het kasstelsel is de ontvangen vergoeding de vergoeding voor alle geleverde producten. Belanghebbende doet ook een beroep op het vertrouwensbeginsel en wijst in dat verband op onderdeel 4 van de toelichting op de tabelpost b.4 bij Tabel I, zoals opgenomen in het besluit van 22 december 2017, nr. 2017-16288 [2] (het Besluit). Ook stelt belanghebbende, onder verwijzing naar de brief van 28 september 1994, dat de zogenoemde zegeltjesregeling zoals opgenomen in artikel 21 van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 (het Uitvoeringsbesluit) van toepassing is.
12. De inspecteur stelt zich op het standpunt dat de eerste servicebeurt een bijkomende prestatie is die in het fiscale lot van de hoofdprestatie (de levering van de fiets) deelt. Voor de eerste servicebeurt is immers geen vergoeding bedongen. De situatie van belanghebbende is niet vergelijkbaar met die van ondernemers die kwantumkortingen verlenen voor de verkoop van hun producten. Belanghebbende kan geen beroep doen op het Besluit, omdat niet aan de voorwaarden is voldaan. Ook is artikel 21 van het Uitvoeringsbesluit niet van toepassing, omdat het gaat om een dienst.
13. De rechtbank komt tot het oordeel dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
14. Een dienst wordt alleen onder bezwarende titel verricht, en is dus alleen belastbaar, wanneer tussen de verrichter en de ontvanger van de dienst een rechtsbetrekking bestaat waarbij over en weer prestaties worden uitgewisseld, en de door de dienstverrichter ontvangen vergoeding de werkelijke tegenwaarde vormt voor de aan de ontvanger verleende dienst. [3]
15. De verkooporder is de vastlegging van de rechtsbetrekking tussen belanghebbende en de klant. Op de verkooporder is weliswaar een eerste servicebeurt vermeld van € 67,50 inclusief omzetbelasting, maar daar is direct de gratis servicebeurt voor hetzelfde bedrag in mindering op gebracht. Per saldo brengt belanghebbende dus geen bedrag in rekening voor de eerste servicebeurt. De vermelding op de website, dat de eerste servicebeurt gratis is, is dus niet slechts een marketingaanduiding. De rechtsbetrekking tussen belanghebbende en de klant bestaat uit de levering van een e-bike waarvoor een vergoeding moet worden betaald en het verrichten van een eerste servicebeurt waarvoor geen tegenprestatie is bedongen. Belanghebbende heeft vervolgens geen feiten gesteld en aannemelijk gemaakt waaruit blijkt dat zij wel een tegenprestatie heeft bedongen voor het verrichten van de servicebeurt. De algemene stelling dat de klant uiteindelijk voor de servicebeurt betaalt, is daarvoor onvoldoende, aangezien maatgevend is of belanghebbende de betaling van een concrete vergoeding kan afdwingen van de klant. De stelling van belanghebbende, dat de vermelding van de gratis servicebeurt op de verkooporders en facturen uitsluitend plaatsvindt omwille van de administratieve verwerking binnen het administratiepakket van belanghebbende, is ook onvoldoende, aangezien ook daar niet uit blijkt dat belanghebbende een tegenprestatie heeft bedongen voor de servicebeurt. Ook het feit dat belanghebbende het kasstelsel toepast leidt niet tot een ander oordeel. De toepassing van het kasstelsel brengt namelijk met zich dat belanghebbende de omzetbelasting verschuldigd wordt op het tijdstip waarop de vergoeding wordt voldaan [4] en niet dat de rechtsbetrekking tussen belanghebbende en de klant anders moeten worden geduid dan zoals hiervoor weergegeven.
16. Het voorgaande brengt met zich dat belanghebbende bij de verkoop en/of levering van e-bikes alleen een vergoeding ontvangt voor de levering van de e-bike en dus alleen omzetbelasting is verschuldigd naar het normale tarief. Ten aanzien van de gratis eerste servicebeurt is geen vergoeding ontvangen zodat dus geen omzetbelasting verschuldigd is. De toepassing van het verlaagde tarief is dan ook niet aan de orde. De vraag of de gratis eerste servicebeurt een zelfstandige prestatie is of als een bijkomende prestatie opgaat in de levering van de e-bike als hoofdprestatie, hoeft niet te worden beantwoord. Het antwoord op die vraag kan immers niet tot een andere uitkomst leiden. [5]
17. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep op het vertrouwensbeginsel niet. Onderdeel 4 van de toelichting bij post b.4 van het Besluit gaat uit van de situatie dat bij de verkoop van een fiets gelijktijdig optioneel een servicepakket wordt aangeboden en de arbeidskosten daarvan in rekening worden gebracht. In dat geval mag over de vergoeding die voor de arbeidskosten in rekening wordt gebracht het verlaagde tarief worden toegepast. Zoals de rechtbank hiervoor heeft geoordeeld, brengt belanghebbende geen vergoeding in rekening voor de eerste servicebeurt; die is namelijk gratis. De situatie van belanghebbende is daarom een andere dan de situatie waar het Besluit van uitgaat. Belanghebbende kon er dan ook niet op vertrouwen dat voor haar hetzelfde zou gelden.
18. Belanghebbende kan ook geen beroep doen op de zogenoemde zegeltjesregeling als bedoeld in artikel 21 van het Uitvoeringsbesluit, nog los van de vraag of deze regeling van toepassing is op diensten. Belanghebbende brengt namelijk geen vergoeding in rekening voor de gratis servicebeurt en voldoet hierover ook geen omzetbelasting. Dit is in overeenstemming met het beginsel dat de ondernemer niet meer omzetbelasting voldoet dan hij heeft geïnd. [6] In zoverre bestaat ook geen aanleiding voor de toepassing van een bijzondere kortingsregeling, zoals de zegeltjesregeling.
19. Belanghebbende heeft op de factuur voor de eerste servicebeurt het verlaagde tarief vermeld (€ 3,82), maar daarop het verhoogde tarief (€ 11,72) in mindering gebracht (zie punt 5.). Per saldo heeft dit ertoe geleid dat in verband met de levering van de e-bike te weinig omzetbelasting is voldaan. Op de zitting is duidelijk geworden dat met de naheffingsaanslag dit verschil is gecorrigeerd. De correctie voor het aansluitverschil is niet in geschil. De naheffingsaanslag is daarom terecht en niet te hoog vastgesteld.
Belastingrente
20. Het beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. Belanghebbende heeft hiertegen geen zelfstandige beroepsgronden aangevoerd. De belastingrente is terecht en tot en juist bedrag in rekening gebracht.
Redelijke termijn
21. Belanghebbende heeft verzocht om een vergoeding voor immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank gaat bij de beoordeling van dit verzoek uit van de regels die de Hoge Raad hiervoor heeft gegeven in het overzichtsarrest van 19 februari 2016. [7] Op grond van een beleidsregel van de Minister van Justitie en Veiligheid [8] is het niet nodig de Staat om een reactie te vragen op het verzoek om schadevergoeding.
22. De inspecteur heeft het bezwaarschrift van belanghebbende ontvangen op 7 juli 2021. De periode tussen deze datum en de uitspraak van de rechtbank is (afgerond) dertien maanden langer dan twee jaar. De rechtbank ziet aanleiding om de redelijke termijn te verlengen. Naar aanleiding van het verzoek van partijen van 29 februari 2024 heeft de rechtbank twee maanden gewacht met het doen van een uitspraak, omdat zij mogelijk tot een compromis zouden komen. Vervolgens heeft belanghebbende op 24 april 2024 om verder uitstel van twee maanden verzocht, omdat partijen meer tijd nodig hadden voor de compromisbesprekingen. Deze besprekingen hebben niet tot een compromis geleid. Daarom verlengt de rechtbank de termijn met vier maanden. De redelijke termijn is dus met (afgerond) negen maanden overschreden. Naar boven afgerond is dit twee keer een half jaar. Dit betekent een schadevergoeding van € 1.000 (2x keer een half jaar ad € 500). De uitspraak op bezwaar dateert van 7 januari 2022. Dit is niet langer dan de termijn van zes maanden die geldt voor verweerder. De inspecteur hoeft daarom geen schadevergoeding te betalen. De schadevergoeding komt geheel ten laste van de Staat, omdat de overschrijding van de redelijke termijn alleen in de beroepsfase is ontstaan. De rechtbank zal de Staat veroordelen om het bedrag van € 1.000 aan belanghebbende te betalen.

Conclusie en gevolgen

23. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de uitspraak op bezwaar, de naheffingsaanslag en de belastingrentebeschikking in stand blijven.
24. Omdat belanghebbende een schadevergoeding krijgt, zal de rechtbank de Staat veroordelen tot het betalen van de proceskosten van belanghebbende voor het beroep tot een bedrag van € 218,75 [9] en het vergoeden van het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt de Staat tot het betalen van een schadevergoeding aan belanghebbende van € 1.000;
- veroordeelt de Staat in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 218,75;
- bepaalt dat de Staat het griffierecht van € 365 aan belanghebbende moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A.L. Heldens, voorzitter, mr. F.M. Smit en mr. B.J. Zippelius, rechters, in aanwezigheid van mr. L. Ketner, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Met verzenddata 12 december 2017, 8 maart 2018 en 23 juli 2018.
2.Stcrt. 2017, 72177.
3.Hof van Justitie 17 december 2020, WEG Tevesstraße, C‑449/19, ECLI:EU:C:2020:1038, r.o. 27.
4.Artikel 26 van de Wet op de omzetbelasting 1968.
5.Vgl. Hof van Justitie 5 oktober 2023, Deco Proteste, C-505/22, ECLI:EU:C:2023:731.
6.Zie onder meer Hof van Justitie 9 februari 2023, Euler Hermes, C-482/21, ECLI:EU:C:2023:83.
8.Beleidsregel van de Minister van Veiligheid en Justitie van 8 juli 2014, nr. 436935, Staatscourant 2014, 20210, samen met de Regeling van de Minister van Justitie en Veiligheid van 27 oktober 2017, Staatscourant 2017, 62751.
9.Aan het verzoek om schadevergoeding wordt 1 punt toegekend, met een waarde per punt van € 875. De rechtbank gaat uit van een wegingsfactor 0,25. Zie Hoge Raad 9 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:218.