ECLI:NL:RBGEL:2024:2585

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
22/4189
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de omgevingsvergunning voor tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten in strijd met bestemmingsplan

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van eisers tegen de omgevingsvergunning die op 24 januari 2022 is verleend voor de tijdelijke huisvesting van 50 arbeidsmigranten in drie bestaande gebouwen op een locatie in Nunspeet. De rechtbank behandelt het beroep op 22 maart 2024 en oordeelt dat de omgevingsvergunning in strijd is met het bestemmingsplan "Molenbeek", dat de bestemming "Maatschappelijk" en "Bos" heeft. De rechtbank stelt vast dat het huisvesten van arbeidsmigranten op deze locatie niet in overeenstemming is met de bestemming en dat het college van burgemeester en wethouders niet de juiste afweging heeft gemaakt bij de verlening van de vergunning. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, maar vernietigt alleen het voorschrift dat het huisvesten van gezinnen met kinderen op deze locatie verbiedt. De overige onderdelen van de omgevingsvergunning blijven in stand. De rechtbank oordeelt dat het college het griffierecht en proceskosten aan eisers moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/4189

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser] en [eiseres] , uit [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. L.M.A. Schrieder),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nunspeet, het college
(gemachtigde: mr. L. Janszen).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde-partij]uit [plaats]
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de omgevingsvergunning van 24 januari 2022.
1.1.
Met de beslissing op bezwaar van 11 juli 2022 is het college bij dat besluit gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 22 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, de gemachtigde van het college, de gemachtigde van de derde-partij en [naam] .

Waar gaat deze zaak over?

2. Op 17 november 2021 is een aanvraag ingediend voor tijdelijke huisvesting van 50 arbeidsmigranten in drie bestaande gebouwen op [locatie] in [plaats] . De omgevingsvergunning is aangevraagd voor de activiteiten “handelen met gevolgen voor beschermde monumenten” [1] en “handelen in strijd met de regels ruimtelijke ordening” [2] .
2.1.
Ter plaatse geldt het bestemmingsplan “Molenbeek” en het perceel heeft de bestemmingen “Maatschappelijk” [3] en “Bos” [4] . De vergunde activiteiten vinden plaats op de bestemming “Maatschappelijk”. De voor “Maatschappelijk” aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen, tuinen en erven. [5]
2.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat het huisvesten van arbeidsmigranten op deze locatie is in strijd met de bestemming “Maatschappelijk”. Op 24 januari 2022 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor de activiteit “handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening”. De afwijking van het bestemmingsplan is voor een periode van drie jaar vergund met artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wet algemene bepalingen omgevingswet (Wabo) in combinatie met artikel 4, onderdeel 9, van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor). Dit laatste artikel gaat over het gebruiken van bouwwerken en bij de bouwwerken behorend terrein voor de logiesfunctie voor de opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen. Voor deze afwijking van het bestemmingsplan is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld die deel uitmaakt van de omgevingsvergunning. Het college heeft geen omgevingsvergunning voor de activiteit “handelen met gevolgen voor beschermde monumenten” verleend, omdat het aangevraagde gebruik volgens hem niet zal leiden tot ontsiering van het gemeentelijke monument en het monument door dit gebruik niet in gevaar zal worden gebracht.
2.3.
Eisers hebben tegen deze omgevingsvergunning bezwaar gemaakt. Hun bezwaren zijn in de beslissing op bezwaar van 13 juli 2022 ongegrond verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de verlening van de omgevingsvergunning. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
4. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Dit leidt echter niet tot het doel dat door eisers is beoogd, omdat de rechtbank alleen een aan de omgevingsvergunning verbonden voorschrift schrapt en de omgevingsvergunning voor het overige in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Reikwijdte beoordeling
5. Voordat de rechtbank op de beroepsgronden ingaat, benadrukt de rechtbank dat het college bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toekomt en het de betrokken belangen moet afwegen. De rechtbank oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen. [6]
5.1.
