ECLI:NL:RBGEL:2024:3493

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
C/05/406791 / HA ZA 22-331
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad door projectontwikkelaar bij het kappen van bomen op gemeentelijk perceel

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 12 juni 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de Gemeente Arnhem en Beste Invest B.V. De zaak betreft een onrechtmatige daad waarbij Beste Invest B.V. bomen op een perceel van de gemeente heeft gekapt zonder de benodigde toestemming. De rechtbank heeft vastgesteld dat Beste Invest niet heeft aangetoond dat de gemeente toestemming heeft gegeven voor het kappen van de bomen, noch dat er een toezegging is gedaan dat er geen vergunning nodig was. De rechtbank heeft de bewijslevering van Beste Invest als onvoldoende beoordeeld, waarbij de verklaringen van getuigen niet in hun voordeel hebben gewerkt. De rechtbank heeft geoordeeld dat Beste Invest onrechtmatig heeft gehandeld en is gehouden tot schadevergoeding aan de gemeente, die in totaal € 379.400,24 bedraagt. Deze schadevergoeding omvat herstelkosten, kosten voor onvervangbare bomen en diverse onderzoekskosten. De rechtbank heeft ook de proceskosten en buitengerechtelijke kosten toegewezen aan de gemeente. De uitspraak benadrukt het belang van het verkrijgen van de juiste vergunningen en toestemming bij het uitvoeren van werkzaamheden die invloed hebben op gemeentelijk eigendom.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/406791 / HA ZA 22-331
Vonnis van 12 juni 2024
in de zaak van
GEMEENTE ARNHEM,
zetelend te Arnhem,
eisende partij,
hierna te noemen: de gemeente,
advocaat: mr. M.C. Willems-Muller,
tegen

1.BESTE INVEST B.V.,

gevestigd te De Steeg,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: Beste Invest,
advocaat: mr. J. Kamphuis.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 26 juli 2023,
- het getuigenverhoor van 30 januari 2024,
- de conclusie na getuigenverhoor van Beste Invest,
- de antwoordconclusie na getuigenverhoor met productie 29 van de gemeente.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 26 juli 2023 is Beste Invest opgedragen te bewijzen dat:
1. de gemeente haar toestemming heeft gegeven voor het kappen van 20 tot 22 bomen, die op 10 december 2020 zijn gemarkeerd met een stip, en het rooien van het opschot (voornamelijk bramenstruiken) op het perceel van de gemeente, althans dat zij door de uitlatingen van [naam 1] en [naam 2] erop mocht vertrouwen dat de gemeente haar daarvoor toestemming had gegeven, en
2. de gemeente haar op 10 december 2022 heeft toegezegd dat voor het kappen/rooien van de bomen en struiken op het perceel van de gemeente geen vergunning nodig was, althans dat zij door de uitlatingen van [naam 1] erop mocht vertrouwen dat zij voor die werkzaamheden geen vergunning nodig had.
2.2.
Beste Invest heeft daartoe [gedaagde sub 2] , [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] als getuigen doen horen. De gemeente heeft afgezien van het doen horen van getuigen in tegengetuigenverhoor.
2.3.
Beste Invest concludeert dat zij in de bewijslevering is geslaagd. De gemeente meent dat Beste Invest daarin niet is geslaagd.
Bewijswaardering
2.4.
De rechtbank overweegt dat met name van belang is wat tussen partijen is besproken op de bouwvergadering van 27 oktober 2020 en tijdens de bezichtiging ter plaatse van 10 december 2020. Bij deze bijeenkomsten was getuige [naam 3] niet aanwezig. Getuige [naam 4] was slechts aanwezig bij het eerste deel van de bouwvergadering op 27 oktober 2020, toen het tuinplan werd gepresenteerd, en was op 10 december 2020 wel op het terrein aanwezig, maar niet betrokken bij de bespreking tussen [gedaagde sub 2] , [naam 5] en [naam 1] . Deze getuigen hebben dus niet uit eigen waarneming kunnen verklaren wat op die bijeenkomsten is besproken. Hetgeen zij hebben verklaard is voor het overige niet ter zake dienend.
2.5.
De rechtbank merkt op dat [gedaagde sub 2] , als eigenaar van Beste Invest, moet worden aangemerkt als partijgetuige en dat zijn verklaring op grond van artikel 164 lid 2 Rv geen bewijs in het voordeel van Beste Invest kan opleveren van door haar te bewijzen feiten, tenzij de verklaring strekt tot aanvulling van onvolledig bewijs. [naam 1] en [naam 2] worden niet aangemerkt als partijgetuigen, aangezien de gemeente niet de bewijslast heeft van de te bewijzen stellingen. De rechtbank ziet in het feit dat [naam 1] en [naam 2] nog bij de gemeente werkzaam zijn, geen reden om aan hun verklaringen minder waarde toe te kennen.
2.6.
[gedaagde sub 2] heeft, voor zover van belang, het volgende verklaard:
Ik ben eigenaar van Beste Invest. (…)
De door ons ingeschakelde tuinarchitect [naam 5] had het tuinplan gemaakt. (…) Er is eerst die bouwvergadering geweest in september of oktober 2020 en daarbij was [naam 1] aanwezig en [naam 2] . Toen is het tuinplan gepresenteerd. [naam 1] vertelde dat de gemeente bezig was met een plan voor het [park] , maar het zou nog enkele jaren duren voordat dat plan tot uitvoer zou worden gebracht. Wij hebben toen gezegd dat wij met de verkoop van de appartementen aan de slag wilden in de zomer 2021 en ik wilde dat er snel iets met die zichtlijnen zou gebeuren. Toen is afgesproken dat [naam 5] een plan zou maken van wat er gerooid zou moeten worden. Dat gesprek met [naam 1] en [naam 2] heeft toen minder dan een uur geduurd en verliep in goede harmonie.
