Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.[eiser 1] ,
2.
[eiser 2],
1.[gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2],
Rechtbank Gelderland
In deze zaak, die op 12 juni 2024 door de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om een geschil tussen buren over het gebruik van een grindpad dat hen verbindt. De eisende partijen, [eisers], zijn eigenaren van een woning aan [adres 1], terwijl de gedaagde partijen, [gedaagden], de buren zijn die een woning aan [adres 2] bezitten. Het grindpad biedt toegang tot de achterzijde van beide percelen en is onderwerp van een notariële akte van erfdienstbaarheid die op 14 juli 1995 is gevestigd. De eisende partijen vorderen dat de rechtbank bevestigt dat de gedaagden geen voertuigen mogen parkeren op het grindpad, en dat zij verbeurde boetes moeten betalen voor overtredingen van deze erfdienstbaarheid.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de erfdienstbaarheid is bedoeld voor het ongehinderd gebruik van het grindpad als uitweg naar de openbare weg en dat het parkeren van voertuigen op deze uitweg niet is toegestaan. De rechtbank heeft de vorderingen van [eisers] gedeeltelijk toegewezen, maar ook de vorderingen van [gedaagden] in reconventie beoordeeld. De rechtbank concludeert dat het partijen vrijstaat om onderling afspraken te maken over het gebruik van het grindpad, ondanks de bepalingen in de notariële akte. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.
De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken en de noodzaak om erfdienstbaarheden goed te begrijpen en na te leven. De rechtbank heeft de partijen aangespoord om tot een onderlinge regeling te komen, gezien de praktische noodzaak voor beiden om gebruik te maken van het grindpad voor het parkeren van hun voertuigen.