Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.De procedure
- de akte van VABO
- de akte van de gemeente.
2.De verdere beoordeling
3.De beslissing
2 oktober 2024;
Rechtbank Gelderland
In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 17 juli 2024, worden prejudiciële vragen aan de Hoge Raad gesteld over de uitwerking van het Didam-arrest. De zaak betreft een geschil tussen VABO ONTWIKKELING B.V. en de GEMEENTE WEST BETUWE over de geldigheid van een voorkeursrecht tot koop van percelen grond. VABO heeft dit voorkeursrecht verkregen voordat het Didam-arrest werd gewezen, maar de gemeente wil nu de verplichting om de percelen aan VABO aan te bieden niet langer nakomen. De rechtbank vraagt zich af of de overeenkomsten die in strijd zijn met het Didam-arrest nietig of vernietigbaar zijn, en hoe de afweging tussen het gelijkheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel moet worden gemaakt. Daarnaast wordt de vraag gesteld of er grond voor schadevergoeding bestaat bij nietige of vernietigbare overeenkomsten.
De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunten over de voorgestelde prejudiciële vragen kenbaar te maken. VABO heeft bezwaren geuit tegen het voornemen van de rechtbank om deze vragen te stellen, maar erkent ook het belang ervan. De gemeente steunt het voornemen van de rechtbank. De rechtbank besluit uiteindelijk om de vragen te stellen, omdat de specifieke formulering van de vragen van belang is voor de uitkomst van de procedure. De rechtbank heeft de vragen verder aangepast op basis van de inbreng van beide partijen, waarbij enkele suggesties zijn overgenomen en andere zijn verworpen. De zaak wordt aangehouden voor verdere beslissingen.