(…)
Op die datum [10 december 2020, toevoeging rechtbank] hebben [naam 5] en [naam 1] in overleg bepaald welke bomen gerooid konden worden. Die bomen zijn gemarkeerd met een oranje stip. Dat heeft [naam 5] gedaan. De gemarkeerde bomen konden volgens [naam 1] worden verwijderd. (…) Het ging in totaal om 20 tot 25 bomen die zijn gemarkeerd. (…) De met een stip gemarkeerde bomen waren allemaal dikkere bomen. Er zaten een hoop slechte bomen tussen en ook bomen die compleet dood waren. (…) Ik schat de goede en slechte bomen op 50/50. We hebben ook besproken dat het opschot van struiken, vooral bramenstruiken kon worden gesnoeid. (…) De bomen die gerooid konden worden, stonden deels op eigen terrein van Beste Invest en deels op gemeentelijk terrein. [naam 5] heeft aan [naam 1] gevraagd wie een vergunning zou moeten aanvragen en of hij daarvoor gemachtigd moest worden. [naam 1] heeft toen gezegd dat er geen vergunning nodig was omdat het de bestemming bos had en de werkzaamheden vielen onder onderhoud.
Er is toen ook besproken dat Beste Invest de werkzaamheden voor eigen rekening mocht doen. [naam 1] wilde weten wanneer dat zou gebeuren. Ik heb toen gezegd dat weet ik niet precies, ik moet een offerte opvragen maar in ieder geval zo spoedig mogelijk. Toen wij daar rond liepen heeft [naam 5] nog tweemaal aan [naam 1] gevraagd of er een vergunning nodig was en [naam 1] heeft gezegd: nee, je kunt je gang gaan. Er is toen niet meer over het door [naam 5] op te stellen plan gesproken. Dat was niet meer nodig want de gemarkeerde bomen konden worden gerooid en het opschot gesnoeid. Er is niet gezegd hoe dat kappen van de bomen zou moeten plaatsvinden.
(…)
Op vragen van mr. Kamphuis antwoord ik:
Het doel van de bespreking in december 2020 was dat bepaald zou worden welke bomen gerooid konden worden voor de zichtlijnen. [naam 1] wist dat ook want daar kwam hij voor. Dat was zo besproken met [naam 5] . De bomen zijn toen gemarkeerd met een spuitbus en [naam 1] heeft geen voorbehoud gemaakt met betrekking tot het kappen van die bomen. Hij heeft ook niet gezegd dat hij niet bevoegd was of dat hij nog moest overleggen binnen de gemeente. Ook toen [naam 1] zei dat er geen vergunning voor het kappen nodig was, heeft hij geen voorbehoud gemaakt.
(…)
2.7.
[naam 1] heeft, voor zover van belang, het volgende verklaard:
Ik ben Stadsdeelmanager Wijkonderhoud bij de gemeente. (…).
(…) Ik ben benaderd door [naam 5] . (…) Omdat ik begreep dat dit een groot project was, heb ik collega [naam 2] van Groot onderhoud gevraagd om mee te gaan.
De afspraak vond plaats ergens in oktober 2020. [naam 5] , [naam 2] en ik zouden bij een bespreking ter plaatse van de villa aanwezig zijn. Toen wij daar waren, bleken er veel meer mensen aanwezig te zijn, ook ene [gedaagde sub 2] , de eigenaar van het pand. Dat is dhr. [gedaagde sub 2] , hier aanwezig. (…)
Tijdens die bespreking is besproken dat Beste Invest wilde dat in het park onderaan de villa onderhoud zou worden uitgevoerd. Er is ook gesproken over de zichtlijnen vanuit de villa. Besproken is welke mogelijkheden er waren en welke procedure zou moeten worden gevoerd. Door mij of [naam 2] is verteld dat de gemeente bezig was met een visie op het park maar dat dat lang kon duren voordat dat gereed was. In afwachting van die visie konden er geen stappen gezet worden, omdat dat mogelijk in strijd zou komen met die visie. Wel is besproken dat kleine onderhoudswerkzaamheden wel plaats konden vinden. In het gesprek werd duidelijk dat [gedaagde sub 2] haast had. Hij wilde de appartementen verkopen erna. De vraag aan ons was of we het een en ander konden versnellen. Dan moest er een plattegrond komen waarop het plan zou worden uitgewerkt. [naam 5] zou die plattegrond maken. Dan ging het met name over een plattegrond van het park. (…) Op de helling van de gemeente stonden juist de bomen die het uitzicht belemmerden. De bomen op die helling moesten op de plattegrond worden weergegeven, want een dergelijke plattegrond bestond nog niet. [naam 5] zou die tekening maken.
Daarna heeft [naam 5] weer contact met mij gezocht om te helpen met de plattegrond en de beoogde zichtlijnen. Wij hebben toen opnieuw een afspraak gemaakt. Dat was in december 2020. [naam 2] was toen verhinderd (…). Toen ik ter plaatse was, was ook [gedaagde sub 2] erbij. Met z’n drieën hebben we vanuit de villa de zichtlijnen bekeken. Daarna zijn we op het talud gaan bekijken welke bomen voor de zichtlijnen in de weg stonden. Op het talud zijn een aantal bomen van een stip voorzien. Ik denk een oranje stip. Dat waren de bomen die in de zichtlijn stonden en die bomen moesten in ieder geval op de plattegrond komen. (…) Ik durf het niet met zekerheid te zeggen, maar volgens mij waren het tien tot vijftien bomen die zijn gemarkeerd met een stip. Dat waren allemaal grote bomen, hoog en dik. Ze belemmerden het zicht en dat gold vooral voor grote bomen op de helling. Ik schat dat de gemarkeerde bomen ongeveer 50 tot 60 centimeter doorsnee hadden. Het waren in ieder geval oude en grote bomen. Ik weet niet wat de conditie van die bomen was. (…) U houdt mij voor dat ik in mijn schriftelijke verklaring heb vermeld dat de bomen dood of weinig vitaal waren. Ik weet dat nu niet meer, maar ik bedoel daarmee de tien gemarkeerde bomen. U vraagt mij of ook over struiken is gesproken. Er is vooral gesproken hoe je de werkzaamheden op een talud moet uitvoeren. Ik heb aan [naam 5] uitgelegd dat de wortels van alle beplanting op het talud van belang zijn omdat de wortels daarvan het talud feitelijk in stand houden. Je moet dus ook zorgen dat de wortels zo lang mogelijk behouden blijven voor het talud zodat nieuwe beplanting de functie van de wortels over kan nemen. In het gesprek in december is niet besproken wie de werkzaamheden zou uitvoeren. We waren nog een plan aan het maken. Ik kan mij niet herinneren dat is besproken dat de werkzaamheden mogelijk op kosten van Beste Invest zouden konden worden gedaan. Ik merk daarbij op dat ik de naam Beste Invest toen nooit gehoord heb.
Volgens mij is door [gedaagde sub 2] een vraag gesteld over het benodigd zijn van vergunningen. Dat kan ook [naam 5] zijn geweest. Ik heb geantwoord dat ik dat niet precies weet. Het doel was om die plattegrond te maken, zodat we zo snel mogelijk verder konden met de visie. (…)
U vraagt mij of er verder gesproken is over het werk op het talud. Ik heb wel gezegd dat als er een boom gekapt moet worden, de stronk daarvan in stand moet blijven tot een bepaalde hoogte, omdat je het talud in stand wil houden. Er is toen niet concreet over het kappen van bomen gesproken. Alleen in het kader van de wens om zichtlijnen te maken, maar verder niet.
In dat gesprek heb ik verder niets gezegd over vergunningen. Vergunningen horen niet bij mijn vak. Ik denk niet dat ik gezegd heb bij wie men wel moest zijn voor informatie over vergunningen.
In het gesprek van december is afgesproken dat [naam 5] de tekening zou maken en naar de gemeente zou sturen. Dan konden wij dat opnemen in het visieplan. Die tekening heeft de gemeente nooit gekregen.
(…)
Op vragen van mr. Kamphuis antwoord ik:
(…) Het doel van de markering van de bomen was om te weten welke bomen in de zichtlijn stonden. Deze moesten in ieder geval op de plattegrond komen. De bomen die gemarkeerd zijn, stonden in de gewenste zichtlijn. Er is niet gesproken over het rooien van de bomen. We waren bezig met de visie, daarvoor was een tekening nodig en de stippen op de bomen zouden de landmeter kunnen helpen. Het was mijn bedoeling te helpen met een tekening zodat er zo snel mogelijk een plattegrond zou zijn. U vraagt mij of er toen ook besproken is of er alvast dagelijks onderhoud zou kunnen plaatsvinden. Dat is volgens mij niet zo besproken.
Op de vraag over de vergunning heb ik gezegd dat ik dat niet precies weet. Dat was verder geen specifiek onderwerp in de bespreking van december.
(…)
2.8.
[naam 2] heeft, voor zover van belang, het volgende verklaard:
(…) [naam 1] belde mij. Hij was benaderd door de ontwikkelaar van de villa en die ontwikkelaar had ook wensen met betrekking tot het park. Ik was opdrachtgever van het groot onderhoudsproject van het park in de nabijheid van het museum. Bij de gemeente noemen we het [park] . Dus om die reden ben ik mee gegaan. De afspraak was op 27 oktober 2020. (…)
Aan het gesprek hebben deelgenomen: [gedaagde sub 2] , [naam 5] , [naam 1] en ik. Ik heb verteld dat ik bezig was met het plan voor groot onderhoud van het park. Dat dat nog lang niet klaar was en dat we gingen kijken hoe we met de wensen van de ontwikkelaar rekening zouden kunnen houden. Het ging vooral om de zichtlijnen en het uitzicht vanuit de villa. We hebben daar wat rond gelopen en ik kreeg van [naam 5] het plan met betrekking tot de tuin van de villa. Vanuit de villa of vanuit de tuin, ik weet dat niet precies, hebben we bekeken hoe de zichtlijn liep en welke bomen er in de zichtlijn stonden. Ik heb nog gewezen op een eikenboom die dichtbij de villa stond op het terrein van de gemeente en gezegd dat die niet weg zou hoeven omdat je daar langs keek. Ter aanvulling daarop merk ik op dat ik gezegd heb dat een dergelijk grote boom niet zou mogen wijken voor de zichtlijn. Die boom is later toch gekapt.
Tijdens het gesprek in oktober hebben we besproken hoe het traject zou gaan. Volgens mij zou [naam 5] vanuit de dakgoot vanuit de villa foto’s maken, waaruit zou blijken welke bomen in de zichtlijn stonden. Zo zijn wij uit elkaar gegaan. We hebben nog wel contactgegevens uitgewisseld.
Er is een tweede bijeenkomst geweest waarbij alleen [naam 1] aanwezig was. Ik weet niet precies wanneer deze is geweest. Ik weet niet waarom ik daar niet bij was. (…)
In het gesprek in oktober is niet gesproken over vergunningen. Dat gesprek heeft niet meer dan een uur geduurd.
Op vragen van mr. Kamphuis antwoord ik:
(…) Ik zal gezegd hebben dat er achterstallig onderhoud was en er zal ook zijn vermeld dat er regulier onderhoud zou moeten plaatsvinden zoals bijvoorbeeld het verwijderen van een dode tak. Groot onderhoud is echt heel wat anders. U vraagt mij of het verwijderen van dode bomen ook hoort tot het onderhoud. Dat hangt er vanaf. Het kan ook zijn dat vanuit natuurbeheer dode bomen blijven staan. Alleen als er een gevaar is voor de omgeving, wordt er gekapt. In het gesprek is ook gezegd dat het eventueel afzagen van dooie takken wel vooruitlopend op het project zou kunnen worden uitgevoerd. Dat zijn zaken die [naam 1] uitvoert. Ik plan en programmeer groot onderhoud. [naam 1] zorgt voor het dagelijks beheer en onderhoud in zijn stadsdeel. Ik denk dat die taakverdeling tussen mij en [naam 1] ook zo aan de orde is geweest op het gesprek van 27 oktober.
(…)
U vraagt mij wat er is afgesproken op 27 oktober. Wij waren door dat gesprek op de hoogte van elkaars wensen en het vervolgproces om te komen tot een visie. We zouden nog contact hebben en er zouden nog foto’s worden gemaild, zodat de zichtlijnen vanuit de villa worden ingetekend.
(…)
2.9.
[naam 5] heeft, voor zover van belang, het volgende verklaard:
(…) In opdracht van Beste Invest heb ik een plan gemaakt voor de tuin bij [villa] . (…)
Op 27 oktober 2020 was er voor mij een eerste gesprek met de gemeente. Ik had een plan voor de buitenruimte gemaakt en we wilden de oude zichtlijnen herstellen. Die waren in [park] dichtgegroeid. Het gesprek van 27 oktober ging over het herstel van die zichtlijnen. (…) Bij het gesprek waren aanwezig van de gemeente: de heren [naam 1] en [naam 2] en verder [gedaagde sub 2] en ik. Ik heb toen het tuinplan voorgelegd en ook de zichtlijnen die we terug wilden hebben. Met [naam 1] en [naam 2] is besproken of dat kon. Tijdens dat gesprek is door de gemeente gezegd dat zij bezig waren met het ontwikkelen van een nieuw park in verband met het museum. De gemeente wilde bekijken of zij de wensen met betrekking tot de zichtlijnen konden opnemen in dat plan voor het park. Toen is afgesproken dat ik een voorstel zou maken welke bomen er gerooid en/of gesnoeid zouden worden. Dat zou gebeuren door middel van foto’s die ik zou maken vanuit de appartementen van de villa. Ik zou dan aangeven welke boomkronen we weg wilden hebben en ik zou de bijbehorende stammen van de bomen in kaart brengen. Dat bleek moeilijk te zijn. Ik heb toen [naam 1] gebeld en gevraagd of we ter plekke konden gaan kijken welke boom we weg wilde hebben.
Op de tweede bijeenkomst in december 2020 waren aanwezig: [naam 1] , [gedaagde sub 2] en ik. We hebben toen met zijn drieën op de steiger bij de villa gestaan en toen hebben wij de zichtlijnen bekeken. We zijn toen naar beneden gegaan en hebben in het [park] de stammen gemarkeerd met een oranje stip. Dat waren de bomen die weg moesten om de zichtlijnen te herstellen. Het leek mij goed dat [naam 1] hier aanwezig was, zodat er achteraf geen discussie zou komen.
Ik schat dat er toen 20 tot 23 bomen zijn gemarkeerd. (…) Die gemarkeerde bomen zouden dan meegenomen worden in het plan van de gemeente voor het park en we spraken af dat het eerdere plan met de foto’s zou vervallen omdat de bomen nu gemarkeerd waren. Het ging om zowel dikke als dunne bomen, oude en jonge bomen en bomen in goede en slechte staat. (…) Er was ook opschot van bramenstruiken. [naam 1] heeft gezegd dat die ook weg konden. Na het markeren van de bomen, liepen we naar boven met het idee dat dat zou worden opgenomen in het plan van de gemeente. Toen zei [gedaagde sub 2] dat het wenselijk zou zijn om de bomen eerder te rooien in verband met de verkoop van de appartementen en dat hij bereid was dat te organiseren en te betalen. [naam 1] zei toen: daar heb ik geen probleem mee. Ik heb gevraagd aan [naam 1] of de gemeente als eigenaar van de bomen de kapvergunning aan zou vragen of dat hij ons zou machtigen om de kapvergunning aan te vragen. Toen zei [naam 1] : er is geen kapvergunning nodig, want het heeft bestemming bos en voor onderhoud en snoei is geen kapvergunning nodig. [naam 1] zei dat zij dichtgegroeide zichtlijnen ook beschouwen als achterstallig onderhoud. Dat was ook al in het gesprek van 27 oktober gezegd. Ik heb in het gesprek van december tot tweemaal toe aan [naam 1] gevraagd of hij zeker wist dat er geen kapvergunning nodig was. Hij wist dat zeker. Er is niet specifiek gesproken of dat ook gold voor de oude bomen. Het ging over de bomen die oranje waren gemarkeerd. Het eerder voorgenomen plan was niet meer nodig omdat we met zijn drieën waren overeengekomen welke bomen gesnoeid en gekapt zouden worden.
Ik ging er vanuit dat [naam 1] bevoegd was. Ik ging daar vanuit op grond van het eerste gesprek op 27 oktober en ook omdat we de tweede afspraak maakten. Ik ga er vanuit dat als iemand van de gemeente komt, dat die dan ook bevoegd is.
U houdt mij voor dat [naam 2] heeft verklaard dat in het eerste gesprek is gezegd dat er een visieplan van de gemeente zou komen voor het park, dat daar veel tijd overheen zou gaan en dat dat over diverse schijven zou gaan. Dat heeft hij in dat gesprek niet op die manier verteld. Hij heeft verteld dat het mee zou worden genomen in de plannen van de gemeente.
(…)
Na het gesprek van 10 december was het voor mij duidelijk dat Beste Invest aan de slag kon met het kappen van de bomen. [gedaagde sub 2] heeft dat zelf georganiseerd. Ik was daar niet bij betrokken.
(…)
Op vragen van mr. Kamphuis antwoord ik:
U vraagt mij of op 27 oktober specifiek is gesproken over een waardevolle eik. Ik kan mij dat niet herinneren.
U vraagt mij of [naam 1] op 10 december nog instructies heeft gegeven over de uit te voeren werkzaamheden. Hij heeft dat niet specifiek gedaan. Ik heb wel gevraagd over het weghalen van de bramenstruiken. [naam 1] zei toen: men weet niet waar de erfgrens ligt, die struiken kunnen gewoon worden weg gehaald, daar heeft niemand bezwaar tegen.
U vraagt mij of [naam 1] op 10 december heeft gezegd dat hij niet bevoegd was. Nee, dat heeft hij absoluut niet gezegd. Hij heeft ook geen voorbehoud gemaakt met betrekking tot de vergunningen en ook niet gezegd dat hij ten aanzien van de vergunningen bevoegd was.
(…)
2.10.
Uit de getuigenverklaringen van zowel [gedaagde sub 2] en [naam 5] als van [naam 1] en [naam 2] volgt dat op de bijeenkomst van 27 oktober 2020 de zichtlijnen vanuit [villa] zijn besproken, dat de gemeente bezig was met een visie op het [park] en dat het nog enkele jaren zou duren voordat de gemeente daaraan uitvoering zou gaan geven.
[gedaagde sub 2] en [naam 5] verklaren dat bij die bijeenkomst is afgesproken dat [naam 5] een plan/voorstel zou maken welke bomen gerooid en/of gesnoeid zouden worden, maar dat volgt niet uit de verklaringen van [naam 1] en [naam 2] . [naam 1] verklaart dat [naam 5] een plattegrond zou maken, waarop zou worden weergegeven welke bomen het uitzicht belemmerden. [naam 2] verklaart in dezelfde zin als [naam 1] . Dat betekent dat niet is komen vast te staan dat al op 27 oktober 2020 is afgesproken dat [naam 5] een plan/voorstel zou maken welke bomen in verband met de zichtlijnen zouden worden gerooid en/of gesnoeid. Slechts is komen vast te staan dat bij die bijeenkomst is afgesproken dat [naam 5] een plan/plattegrond zou maken waarop de bomen zouden worden weergegeven die in de zichtlijnen stonden en dat dat plan door de gemeente betrokken zou worden bij de visie op het [park] .
2.11.
Daarna heeft op verzoek van [naam 5] een bespreking plaatsgevonden op 10 december 2020 om dat het hem niet goed lukte om de bomen, die in de zichtlijnen stonden, in kaart te brengen. Niet in geschil is dat daarbij [gedaagde sub 2] , [naam 5] en [naam 1] aanwezig waren. Over wat op die bijeenkomst is besproken lopen hun verklaringen uiteen. [gedaagde sub 2] verklaart dat toen in overleg met [naam 1] is bepaald welke bomen gerooid konden worden, dat 20 tot 25 bomen met dat doel zijn gemarkeerd met een oranje stip, dat ook is besproken dat het opschot van voornamelijk bramenstruiken kon worden gerooid, dat [naam 1] op vragen van [naam 5] expliciet heeft verklaard dat er geen vergunning voor het rooien nodig was omdat de werkzaamheden onder onderhoud vielen en dat over het door [naam 5] op te stellen plan niet meer is gesproken omdat dat niet meer nodig was. De verklaring van [gedaagde sub 2] wordt grotendeels ondersteund door de verklaring van [naam 5] . [naam 5] verklaart echter ook dat hij na het markeren van de bomen met [gedaagde sub 2] en [naam 1] naar boven liep met het idee dat de gemarkeerde bomen zouden worden opgenomen in het plan van de gemeente, maar dat toen door [gedaagde sub 2] werd geopperd dat hij in verband met de verkoop van de appartementen bereid was om het rooien van de bomen te organiseren en te betalen. Volgens de verklaring van [naam 5] had [naam 1] daar “geen probleem mee” en is toen besproken of daarvoor een kapvergunning nodig was, waarop [naam 1] heeft verklaard dat dat niet nodig was omdat het om onderhoud ging.
De verklaringen van [gedaagde sub 2] en [naam 5] worden weersproken door [naam 1] . Hij verklaart dat op 10 december 2020 10 tot 15 bomen, die in de zichtlijnen stonden, zijn gemarkeerd met een stip met de bedoeling dat die gemarkeerde bomen op de door [naam 5] te maken plattegrond zouden komen en dat de gemeente dat dan kon opnemen in het visieplan. Hij kan zich niet herinneren dat is besproken dat de werkzaamheden op het talud van de gemeente mogelijk op kosten van Beste Invest konden worden gedaan. [naam 1] verklaart dat niet is gesproken over het rooien van bomen of struiken. Hij verklaart dat wel is gevraagd of er vergunningen nodig waren maar dat hij heeft geantwoord dat hij dat niet precies wist en dat verder door hem niets is gezegd over vergunningen, omdat vergunningen niet bij zijn vak horen.
2.12.
De rechtbank is van oordeel dat Beste Invest niet is geslaagd in de bewijslevering op beide punten. Met name over hetgeen op 10 december 2020 is besproken lopen de verklaringen uiteen. Feitelijk wordt alleen door [naam 5] in het voordeel van Beste Invest verklaard, maar deze verklaring wordt op wezenlijke onderdelen weersproken door de verklaring van [naam 1] . Weliswaar komt de verklaring van [gedaagde sub 2] overeen met de verklaring van [naam 5] , maar uit de verklaring van [naam 5] volgt dat hij na het markeren van de bomen in eerste instantie nog ervan uitging dat de gemarkeerde bomen in het door hem te maken plan zouden worden opgenomen, totdat [gedaagde sub 2] opperde dat Beste Invest de werkzaamheden wel op haar kosten wilde uitvoeren, dat zij toen zijn overeengekomen welke bomen gesnoeid en gekapt zouden worden en dat het door hem op te stellen plan toen niet meer nodig was. [gedaagde sub 2] verklaart hier niets over. Volgens [gedaagde sub 2] was het doel van de bijeenkomst van 10 december 2020 van meet af aan om de bomen te markeren die gerooid zouden worden. In zoverre wordt zijn verklaring dus niet ondersteund door de verklaring van [naam 5] en spreken de verklaringen van [gedaagde sub 2] en [naam 5] elkaar tegen ten aanzien van het doel van de bespreking van 10 december 2020. Op dat punt komen de verklaringen van [naam 5] en [naam 1] juist overeen. Die verklaringen zijn ook in lijn met wat partijen besproken hebben op 27 oktober 2020. De verklaringen van [naam 5] en [naam 1] spreken elkaar tegen ten aanzien van het aantal gemarkeerde bomen, het doel van die markering (rooien of opnemen in het plan van de gemeente) en de vergunning.
De rechtbank ziet geen reden meer waarde te hechten aan de verklaring van [naam 5] dan aan de verklaring van [naam 1] . Deze vallen in zoverre dus tegen elkaar weg. De verklaring van [gedaagde sub 2] , als partijgetuige, acht de rechtbank onvoldoende.
Daarbij komt dat de rechtbank het niet geloofwaardig acht dat [naam 1] zomaar zonder aanwijsbare reden en anders dan was afgesproken op 27 oktober 2020 buiten zijn boekje zou gaan en op eigen houtje afspraken zou maken over het rooien van een groot aantal oude bomen en toezeggingen zou doen dat een vergunning niet nodig is, terwijl dat niet tot zijn takenpakket behoort. Mede om die reden had [naam 1] immers [naam 2] bij de zaak betrokken, zoals ook wordt verklaard door [naam 2] zelf. Beste Invest heeft ook geen enkele plausibele verklaring gegeven waarom [naam 1] ineens zo’n ommezwaai zou maken. Voor zover sprake zou zijn geweest van een misverstand bij [gedaagde sub 2] en [naam 5] en zij [naam 1] verkeerd zouden hebben begrepen, is de rechtbank van oordeel dat in ieder geval [gedaagde sub 2] , althans Beste Invest, als professioneel projectontwikkelaar zou moeten weten dat niet zomaar op verklaringen van een (enkele) ambtenaar mag worden afgegaan. Zij had dat dan op zijn minst moeten verifiëren bij de gemeente. Dat heeft zij niet gedaan en dat dient voor haar rekening en risico te komen.
2.13.
Dat betekent dat niet is komen vast te staan dat de gemeente Beste Invest toestemming heeft gegeven voor het kappen van de gemarkeerde bomen en het rooien van opschot op het perceel van de gemeente en ook niet dat de gemeente Beste Invest heeft toegezegd dat er geen vergunning nodig was voor die werkzaamheden. Evenmin is komen vast te staan dat Beste Invest door uitlatingen van [naam 1] erop mocht vertrouwen dat zij die toestemming/toezegging had. Het beroep van Beste Invest op een rechtvaardigingsgrond gaat dan ook niet op. Daarmee staat vast dat Beste Invest door het kappen van de bomen en het rooien van de struiken op het perceel van de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld. Zoals reeds is overwogen in 4.6. van het tussenvonnis van 26 juli 2023 kan dit onrechtmatig handelen Beste Invest worden toegerekend. Zij is dan ook gehouden de schade te vergoeden die de gemeente als gevolg van dit onrechtmatig handelen heeft geleden.
Schadevergoeding
2.14.
De rechtbank heeft in 4.10. van het tussenvonnis van 26 juli 2023 al overwogen dat zij zal uitgaan van het rapport van [naam 6] ten aanzien van de door [bedrijf 1] , in opdracht van Beste Invest, toegebrachte schade aan de bomen, de struiken, de stuwwal en de bodem van het perceel van de gemeente. In 2.9. van voormeld tussenvonnis zijn de bevindingen uit het rapport van [naam 6] verkort weergegeven.
2.15.
De gemeente vordert een schadevergoeding van in totaal € 379.400,24. Deze bestaat uit de volgende schadeposten:
€ 109.631,24 aan herstelkosten, waaronder € 83.093,64 feitelijke vervangingskosten, € 275,00 bemestingsonderzoek, € 5.090,00 bodemonderzoek, € 2.952,00 aanvullend bodemonderzoek, € 9.005,60 explosievenonderzoek, € 1.855,00 quick scan flora en fauna, € 2.902,00 en € 4.458,00 aan ambtelijke kosten,
€ 258.991,00 als vergoeding voor 18 onvervangbare bomen,
€ 10.778,00 aan taxatie- en onderzoekskosten ter vaststelling van de schade, waaronder € 8.778,00 voor het rapport van [naam 6] en € 2.000,00 voor rapport van [bedrijf 2] met betrekking tot de stabiliteit van de stuwwal.
Beste Invest heeft deze schadeposten betwist. Zij doet tevens een beroep op verrekening van voordeel.
2.16.
De rechtbank stelt voorop dat de schadevergoeding ertoe strekt om de gemeente zoveel mogelijk in de situatie te brengen waarin zij zonder het onrechtmatig handelen van Beste Invest zou hebben verkeerd.
Ad a. herstelkosten
2.17.
In het rapport van [naam 6] is vermeld dat 137 gekapte en onherstelbaar beschadigde bomen en 3 onherstelbaar beschadigde struiken nog in de reguliere handel verkrijgbaar zijn. De vervangingskosten daarvan zijn in dat rapport vastgesteld op € 185.325,00. Daarbij is onder meer uitgegaan van marktconforme kwekerijprijzen, die tussen drie verschillende kwekerijen zijn gemiddeld. De gemeente heeft ervoor gekozen niet alles volledig in de oorspronkelijke staat te herstellen. Zij vordert € 83.093,64 aan feitelijke vervangingskosten, te weten de kosten die gemoeid zijn met de vervanging van negen beeldbepalende bomen, die de gemeente in februari/maart 2022 heeft laten planten.
Beste Invest heeft slechts verweer gevoerd tegen de berekeningswijze van de vervangingskosten zoals vermeld in het rapport van [naam 6] en stelt dat de gemeente een dure kweker heeft geselecteerd om tot een hogere gemiddelde prijs te komen. Zij betwist verder dat de gemeente alle verwijderde bomen en struiken zal laten vervangen.
Nu de gemeente ervoor heeft gekozen om niet alle vervangbare bomen en struiken te laten vervangen, maar slechts negen bomen, en zij een factuur van de daarmee gemoeide kosten van € 83.093,64 heeft overgelegd, gaat het verweer van Beste Invest niet op. Voormeld bedrag komt dan ook voor vergoeding in aanmerking.
2.18.
Beste Invest betwist dat de kosten van het bemestingsonderzoek, het (aanvullend) bodemonderzoek, het explosievenonderzoek en de quick scan flora en fauna in causaal verband staan met de onrechtmatige daad. Zij stelt dat de gemeente deze kosten ook zou hebben gehad bij het uitvoeren van herstelwerkzaamheden in verband met het Groenplan Arnhem 2004-2007/2015.
De rechtbank is van oordeel dat de gemeente voldoende heeft onderbouwd dat de door haar gevorderde kosten veroorzaakt zijn door het onrechtmatig handelen van Beste Invest. De gemeente heeft onweersproken gesteld dat zij nooit op dergelijke grootschalige wijze zou hebben gekapt, dat zij slechts enkele bomen zou hebben gekapt, dat de 18 oude bomen niet zouden zijn verwijderd en dat zij door de grote kaalslag van het talud, zoals dat in opdracht van Beste Invest is gedaan, veel meer maatregelen heeft moeten nemen dan anders het geval zou zijn geweest voor het in stand houden van het talud. De gemeente heeft voldoende inzichtelijk gemaakt welke kosten betrekking hebben op de in opdracht van Beste Invest uitgevoerde kapwerkzaamheden en welke kosten betrekking hebben op de renovatie van het [park] , die zij ook zou hebben gemaakt indien die kapwerkzaamheden niet zouden hebben plaatsgevonden. Op grond hiervan is ook geen reden voor verrekening van voordeel, zoals Beste Invest betoogt. De gevorderde kosten voor voormelde onderzoeken van in totaal € 19.177,60 komen dan ook voor vergoeding in aanmerking.
2.19.
De gemeente stelt dat zij ambtenaren heeft moeten inzetten om het herstel voor te bereiden en de uitvoering van het herstel te begeleiden. Zij vordert hiervoor respectievelijk € 2.902,00 en € 4.458,00. Beste Invest betwist deze kosten. Zij voert aan dat de gemeente deze loonkosten ook had moeten maken zonder de door [bedrijf 1] verrichtte kapwerkzaamheden. Zij betwist ook de omvang van deze kosten, aangezien er geen urenstaten zijn overgelegd en niet inzichtelijk is welke uurtarieven zijn gehanteerd.
De rechtbank is van oordeel dat de interne kosten van de gemeente voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank acht aannemelijk dat de gemeente ambtenaren heeft ingezet voor de voorbereiding en de begeleiding van de herstelwerkzaamheden. Beste Invest heeft dat ook niet betwist. Dat de kosten zien op de reguliere werktijden van de ambtenaren, betekent niet dat deze niet voor vergoeding in aanmerking komen (zie onder meer HR 17 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:874, HR 24-6-2026, ECLI:NL:HR:2016:1278 en HR 16-10-1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2740). In productie 24 bij dagvaarding heeft de gemeente deze kosten gespecificeerd. Daaruit volgt hoeveel uren zijn besteed aan de voorbereiding en de begeleiding van de herstelwerkzaamheden en tegen welke tarieven deze uren in rekening zijn gebracht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de gemeente hiermee voormelde kosten voldoende onderbouwd. Deze komen de rechtbank ook niet onredelijk voor.
Ad b. vergoeding onvervangbare bomen
2.20.
Uit het rapport van [naam 6] volgt dat 18 bomen (16 gekapte bomen en 2 onherstelbaar beschadigde bomen) vanwege hun grootte (groter dan kwekerijmaat 50-60 cm) feitelijk niet meer kunnen worden vervangen. De schade daarvan is op basis van het ‘Rekenmodel Vervangingskosten’ getaxeerd. Deze taxatiemethode is gebaseerd op de stichtingskosten die gemaakt moeten worden voor het verkrijgen van vergelijkbare bomen op dezelfde locatie. Na aanplant, nazorg en periodiek onderhoud bereikt de boom het moment van functievervulling, waarna een afschrijvingsperiode volgt volgens een annuïteitenmodel tot aan de vastgestelde theoretische eindleeftijd, aldus het rapport van [naam 6] .
Beste Invest heeft deze taxatiemethode niet betwist. De rechtbank zal uitgaan van deze taxatiemethode, nu deze haar niet ongebruikelijk voorkomt, en het in het rapport van [naam 6] op basis van deze taxatiemethode vastgestelde schadebedrag van € 258.991,00.
Ad c. taxatie- en onderzoekskosten
2.21.
Beste Invest voert aan dat de gevorderde onderzoekskosten voor het rapport van [naam 6] niet voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets omdat uit de overgelegde factuur blijkt dat 116 uren tegen een uurtarief van € 72,00 in rekening zijn gebracht. Beste Invest betwist dat met het opstellen van het rapport 116 uren gemoeid zijn geweest.
De rechtbank gaat aan dit verweer voorbij. Uit het taxatierapport van [naam 6] volgt dat 181 bomen en 55 struiken zijn opgenomen in het rapport. Per boom en struik is de schade in kaart gebracht. Daarbij is in verband met de taxatie van de bomen door middel van het ‘Rekenmodel Vervangingswaarde’ de leeftijd van de (gekapte) bomen vastgesteld door het tellen van de jaarringen van de stobben. Van de overige bomen is de conditie en levensverwachting bepaald. Gelet op het grote aantal omgehakte en beschadigde bomen en struiken en de omvang van het rapport, acht de rechtbank het aantal daaraan bestede uren van 116 juist en redelijk. Ook het uurtarief komt de rechtbank niet onredelijk voor. De kosten van het rapport van [naam 6] van € 8.778,00 dienen daarom door Beste Invest te worden vergoed.
2.22.
De gemeente stelt dat doordat de bomen zijn verwijderd er gevaar bestaat voor instabiliteit van de stuwwal met mogelijke verzakkingen tot gevolg. In verband daarmee heeft zij onderzoek door [bedrijf 2] laten doen naar de gevolgen voor de erosie en stabiliteit van de stuwwal op lange termijn. Beste Invest voert aan dat de kosten voor het onderzoek door [bedrijf 2] naar de stabiliteit van de stuwwal nodeloos zijn gemaakt, omdat [bedrijf 1] de stobben van de verwijderde bomen tot circa 50 cm boven het maaiveld heeft laten staan om erosie te voorkomen. Volgens Beste Invest volgt uit het rapport van [bedrijf 2] dat de stabiliteit van de stuwwal door het achterblijven van de stobben niet direct zal afnemen.
De rechtbank is van oordeel dat de gemeente het onderzoek in redelijkheid heeft kunnen laten verrichten. Uit het onderzoek door [bedrijf 2] volgt dat erosie kan worden voorkomen door het oppervlak van de helling begroeid te houden met bodembedekkers. Uit dat onderzoek volgt tevens dat wanneer bomen met diepere wortels worden gekapt de macro stabiliteit niet direct zal afnemen, omdat de wortels in de grond achterblijven, maar dat met de tijd de sterkte van de wortels door rotting zal afnemen, waardoor de stabiliteit wel kan afnemen. [bedrijf 2] verklaart dat het daarom van groot belang is dat de begroeiing weer wordt hersteld om de veiligheid van de taludhellingen na de bomenkap te herstellen/behouden. Zij adviseert dat de blootliggende delen van de hellingen op korte termijn worden voorzien van bodembedekkers en/of gras en dat diepwortelende aanplant wordt geplaatst, die de wortelstructuur in de loop der tijd over zullen gaan nemen van de weggezaagde bomen.
Met onder meer het planten van de negen bomen heeft de gemeente het advies gevolgd van [bedrijf 2] . Beste Invest dient dan ook de kosten van het onderzoek van [bedrijf 2] van € 2.000,00 te vergoeden.
Conclusie
2.23.
De rechtbank zal het gevorderde bedrag van € 379.400,24 aan schadevergoeding toewijzen. De wettelijke rente over de feitelijke vervangingskosten van de bomen van € 83.093,64 en de vergoeding van de onvervangbare bomen van € € 258.991,00, in totaal € 342.084,64, zal worden toegewezen met ingang van 9 februari 2021, zoals onweersproken is gevorderd, omdat die schade is geleden op het moment dat [bedrijf 1] de kapwerkzaamheden in opdracht van Beste Invest heeft verricht. De wettelijke rente over de overige schadeposten van in totaal € 37.315,60 (€ 19.177,60 + € 2.902,00 + € 4.458,00 + € 8.778,00 + € 2.000,00) zal worden toegewezen met ingang van 20 juli 2022 (de datum van dagvaarding) omdat die schade is geleden vanaf de datum van betaling van de desbetreffende facturen/kosten.
2.24.
Nu de gevorderde schadevergoeding wordt toegewezen en niet gesteld of gebleken is dat de gemeente daarnaast een afzonderlijk belang heeft bij de gevorderde verklaring voor recht, zal deze worden afgewezen.
Buitengerechtelijke kosten en proceskosten
2.25.
De gemeente vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Zij stelt dat interne buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt door twee van haar ambtenaren van in totaal € 3.900,00. Zij heeft die kosten in productie 24 bij dagvaarding gespecificeerd. Beste Invest verwijst voor haar verweer tegen deze kosten naar haar verweer tegen de ambtelijke kosten, zoals hiervoor vermeld in 2.19. De rechtbank gaat om dezelfde redenen als daar is overwogen voorbij aan dit verweer. Voldoende aannemelijk is dat de ambtenaren van de gemeente buitengerechtelijke werkzaamheden hebben verricht, waaronder het doen van schikkingsvoorstellen. Ook heeft de gemeente voldoende inzichtelijk gemaakt hoeveel uur en tegen welk tarief zij de door haar ambtenaren verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden in rekening heeft gebracht.
2.26.
De gemeente heeft de vorderingen jegens [gedaagde sub 2] ingetrokken. De gemeente zal daarom in de proceskosten van [gedaagde sub 2] worden veroordeeld. Niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde sub 2] afzonderlijk proceskosten heeft gemaakt, zodat de proceskosten van [gedaagde sub 2] worden begroot op nihil.
2.27.
Beste Invest is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de gemeente worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
127,43
- griffierecht
5.737,00
- salaris advocaat
6.785,00
(2,50 punten × € 2.714,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
12.827,43
2.28.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt Beste Invest tot betaling aan de gemeente van een schadevergoeding van € 379.400,24, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 342.084,64 met ingang van 9 februari 2021 tot de dag van volledige betaling, en over een bedrag van € 37.315,60 met ingang van 20 juli 2022 tot de dag van volledige betaling
3.2.
veroordeelt Beste Invest tot betaling aan de gemeente van € 3.900,00 voor buitengerechtelijke kosten,
3.3.
veroordeelt Beste Invest in de proceskosten van de gemeente van € 12.827,43, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Beste Invest niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.4.
veroordeelt Beste Invest tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
3.5.
veroordeelt de gemeente in de proceskosten van [gedaagde sub 2] , begroot op nihil,
3.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Peerdeman en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2024.
592