In deze zaak ligt alleen de omgevingsvergunning voor de tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten ter beoordeling voor. Of er daadwerkelijk in overeenstemming met deze vergunning wordt gehandeld, is een handhavingskwestie en wordt in deze procedure niet beoordeeld. Dit betekent dat de beroepsgronden die zien op het niet naleven van de vergunningvoorschriften in deze procedure niet aan de orde kunnen komen. Als eisers vinden dat in strijd met de vergunningvoorschriften wordt gehandeld, kunnen zij het college vragen om handhavend op te treden.
5.2.
De rechtbank merkt verder op dat voor de besluitvorming in deze zaak niet van belang is dat inmiddels het “Parapluplan Onzelfstandige bewoning en Logies arbeidsmigranten” is vastgesteld. Dat eisers tegen dit bestemmingsplan beroep hebben ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, is voor de beoordeling van de omgevingsvergunning die nu voorligt, dan ook niet van belang.
Woon- en leefklimaat
6. Eisers voeren aan dat het huisvesten van arbeidsmigranten op [locatie] in strijd is met het bestemmingsplan. Het college had in dit geval geen gebruik mogen maken van de bevoegdheid om van het bestemmingsplan af te wijken omdat het huisvesten van arbeidsmigranten op [locatie] een onevenredige inbreuk maakt op hun woon- en leefklimaat. Volgens eisers motiveert het college ten onrechte niet waarom er op deze locatie 50 arbeidsmigranten kunnen worden gehuisvest. Eisers verwachten dat als er minder arbeidsmigranten worden gehuisvest, er ook minder (geluids)overlast zal zijn.
6.1.
De rechtbank oordeelt dat geen sprake is van een onevenredige inbreuk op het woon-en leefklimaat van eisers. Daarbij is van belang dat de bestemming “Maatschappelijk” reeds toestaat dat grote groepen op [locatie] verblijven, dit wordt door eisers ook niet weersproken. Voorheen werd deze locatie gebruikt als groepsaccommodatie voor vakantiekampen voor kinderen. Nu maakt de omgevingsvergunning de tijdelijke huisvesting van 50 arbeidsmigranten mogelijk. Het college heeft in de belangenafweging meegenomen dat er in beide gevallen sprake is van min of meer vergelijkbare ruimtelijke invloeden. Het college heeft bovendien verschillende voorschriften opgenomen om te waarborgen dat het woon- en leefklimaat voor de omgeving niet onevenredig wordt aangetast. Zo is een voorschrift opgenomen dat muziekgeluid niet hoorbaar mag zijn bij de omliggende woningen, is groepsvorming op het gedeelte van het perceel met de bestemming “Bos” niet toegestaan en mogen de bewoners geen gebruik maken van het gedeelte van het buitenterrein dat is aangemerkt als bufferzone. Het is de rechtbank niet gebleken dat deze voorschriften niet handhaafbaar zijn. Daarbij heeft het college de zijde van het logiesgebouw die is gelegen aan de zijde van de woning van eisers, onaantrekkelijk gemaakt om te verblijven, onder andere door begroeiing. Ook zijn aan de andere zijde van het logiesgebouw zitjes geplaatst om te bevorderen dat juist aan die zijde van het logiesgebouw gebruik wordt gemaakt van het buitenterrein. De beroepsgrond slaagt niet.
Hoofdzakelijk werkzaam voor in [plaats] gevestigde bedrijven
7. Eisers voeren aan dat de op [locatie] gehuisveste arbeidsmigranten allemaal werkzaam zouden moeten zijn voor in [plaats] gevestigde bedrijven. Op die manier worden de lusten en de lasten van de huisvesting van arbeidsmigranten niet ongelijk verdeeld. Eisers veronderstellen dat er in dat geval ook minder arbeidsmigranten nodig zijn en dat er dus minder overlast zal zijn. Het is volgens eisers niet duidelijk wat het college bedoelt met “hoofdzakelijk” in het vergunningvoorschrift “hoofdzakelijk werkzaam voor in [plaats] gevestigde bedrijven”. Dit voorschrift is daarom rechtsonzeker.
7.1.
In de omgevingsvergunning is het volgende voorschrift opgenomen:
“De te huisvesten arbeidsmigranten zijn hoofdzakelijk werkzaam voor de in de gemeente Nunspeet gevestigde bedrijven. Vóór 1 oktober 2022 dient u aan te tonen dat aan deze voorwaarde is voldaan.”
7.2.
