ECLI:NL:RBGEL:2024:4497

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 juli 2024
Publicatiedatum
15 juli 2024
Zaaknummer
awb - 23 _ 2246
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verrekening van inkomsten met WIA-uitkering en de rol van polisadministratie

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van eiser tegen de verrekening van zijn inkomsten met de WIA-uitkering over de periode van 1 juli 2022 tot en met 31 januari 2023. Het UWV had op 13 februari 2023 de inkomsten van eiser verrekend met zijn WIA-uitkering en dit besluit werd gehandhaafd na bezwaar op 14 maart 2023. Eiser, vertegenwoordigd door mr. E. Hoekstra, betwistte de hoogte van de verrekening, stellende dat de door het UWV gebruikte bedragen niet overeenkwamen met zijn loonstroken, en dat er sprake was van een dubbele korting op zijn Individueel Keuzebudget (IKB).

De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht is uitgegaan van de gegevens uit de polisadministratie, die door de werkgever aan de Belastingdienst zijn opgegeven. Eiser heeft niet aangetoond dat deze gegevens onjuist zijn, en de rechtbank volgt het standpunt van het UWV dat de polisadministratie leidend is. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, en dat de beslissing van het UWV om de inkomsten te verrekenen met de WIA-uitkering correct is. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van de polisadministratie in de beoordeling van WIA-uitkeringen en de verplichting van het UWV om deze gegevens te gebruiken, tenzij er bewijs is van onjuistheden. De rechtbank wijst erop dat eiser de werkgever had moeten verzoeken om een correctie van de gegevens indien hij deze onjuist achtte. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/2246

