In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eisers tegen de omgevingsvergunning voor het slopen van opstallen en de bouw van 105 woningen en een supermarkt beoordeeld. De vergunninghouder had op 28 juni 2023 een omgevingsvergunning aangevraagd, maar de rechtbank oordeelt dat de beroepsgronden van eisers niet inhoudelijk kunnen worden behandeld op basis van artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel stelt dat een bestuursrechter een besluit niet vernietigt wegens een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
Eisers, die concurrenten zijn van de nieuw te vestigen supermarkt, betogen dat de vergunning in strijd is met de Winkelvisie en de instructieregel detailhandel van de Omgevingsverordening. Ze stellen dat de ontwikkeling niet voldoet aan de beleidskeuze dat elke nieuwe woonwijk de mogelijkheid moet krijgen om een supermarkt te realiseren. De rechtbank concludeert echter dat eisers niet hebben aangetoond dat de vergunning leidt tot relevante leegstand of dat er een aantoonbare behoefte aan de supermarkt is.
De rechtbank wijst erop dat het relativiteitsvereiste in de weg staat aan de vernietiging van het besluit. De rechtbank verklaart het beroep van eisers ongegrond, waardoor de omgevingsvergunning in stand blijft. Eisers krijgen geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.