Het college stelt zich op het standpunt dat “hoofdzakelijk” volgens de definitie in het Van Dale woordenboek omschreven wordt als “vooral, voornamelijk”. Het college legt dit zo uit dat in ieder geval meer dan de helft van de gehuisveste personen werkzaam is voor in [plaats] gevestigde bedrijven.
7.3.
De rechtbank oordeelt dat dit voorschrift niet rechtsonzeker is. Het college geeft duidelijk aan wat hij bedoelt met “hoofdzakelijk werkzaam”. Dit is naar het oordeel van de rechtbank ook een voor de hand liggende uitleg. Bovendien is voor de ruimtelijke uitstraling die eisers ervaren niet relevant waar de arbeidsmigranten werken. De beroepsgrond slaagt niet.
Huishoudelijk reglement/beheer
8. Eisers voeren aan dat het college weliswaar voorschriften heeft opgenomen met betrekking tot een huishoudelijk reglement en het 24/7 beheer van [locatie] , maar dat deze voorschriften niet uitvoerbaar en daarom niet handhaafbaar zijn. Zo moeten de aanwezige arbeidsmigranten zich volgens de voorschriften houden aan het huishoudelijk reglement, maar laat het college na te omschrijven wat dat huishoudelijk reglement moet inhouden.
8.1.
Anders dan eisers stellen is de inhoud van het huishoudelijk reglement duidelijk en kenbaar. Het huishoudelijk reglement is immers bij de aanvraag gevoegd en maakt daarmee deel uit van de omgevingsvergunning. Daarnaast is het naleven van het huishoudelijk reglement en beheer is geborgd in de voorschriften van de vergunning. Voor wat betreft het 24/7 beheer is het de rechtbank niet gebleken dat deze voorschriften niet uitvoerbaar en daarmee niet handhaafbaar zijn. Zoals hiervoor onder 5.1 is overwogen is het een kwestie van handhaving als in de praktijk blijkt dat niet aan deze voorwaarden wordt voldaan. De beroepsgrond slaagt niet.
Gezinnen met kinderen
9. Eisers voeren aan dat het onbegrijpelijk is dat het college de huisvesting van gezinnen met kinderen op deze locatie uitsluit. Eisers verwachten dat zij minder overlast zullen ervaren van de huisvesting van gezinnen met kinderen dan van alleenstaande mannen.
9.1.
In de omgevingsvergunning is het volgende voorschrift opgenomen:
“Het is niet toegestaan om gezinnen/huishoudens met kinderen op deze locatie te
huisvesten. Deze vorm van huisvesting vinden wij namelijk niet geschikt voor kinderen of
gezinnen.”
9.2.
De rechtbank oordeelt dat dit voorschrift geen ruimtelijk belang dient. Uit de tweede volzin van dit voorschrift blijkt namelijk dat het is gegeven vanuit de wens van het college dat kinderen of gezinnen worden gehuisvest op een voor hen geschikte manier. Omdat aan een omgevingsvergunning alleen voorschriften kunnen worden verbonden met het oog op ruimtelijke belangen, mocht het college dit voorschrift niet opnemen in deze omgevingsvergunning. De beroepsgrond slaagt. De rechtbank zal in de conclusie van deze uitspraak ingaan op de gevolgen daarvan.
Brandveilig gebruik
10. Eisers voeren aan dat het college ten onrechte stelt dat de locatie voldoet aan de normen van de Stichting Normering Flexwonen (SNF). Elke locatie moet ingeschreven worden in het locatieregister van de SNF. Eisers voeren aan dat [locatie] niet ingeschreven kan zijn, omdat een vergunning brandveilig gebruik ontbreekt.
10.1.
De rechtbank oordeelt dat dit voorschrift duidelijk en handhaafbaar is. Of vergunninghouder voldoet aan voorwaarden van de SNF kan aan de orde komen in het kader van handhaving. De beroepsgrond slaagt niet. Daarom zal de rechtbank niet ingaan op het relativiteitsvereiste.
Gevolgen voor de monumentale status van het pand
11. Eisers voeren aan dat het college ten onrechte geen omgevingsvergunning voor de activiteit handelen met gevolgen voor beschermde monumenten heeft verleend. Zij vrezen dat de arbeidsmigranten de panden volledig zullen uitleven. Het college heeft volgens eisers onvoldoende gemotiveerd waarom het monument niet wordt ontsierd of in gevaar wordt gebracht.
11.1.
De rechtbank oordeelt dat het college voldoende heeft gemotiveerd dat er geen omgevingsvergunning voor de activiteit “handelen met gevolgen voor beschermde monumenten” is vereist, omdat het gebruik van het monument voor bewoning op zichzelf niet leidt tot ontsiering daarvan. Daarbij komt nog dat eiser niet heeft gemotiveerd waarom de leefwijze van de arbeidsmigranten tot gevolg heeft dat er wel een monumentenvergunning nodig is. De beroepsgrond slaagt niet.
Tijdelijkheid
12. Eisers voeren aan dat de termijn van drie jaar waarvoor de omgevingsvergunning is verleend, niet is onderbouwd. Ook is in de omgevingsvergunning niet duidelijk opgenomen dat deze voor drie jaar geldt en wanneer deze periode begint en eindigt.
12.1.
De rechtbank overweegt dat het uitgangspunt van de Wabo is dat het college dient te beslissen op de aanvraag zoals die is ingediend. Omdat in de aanvraag een periode van drie jaar is genoemd, moest het college beoordelen of het de omgevingsvergunning voor een periode van drie jaar wilde verlenen. In de ruimtelijke onderbouwing is toegelicht dat is gekozen voor een periode van drie jaar, omdat het gaat om een tijdelijk gebruik in verband met de voorbereiding van een nieuwe definitieve bestemming van [locatie] . Ook is in de ruimtelijke onderbouwing gemotiveerd dat het strijdige gebruik ruimtelijk aanvaardbaar is. Nu uit de omgevingsvergunning en de daarbij behorende stukken blijkt dat de vergunning voor drie jaar is verleend op 24 januari 2022 is bovendien duidelijk wanneer de periode van drie jaar aanvangt en zal eindigen. De beroepsgrond slaagt niet.
Planschade
13. Eisers voeren aan dat het college planschadeclaims kan voorkomen door deze omgevingsvergunning te weigeren. Eisers zijn zich ervan bewust dat planschadeverhaal een aparte procedure betreft. Als er echter sprake is van aanmerkelijke kosten, dan had het college dit volgens eisers wel in de belangenafweging moeten betrekken.
13.1.
De rechtbank ziet in hetgeen eisers hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat sprake zal zijn van een zodanige planschade dat het bouwplan daardoor onuitvoerbaar is. [7] De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is gegrond, omdat eisers terecht aanvoeren dat als voorschrift aan de omgevingsvergunning is verbonden dat het huisvesten van huishoudens/gezinnen met kinderen niet is toegestaan. Het besluit op bezwaar zal daarom worden vernietigd voor zover dat ziet op dit voorschrift. De rechtbank neemt met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb nu zelf een beslissing en herroept het besluit van 24 januari 2022 voor zover dat ziet op dit voorschrift. De omgevingsvergunning blijft voor het overige in stand.
14.1.
Omdat het beroep gegrond is, moet het college het griffierecht aan eisers vergoeden en krijgen eisers ook een vergoeding voor hun proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt in beroep € 1.750,- omdat de gemachtigde van eisers een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. De vergoeding voor de in de bezwaarfase gemaakte kosten bedraagt € 624,- voor het indienen van het bezwaarschrift. De gemachtigde was niet aanwezig bij de hoorzitting. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 11 juni 2022 voor zover dat ziet op het voorschrift dat het niet is toegestaan om gezinnen/huishoudens met kinderen op deze locatie te huisvesten;
- herroept het besluit van 24 januari 2022 voor zover dat ziet op het voorschrift dat het niet is toegestaan om gezinnen/huishoudens met kinderen op deze locatie te huisvesten;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde gedeelte van het besluit van 11 juni 2022;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eisers moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 2.374,- aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Duifhuizen, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.M. Stroink, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 2.2, eerste lid, onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
2.Artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo.
3.Bestemmingsplan “Molenbeek”, artikel 8.
4.Bestemmingsplan “Molenbeek”, artikel 5.
5.Bestemmingsplan “Molenbeek”, artikel 8.1.