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. E. Hoekstra),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de verrekening van inkomsten met zijn uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) over de periode van 1 juli 2022 tot en met 31 januari 2023.
1.1.
Het UWV heeft de inkomsten bij besluit van 13 februari 2023 met de uitkering van eiser verrekend en de WIA-uitkering over de periode van 1 juli 2022 tot en met
31 januari 2023 definitief vastgesteld. Met het bestreden besluit van 14 maart 2023 op het bezwaar van eiser heeft het UWV dit besluit gehandhaafd.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Eiser heeft de rechtbank verzocht om in deze zaak uitspraak te doen zonder behandeling op een zitting en het UWV heeft hiermee ingestemd. Gelet hierop, en omdat de rechtbank zich voldoende voorgelicht achtte, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser ontvangt van het UWV een WIA-uitkering. Vanaf 7 juli 2022 is eiser werkzaam voor [stichting] . Bij de bestreden besluitvorming heeft het UWV de inkomsten van eiser verrekend met de WIA-uitkering. Het UWV is daarbij uitgegaan van de door de werkgever aan de Belastingdienst in de polisadministratie opgegeven bedragen aan SV-loon.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de verrekening van inkomsten en de definitieve vaststelling van de WIA-uitkering over de periode van 1 juli 2022 tot en met 31 januari 2023. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. Eiser is van mening dat het UWV de hoogte van zijn definitieve WIA-uitkering niet correct heeft vastgesteld, omdat de door het UWV gehanteerde bedragen aan verdiensten niet corresponderen met het SV-loon op de loonstroken. Ten onrechte is het UWV uitgegaan van de polisadministratie, waardoor er een verschil ontstaat in de verrekening van het Individueel Keuzebudget (IKB). Deze is wel eerder opgenomen als gereserveerd maar niet afgeboekt, waardoor het SV-loon veel hoger lijkt. Het UWV heeft rekening gehouden met een maandelijkse IKB-reservering van € 267,06, terwijl de loonstrook een maandelijkse IKB-opbouw van € 242,39 vermeldt. Er is dus een verschil van € 24,67 per maand. Omdat het UWV in december 2022 de uitbetaling op grond van het IKB heeft gekort, en ook rekening heeft gehouden met de maandelijkse reserveringen heeft er een dubbele korting plaatsgevonden.
5.1.
Het UWV stelt zich op het standpunt dat het gehouden is om uit te gaan van de gegevens zoals die staan vermeld in de polisadministratie. Daarin staan vermeld de loongegevens die bij de Belastingdienst bekend zijn. Het gaat om de loongegevens die door de werkgever zijn opgegeven. Het UWV is verplicht om van deze gegevens uit te gaan. Als eiser van mening is dat de gegevens in de polisadministratie onjuist zijn, dan moet hij bij zijn werkgever vragen om een correctie van de gegevens. Pas als de gegevens zijn gecorrigeerd, kan het UWV die betrekken bij de verrekening.
5.2.
Het beroep van eiser slaagt niet. De rechtbank zal dit hieronder toelichten.
5.3.
Het UWV geeft met de Beleidsregels UWV gebruik polisgegevens 2018 [1] (Beleidsregels) invulling aan de Wet administratieve lastenverlichting en vereenvoudiging in sociale verzekeringswetten door voor het verrekenen van inkomsten gebruik te maken van de gegevens uit de polisadministratie. Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Beleidsregels gebruikt het UWV voor besluiten over het verrekenen van inkomsten de gegevens die aanwezig zijn in de polisadministratie, behoudens het bepaalde in artikel 3. Op grond van artikel 3 van de Beleidsregels gebruikt het UWV gegevens uit een andere bron, indien het vaststelt dat de gegevens in de polisadministratie niet kunnen worden gebruikt.
5.4.
In de toelichting bij artikel 3 van de Beleidsregels wordt vermeld, dat als het UWV heeft vastgesteld dat een gegeven in de polisadministratie niet kan worden gebruikt omdat de werknemer aantoont dat een gegeven onjuist is, de werkgever alsnog een gecorrigeerde loonaangifte zal moeten doen opdat het UWV met het juiste loon rekening kan houden.
Verder volgt uit vaste rechtspraak dat het UWV mag uitgaan van de gegevens in de polisadministratie, tenzij de verzekerde aantoont dat deze gegevens onjuist zijn. [2]
5.5.
De rechtbank stelt vast dat partijen het erover eens zijn dat de door het UWV gehanteerde bedragen aan inkomsten overeenkomen met het SV-loon in de polisadministratie. De rechtbank begrijpt het standpunt van het UWV zo, dat eiser volgens het UWV niet heeft aangetoond dat de gegevens in de polisadministratie onjuist zijn. De rechtbank volgt dit standpunt ook. De enkele omstandigheid dat de gegevens uit de polisadministratie afwijken van eisers loonstroken, brengt niet mee dat aangenomen moet worden dat die gegevens niet juist zijn. Het UWV heeft er verder terecht op gewezen dat, als eiser van mening is dat de werkgever onjuiste bedragen aan reservering IKB of uitbetaling IKB aan de Belastingdienst heeft opgegeven of hij anderszins van mening is dat zijn werkgever verkeerde loongegevens heeft doorgegeven aan de fiscus, hij de werkgever kan vragen om een gecorrigeerde loonaangifte te doen. Gesteld noch gebleken is dat hij dat heeft gedaan.
5.6.
De rechtbank volgt eiser niet dat het verschil tussen de polisadministratie en de loonstroken heeft geleid tot een dubbele korting. Niet in geschil is dat het UWV een hogere reservering IKB heeft gehanteerd dan de loonstroken weergeven. Het verschil bedraagt
€ 24,67 per maand. Het UWV is echter verplicht om de gereserveerde – en door de werkgever in de polisadministratie verantwoorde – IKB-bedragen in aanmerking te nemen als inkomsten (deze worden dus gekort) en de daadwerkelijk uitbetaalde bedragen op grond van het IKB niet als inkomsten in aanmerking te nemen. [3] In december 2022 heeft eiser een betaling op grond van het IKB ontvangen van € 330,43. Dit bedrag heeft het UWV niet als inkomsten in aanmerking genomen. Van een dubbele korting, waar eiser het over heeft, is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake. In wat eiser naar voren heeft gebracht ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding om ervan uit te gaan dat het UWV te hoge inkomsten in aanmerking heeft genomen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit gehandhaafd blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S.W. Kroon, rechter, in aanwezigheid van
J. de Graaf, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Stcrt. 2018, nr. 42236.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 19 augustus 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2789 en 7 april 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:763.
3.Dat staat in artikel 4.1, achtste lid, van het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten.