ECLI:NL:RBGEL:2024:2556

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
29 april 2024
Zaaknummer
081878-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 62-jarige man voor medeplegen van hennepteelt, hennephandel en witwassen

Op 14 maart 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 62-jarige man, die werd beschuldigd van het medeplegen van hennepteelt, hennephandel en witwassen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden en een geldboete van € 50.000,-. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen hennep heeft geteeld en verhandeld, en dat hij betrokken was bij het witwassen van aanzienlijke geldbedragen die voortkwamen uit deze criminele activiteiten. De feiten vonden plaats tussen 2017 en 2021, waarbij de verdachte onder andere hennepplanten en -stekken teelde in een pand in Culemborg en hennep naar Duitsland vervoerde. De rechtbank baseerde haar oordeel op tapgesprekken, getuigenverklaringen en bankgegevens die aantoonden dat de verdachte geen legale inkomsten had en zijn levensonderhoud financierde met crimineel verkregen geld. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de behandeling van de zaak, wat leidde tot een lagere straf dan geëist door de officier van justitie. De verdachte werd ook vrijgesproken van enkele onderdelen van de tenlastelegging, waaronder een dubbeltelling van hennepplanten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.081878.21
Datum uitspraak : 14 maart 2024
Tegenspraak (art. 279 Sv)
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1962 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [woonplaats] .
Raadsman: mr. J.A. Schadd, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
feit 1
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2021 tot en met 23 maart 2021 te Culemborg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- ( in een pand aan [adres 2] ) 472 hennepplanten en/of 387 hennepplanten en/of 2160 hennepstekken, een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 859 hennepplanten en/of 2160 hennepstekken en/of delen daarvan in elk geval een groot aantal hennepplanten en/of hennepstekken en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
feit 2
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 november 2020 tot en met 23 maart 2021 te Nijmegen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid hennepstekken en/of hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 3
hij in of omstreeks de periode van 25 november 2020 tot en met 28 februari 2021 te Nijmegen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, een hoeveelheid hennep en/of hennepstekken, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 4
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 23 maart 2021, te Nijmegen en/of Groesbeek en/of Kranenburg, in elk geval in Nederland en/of Duitsland, één of meerdere geldbedrag(en), te weten:
- 13299, 77 euro,
- 12.375, 00 euro,
- 72.4400 euro,
- 2300 euro,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of van die geldbedragen gebruik heeft gemaakt terwijl hij, verdachte, wist dat dat/die geldbedragen middellijk en/of onmiddellijk, geheel of gedeeltelijk afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
feit 5
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 23 maart 2021, te Nijmegen en/of Groesbeek en/of Kranenburg, in elk geval in Nederland en/of Duitsland, één of meerdere geldbedrag(en), te weten:
- 101.829,58 euro (ten behoeve van zijn verblijf in het Belvoir Hotel),
- 1137,50 euro (ten behoeve van het gebruik van een huurauto)
- 2348,10 ( ten behoeve van zijn verblijf in het Zeven Heuvelen Hotel) en/of
- 13.267,34 euro (ten behoeve van zijn algemene levensonderhoud),
heeft omgezet, terwijl hij, verdachte, wist dat dat/die geldbedragen middellijk en/of onmiddellijk, geheel of gedeeltelijk afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle hem ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 bepleit dat uit het dossier maximaal volgt dat verdachte medeplichtig is geweest aan de hennepkwekerij aan de [adres 3] . Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van feit 1, nu enkel het plegen en medeplegen ten laste is gelegd. De raadsman heeft zich gerefereerd ten aanzien van feit 2. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman gesteld dat uit het dossier niet zonder meer volgt dat verdachte ook daadwerkelijk handel in Duitsland heeft afgezet, waardoor verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken. De raadsman heeft ten aanzien van feit 4 opgemerkt dat de politie geen onderzoek heeft gedaan bij de Duitse fiscus naar eventuele inkomsten en vermogen in Duitsland. Ten aanzien van feit 5 heeft de raadsman opgemerkt dat uit het dossier duidelijk naar voren komt dat het geld uit de hennephandel afkomstig is en dus voortkomt uit eigen misdrijf.
Beoordeling door de rechtbank
feit 1
Op 23 maart 2021 werd in de door [medeverdachte 1] gehuurde bedrijfsruimte op het [adres 2] een hennepkwekerij aangetroffen. [2] Bij binnenkomst was er links een kweekruimte met daarin 472 hennepplanten die net in bloempotten waren gepoot. Deze stonden pas net enkele dagen in de bloempotten. In een tweede kweekruimte stonden 387 hennepplanten die net een week in bloempotten waren gepoot. In een derde kweekruimte stonden 2160 hennepstekken. [3]
Als contactpersoon stond in het huurcontract verdachte vermeld. De verhuurder van de bedrijfsruimte heeft verklaard dat verdachte de tussenpersoon was. Hij heeft verdachte twee keer gezien, bij het afsluiten van de huurovereenkomst en daarna bij het gesprek over de betalingen. [4]
Op 2 december 2020 werd om 12:38 uur bij een stortingsapparaat aan de [adres 4] € 10.000,- op de bankrekening van [medeverdachte 1] gestort. Enkele minuten later werd op dezelfde rekening € 2.500,- contant gestort. Vervolgens werd om 12.48 uur € 12.500,- overgeschreven naar een [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] met de omschrijving [adres 2] . [5] [verbalisant 1] heeft de camerabeelden van 2 december 2020 van het stortingsapparaat in [plaats] uitgekeken en zag een man het pand binnenkomen die zij ambtshalve als verdachte herkende. Verdachte kwam met een onbekende man het beeld in gelopen. De mannen liepen samen naast elkaar. De onbekende man liep naar een geldautomaat. Verdachte ging naast de [medeverdachte 1] staan. Hij had een open map papieren in de hand. [medeverdachte 1] had een pak papieren geld in zijn hand en haalde er een elastiek vanaf. [medeverdachte 1] voerde handelingen uit bij de automaat. Verdachte bleef erbij staan. [medeverdachte 1] haalde papieren geld uit de automaat en liep weg. Enkele minuten later stonden verdachte en de [medeverdachte 1] weer bij de automaat. [medeverdachte 1] voerde handelingen met het papieren geld uit bij de automaat. Vervolgens vertrokken verdachte en [medeverdachte 1] . [6] [medeverdachte 1] is herkend als [medeverdachte 1] . [7]
Op 7 januari 2021 om 11:16:09 uur vond het volgende tapgesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ) plaats.
(…)
[verdachte] : maandag ga ik over, hee wat een ruimte daar he
[medeverdachte 1] : oke
[verdachte] : Ze zijn daar nou weer aan het werk
[medeverdachte 1] : ja joh kanon
[verdachte] : Ja toppie he
[medeverdachte 1] : ja dat is top
[verdachte] : Nee een derde hebben ze al opgebouwd,
[medeverdachte 1] : maar is er al een hok opgebouwd of lagen ze klaar de platen
[verdachte] : en die platen al klaar gelegd, ze hoeven alleen in die goten te plaatsen en daar de platen in te schuiven en dan hebben ze weer een hok
[medeverdachte 1] : Ja top
[verdachte] : Is wel lijp hoor
[medeverdachte 1] : ja ja ja,en de rest was ook al klaar, het aanzicht onder? Het witgoed?
[verdachte] : Ja ze waren weer aan het lossen toen ik kwam stond weer een vrachtwagen met witgoed en vandaag komen er weer twee vrachtwagens, ze gaan het helemaal vol rijden met witgoed
[medeverdachte 1] : Ja dat is top, ja als er lekker activiteiten zijn dan is het goed toch.(…) [8]
Op 19 januari 2021 om 13:04:29 uur vond het volgende tapgesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] plaats.
(…)
[medeverdachte 2] : we hebben een lekker pandje man
[verdachte] : Wattu?
[medeverdachte 2] : We hebben echt een lekker pand
(…)
[medeverdachte 2] : Ja dat hebben we vandaar ook verteld en dat zullen ze morgen ook zien. Ja is allemaal onhandig maar ik heb gister 13 pallets met lege dozen gestapeld
[verdachte] : Ja dat is toch goed.
[medeverdachte 2] : Ja is zeker goed maar goed maar hun zien toch ook dat die dozen leeg zijn
[verdachte] : [medeverdachte 2] het ken ook een voordeel zijn dat ze nou al komen ze weten dat daarboven cellen gebouwd worden dat heb ik hun helemaal uitgelegd, helemaal van het begin af aan wat we allemaal gingen doen en wat er allemaal staat.
(…)
[medeverdachte 2] : Ja dat is echt, ja je kan een put slaan maat maar dat kost je 4 en een half rooitje maat
[verdachte] : Ja ik...
[medeverdachte 2] : Iets wat je eigenlijk al hoort te hebben snap je en dat moet je dan
[verdachte] : Je kunt dat daai eerst op de leiding aftappen dan kun je al draaien en als je een keer gedraaid heb geld terug hebt kun je als nog een put laten slaan
[medeverdachte 2] : Met die opti klimate
[verdachte] : Ja je moet toch water hebben, water is der daar, der is water
[medeverdachte 2] : Ja maar ja in 10 weken tijd staat toch alles aan dan draait die toch op volle toeren heb je toch binnen notime heb je toch uh weet ik veel hoeveel honderden duizenden liters water verbruikt
[verdachte] : Ja
[medeverdachte 2] : dat gaat toch niet
[verdachte] : We moeten even creatief goed nadenken dat is belangrijk. (…). [9]
Op 9 februari om 15:01:29 uur vond het volgende tapgesprek plaats tussen medeverdachte [medeverdachte 2] en verdachte.
[medeverdachte 2] zegt dat hij [naam 2] gaat bellen, waar hij de grootste ruzie mee heeft omdat die niet op komt dagen. [medeverdachte 2] vertelt over het werk dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] gedaan hebben. Ze hebben 800 dozen gevouwen.Komen zij met pallets aan, laadt ie die uit, draait hij 3 pallets mee en gaat we weer weg, want dan is de avondklok. [medeverdachte 2] heeft er niets aan. [medeverdachte 2] zegt dat hij niet zijn personeel is.[medeverdachte 2] werkt niet voor hem. [medeverdachte 2] werkt met hem. [10]
Op 13 februari 2021 om 14:03:46 uur vond het volgende tapgesprek plaats tussen [medeverdachte 2] en [verdachte] .
(…)
[medeverdachte 2] : Je hebt mij een mooi halletje gehuurd, echt bon! Geen water en geen stroom!
[medeverdachte 2] : Daar ben je even stil van he.
[verdachte] : Ja,
[medeverdachte 2] : Ik ga het oplossen., probeer het op mijn manier op te lossen, [naam 3] . [naam 2] is nu echt boos, weetje op mij, op ons, op iedereen, want er wordt een hal gehuurd er wordt veel betaald aan borg en huur en spullen worden er gekocht en er is gewoon niet goed gekeken naar dat er geen meters zitten.Het is ook niet mijn verantwoordelijkheid, want ik ben bij die aanschaf van die hal, ben ik niet geweest, toen het contract getekend werd. Dus ik ga er vanuit dat dat jij weet wat je aan het doen bent. Je hebt het niet goed gedaan in ieder geval, We hebben en geen watermeter en geen stroommeter.
(…)
[medeverdachte 2] : hebben een stukje mensen, die daar gewerkt hebben, we hebben een katvanger, we hebben mensen, die er zwaar geld in hebben zitten.
[medeverdachte 2] : Jij bent degene die hal aanneemt en jij had gewoon goed moeten kijken, vooral met jouw ervaring met hoeveel locaties jij hebt gehad, is dit echt een beginnersfout. [11]
Uit een proces-verbaal van bevindingen, inhoudende een samenvatting van de politie, betreffende diverse waarnemingen en tapgesprekken kan worden opgemaakt dat naast verdachten [medeverdachte 2] en [verdachte] ook medeverdachte [medeverdachte 3] op verschillende data en tijdstippen bij het betreffende pand is gezien. [12]
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat tussen verdachte, medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] (de laatste als medeplichtige) sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking bij het telen van hennep aan de [adres 2] . Er was sprake van een gezamenlijk plan en gezamenlijke uitvoering en dus van medeplegen. Uit de huurovereenkomst van de bedrijfsruimte aan de [adres 2] volgt dat [medeverdachte 1] de bedrijfsruimte huurde en dat zijn bankrekening gebruikt werd om de borg en een maand huur te betalen. Uit de verklaring van de verhuurder volgt echter dat verdachte fungeerde als zijn contactpersoon en onderhandelde over de betalingen. Uit de tapgesprekken volgt dat verdachte vervolgens contact onderhield met medeverdachte [medeverdachte 2] over de opbouw van de hennepkwekerij en de problemen die zich daarbij voordeden. Daarnaast hadden zij contact over de dekmantel van de hennepkwekerij, namelijk het witgoed en de opgestapelde lege dozen. De rechtbank acht feit 1, behoudens de hierna te noemen partiële vrijspraak, daarom wettig en overtuigend bewezen.
Partiële vrijspraak
In de tenlastelegging van feit 1 is sprake van een dubbeltelling van het aantal hennepplanten. De rechtbank zal verdachte ten aanzien van deze dubbeltelling partieel vrijspreken. Daarnaast kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld dat verdachte zich – al dan niet door middel van medeplegen – heeft schuldig gemaakt aan het ‘
binnen en buiten het grondgebied van Nederland brengen’ van de in de plantage geteelde hennep(stekken), zodat verdachte ook daarvan zal worden vrijgesproken.
feit 2
Op 14 december 2020 om 15:53:05 uur vond het volgende tapgesprek plaats tussen medeverdachte ( [medeverdachte 1] ) en [verdachte] .
[medeverdachte 1] : He maar, ik heb handeltje misschien he?
[verdachte] : Wat heb je?
[medeverdachte 1] : Handel.
[verdachte] : Ah, gelukkig. Hoeveel?
[medeverdachte 1] : Ja, wel weer kutprijs.
[verdachte] : Wat dan?
[medeverdachte 1] : Wel echt shop, contact goed, alles dit dat.
[verdachte] : Voor?
[medeverdachte 1] : 49.
[verdachte] : Kan ik wat mee
[medeverdachte 1] : Wat?
[verdachte] : Daar kan ik wel wat mee.
[medeverdachte 1] : Ennuh, o, ja, daar zijn ook 8 stuks van, dus ik zei, komt dat niet van die en die af. Hij zei nee, dat 8 stuks (ntv).
[verdachte] : Wanneer bijvoorbeeld en wanneer kan ik weg?
[medeverdachte 1] : Ja, ik heb hier (ntv) een prijs, maar ja, die voorbeeld ja, die moetje in handen hebben he. Dat ga ik effe regelen.
[verdachte] : Ik kijk zo dat ik even zakje heb, want dan kan ik morgen vroeg, vroeg. [13]
Op 17 december 2020 om 12:59:11 uur vond het volgende tapgesprek plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] .
(…)
[verdachte] : Ik heb een voorbeeldje
[medeverdachte 2] : Ja
[verdachte] : als het moet voor jou
[medeverdachte 2] : Ja
[verdachte] : En via [naam 4] kreeg ik iets aangeboden
[medeverdachte 2] : Wat kost die
[verdachte] : Ja wij moeten zelf 48 maar ik zou je vertellen je kan lullen wat je wil ik was u hij was ergens langs geweest de prijzen zijn wel weer wat gezonken
[medeverdachte 2] : Ja bij mij echt niet maat het is echt uh, als dat zo is
[verdachte] : Ja ik zeg het tegen jou, ik geloof jou blind, geloof mij ook ff blind oke
[medeverdachte 2] : Ja geloof ik maar ik ben bij NTV geweest, ik ben bij jongens net geweest en die hebben mooie spullen en uh ja ik zie gewoon dat ie mooie spullen gewoon niet uh niet goedkoper zijn geworden
[verdachte] : Maar goed [naam 4] moet 48 betalen en ik ben net ergens geweest en hun zeggen tegen mij dat ze ingekocht hebben van 47 hele mooie en die hebben ze mij net laten zien, ik ken het niet geloven maar ja goed het ken ook afbluffen zijn he ik zeg het alleen ff tegen je
[medeverdachte 2] : Oke
[verdachte] : Dus, maar heeft er 4 liggen ik heb het voorbeeld hier
[medeverdachte 2] : Oke, ja ik heb een klant voor 51 maat hoef het cijfertje 7,8 te zijn weetje
[verdachte] : Ja heb ik [14]
Diezelfde dag vond om 18:43:29 uur vond het volgende tapgesprek plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] .
[medeverdachte 2] : he dat uh is best mooie handel nog die handel
[verdachte] : Ja toch wel
[medeverdachte 2] : Ja ik vind het wel leuke handel weetje alleen hij is een beetje bruinig he
[verdachte] : Ja dat is het enige ja
[medeverdachte 2] : Ietsje bruin van kleur
[verdachte] : Ja hij ruikt nog goed, hij doet het wel goed maar ja
[medeverdachte 2] : Ja dat geur is top
[verdachte] : de geur is goed ja die van jou was altijd beter
[medeverdachte 2] : Ja ik heb hem net gezien hij overlegd even met die man want eigenlijk is zijn max 49 wat die kan betalen
[verdachte] : Ja
[medeverdachte 2] : Maar uh, ja die man is om 10 uur bij hem morgen vroeg met papiereus FON of vijf FON en hij heeft niets dussu hij heeft 1 topje meegenomen voor de kleur want de geur is prima als die amn zegt ja is goed dan komt hij ze morgen ophalen bij jou gewoon daar tussen 10 en 11
[verdachte] : Oke, oke. oke dun is het zeker of nog niet he
[medeverdachte 2] : Uh nee ja die man heeft de kleur niet gezien
[verdachte] : Oke, oke
[medeverdachte 2] : Die man die komt al 10 jaar bij mij ofzo voor dat ik alles naar jou bracht bracht ik eigenlijk alles naar hem
[verdachte] : Ja maar niet dat je in ene verder gaat NTV naar mij wat je hebt en nu ga je zelf in ene NTV
[medeverdachte 2] : Wat zeg je
[verdachte] : Dat ik alle handel van jou krijg in vervolg denk eraan
[medeverdachte 2] : Nee die handel gaat allemaal naar jou, maar maat hij komt sowieso NTV buiten het feit dat ik het allemaal naar jou doe nooit met die prijs uit
[verdachte] : Nee
[medeverdachte 2] : Snap je alleen nu uh uh is de kriem nog bij hem dat die niks kan krijgen en dat ze gewoon iets meer moeten betalen snap je
[verdachte] : Oke maar het is nou niet zeker
[medeverdachte 2] : Ja nou goed hij heeft 5 stuks nodig en uh de kleur heeft heeft hij niet gezien, de geur is goed, hij heeft die man gesproken maar die man die is om 10 uur bij hem
[verdachte] : Oke, oke
[medeverdachte 2] : Dus als die man komt deze kleur is goed
[verdachte] : Ja
[medeverdachte 2] : Dan koopt die der 10 maar dan kan die maar 5 euro betalen
[verdachte] : Ja ja, ja ja goed wel beter als niks
[medeverdachte 2] : Ja dat is wat ik nu heb afgesproken met hem weet je 5 NTV kan die betalen en dan uh, ik zeg der zijn er maar 4 maar die
(…)
[verdachte] : Wil je mij 1 pleziertje doen, wil je [naam 4] even bellen I
[medeverdachte 2] : Nou
[verdachte] : Ja even [naam 4] bellen even mededelen
[medeverdachte 2] : [naam 4] bellen(…) [15]
Op 23 november 2020 om 09:07:07 vond het volgende tapgesprek plaats tussen [medeverdachte 2] en [verdachte] .
(…)
[medeverdachte 2] : Nee maar goed uh als het geregeld is en ik krijg vanmiddag die spullen, man [naam 3] hij wil echt zelf willen hun 49 voor die handel beuren weetje.
[verdachte] : Oh zo.
[medeverdachte 2] : Ja opzicht valt het wel mee, kijk uh jij NTV ook wat zien, ik heb die jongens 47 geboden voor de handel
[verdachte] : Ja
[medeverdachte 2] : Maar hij zegte hij kost mij, die [naam 2] die zit er tussen die vriend van hem uit Beek zeg maar
[verdachte] : Ja
[medeverdachte 2] : Die zegt gewoon ik moet er gewoon 48 voor hebben maar die [naam 2] die wil er ook wat aan verdienen want het is zijn vriend maaru hij wil er ook wat aan overhouden. Hij wil 49 meier beuren Maarru
[verdachte] : luister [medeverdachte 2] daar ken ik wel wat mee maar dan moet ik ff moet ik het ergens anders ook daar de hoofdprijs uit halen.
[medeverdachte 2] : Ja
[verdachte] : Dan probeer ik hem daar uhhh wat zou ik doen? 45
[medeverdachte 2] : Ja moet als het onder die prijs is dannu, dannu, ga ik het niet doen. Dan is het risico voor mij te groot voor wat ik er aan kan verdienen
[verdachte] : Ja ja ja maar goed dan hebben we toch nog een goeie marge, hoeveel zijn het er dan?
[medeverdachte 2] : Uhh 6 of 7
[verdachte] : nou dat kan allemaal weg
[medeverdachte 2] : En geloof mij jongen ik heb 3 toppen heb ik hier en het stinkt als de tering
[verdachte] : hu nou luister even vriend, luister ff dan doen we het zo dan uh ga ik op 54 zitten
[medeverdachte 2] : Ja dat moetje ook gewoon doen, als je dat niet doet heeft het geen zin want dan ga, dan vind ik het risico niet de moeite waard en uh ik moet er ook wat aan overhouden en jij ook snap je.
[verdachte] : ja nee dat vind je belangrijk Kijk ik zal er minimaal dan luister ben oprecht met jou NTV minimaal 53 als hij dan moeilijk doet dan zeg je loont zich eigen ook nog want dan pak je 4
[medeverdachte 2] : Jawel maar ik weet zeker dat die 54 gewoon betaald wordt
[verdachte] : Jaa
[medeverdachte 2] : ik denk als ik hier in Nederland een rondje rij dat ik het zo beur
[verdachte] : Jaa als je hier rondje beurt beur je ook 51 want ik weet (…). [16]
Op 29 december 2020 om 19:27:40 uur vond het volgende tapgesprek plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ).
(…) [medeverdachte 1] :He ik heb vrijdag 500 kleintjes tot mijn beschikking
[verdachte] : Oh maat en die andere meneer gooit mij ook dood met die dingetjes, die had er ook nog duizend over zei die.
[medeverdachte 1] : lacht, ja.Tweevijfenzeventig!
[verdachte] : Oh dat is een prijs, interessant. Dan kan ik even naar Rotterdam toe bellen.
[medeverdachte 1] : Tweevijfenzeventig , dus ja, kijk maar.
[verdachte] : Dan ga ik morgenvroeg daar achteraan ja. Hoe is het daar?(…) [17]
Op 22 februari 2021 om 11:35:10 uur vond het volgende tapgesprek plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ).
(…)
[medeverdachte 1] :Ken je nog iets van handel
[verdachte] :Ja is het mooie handel
[medeverdachte 1] : Ja 47
[verdachte] : Wie?
[medeverdachte 1] :47 vraagt die
[verdachte] : 47?
[medeverdachte 1] : Ja maar wel van top top Nederlands
[verdachte] : Nederlands?
[medeverdachte 1] : 7 stuks
[verdachte] : 7 stuks
(…)
[medeverdachte 1] : Heb je niemand hier in de buurt zitten die dat nodig heeft
[verdachte] : ja ik denk uh hoe heet tie uh hoe heet tie, hoe heet tie Head (FON)
[medeverdachte 1] : uhhh ja ik zal eens kijken of ik iets uh, ja ik ben aan het werk is kut man
[verdachte] : Ik ga ze wel even bellen laat ik tietje zo weten
[medeverdachte 1] : Ik heb het al goed gegkeurd
[verdachte] : He?
[medeverdachte 1] : Ik heb een videootje voor je je is gewoon topt van de top
[verdachte] : ja stuur zo direct maar even door maar ik ben even onderweg ik zal Headshop even bellen want ze vroegen ernaar als ze ja zeggen moet je even videootje sturen dus dan bel ik er even voor. (…) [18]
Op een Opel Astra, voorzien van [kenteken 1] , is een peilbaken aangebracht. Deze heeft gewerkt vanaf 13 januari 2021 tot en met 29 januari 2021. Op 28 januari 2021 van 10:07 uur tot 10:15 uur was het voertuig in de omgeving van de [adres 7] . Dit is in het centrum van Nijmegen en dichtbij coffeeshop "Headshop”. Op 28 januari 2021 van 13:48 uur tot 13:51 uur was het voertuig in de omgeving van de Smidstraat te Nijmegen. Opvallend is dat op de hoek van [adres 6] coffeeshop [bedrijf 2] gevestigd is. [19] De Opel Astra met [kenteken 1] staat op naam van [medeverdachte 3] Verdachte werd onder meer bij observaties herhaaldelijk in deze auto waargenomen (19 november 2020, 22 december 2020 en 24 december 2020). [20]
Uit de tapgesprekken tussen verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte met medeverdachten telefonisch sprak over het handelen in hennep(stekken). In de tapgesprekken werd door verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gesproken over hoeveelheden, bedragen en ‘handel’, die bruinig van kleur zou zijn, maar goed zou ruiken. Door verdachte en medeverdachte [verdachte] wordt gesproken over ‘500 kleintjes’ die verdachte tot zijn beschikking zou krijgen en dat de prijs van ‘tweevijfenzeventig’ interessant is.
Op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in nauwe en bewuste samenwerking handelde in hennep en hennepstekken in de ten laste gelegde periode. De rechtbank acht feit 2 dan ook wettig en overtuigend bewezen.
feit 3
Op 26 november 2020 om 15:12:16 uur vond het volgende tapgesprek plaats tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] :
[verdachte] zegt dat tegen [medeverdachte 2] dat hij nu pas weg rijdt en om vier uur daar is, kwart over vier.
[verdachte] zegt dat hij half zes terug is. Blijkbaar was er iets met de vrouw van degene waar
[verdachte] mee had afgesproken en deze was pas tussen half 5 en 5 uur terug.
[medeverdachte 2] zegt dat [verdachte] nu écht weg moet rijden omdat het anders echt kut wordt. [medeverdachte 2] zegt dat [verdachte] moet opschieten.
[medeverdachte 2] : Vergeet mij niet straks met dat andere hè, maat?
[verdachte] : Nee. nee, ik weet dat dat prioriteit nummer een is bij mij.Eerst even de handel
wegzetten, de zak en dan ga ik op de terugweg even langs. [21]
Vervolgens straalde de getapte GSM van [verdachte] tussen 17.33 uur en 18:28 uur enkele masten aan bij Siebengewald, nabij de grens met Duitsland. Tevens kon de GSM in deze tijdsperiode in totaal 24 maal geen Nederlandse mast aanstralen. Wel was te zien dat de GSM aanstond. [22]
Op 26 november 2020 om 18.28 uur vond het volgende tapgesprek plaats tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] :
[verdachte] zegt dat hij even wat met hem gegeten heeft en op de terugweg is.
[medeverdachte 2] zegt dat hij in Arnhem is nu en de jongen is ook in Arnhem. [medeverdachte 2] vraagt of [verdachte] ook in Arnhem langs kan komen op de [adres 8] , vlakbij [Restaurant] . [medeverdachte 2] is daar met zijn vrouw en kind en die jongen komt het daar ophalen, anders moet [medeverdachte 2] heen en weer rijden.
[verdachte] zegt dat hij dan via Emmerich terug moet rijden.
Ze zeggen tot zo. [23]
Op 26 november 2020 om 19.15 uur vond het volgende tapgesprek plaats tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] :
[medeverdachte 2] vraagt hoe laat [verdachte] er is.
[verdachte]zegt dat hij zo de grens over rijdt enover vijfentwintig minuten in Arnhem is.
[medeverdachte 2] zegt dat die jongen het geld op wil komen halen en dat [verdachte] er dan wel moet zijn.
Ze zien elkaar zo. [24]
Op 27 februari 2021 om 17:23:24 uur vond het volgende tapgesprek plaats tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] :
[naam 3] zegt dat hij nu toch morgenvroeg pas wil gaan. Hij moet voor half tien daar zijn.
[medeverdachte 2] heeft nou weer gezegd dat het vandaag vanmiddag geregeld is en nu moet hij weer zeggen
morgen. [medeverdachte 2] zegt dat hij morgen heel vroeg weg is, werken, maar dat [naam 5] dan wel op [naam 6] kan passen.Neemt ie dan alle Kush of alleen 1 vraagt [medeverdachte 2] .
[naam 3] zegt dat ie die ene goeie neemt en 1 gruis, zeker weten”. [25]
De volgende dag om 08:27:19 uur vond het volgende tapgesprek plaats tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2]
:
"Het gesprek gaat over 1 Kush die [naam 3] vandaag weg brengt en morgenvroeg doet [naam 3] gruis dat gaat dan mee met die Rees (fonetisch) en [naam 3] doet morgen die andere Kush.
[medeverdachte 2] vraagt welke Kush [naam 3] genomen heeft. Een was wat losser [naam 3] zegt dat de ander wat voller was. [naam 3] heeft die meegenomen, die ze verkocht hebben. (…).” [26]
Op 28 februari 2021 om 08:29:17 uur ontving verdachte het volgende SMS-bericht:
“Inhoud SMS:
Beste klant, u bevindt zich in Duitsland. In dit land kunt u gewoon bellen, sms'en en internetten zoals u gewend bent, zonder extra kosten”. [27]
Diezelfde dag om 08:33:27 uur vond het volgende gesprek in het Duits plaats tussen verdachte en een persoon genaamd [naam 7] :
“ [naam 7] Ja, oom.
[verdachte] Over 25 minuten ben ik er.
[naam 7] Ja goed Super. Qua tijd past dat.
[verdachte] OK.
[naam 7] OK. Super. Geweldig. Tot zo, oom.
[verdachte] Tot zo”. [28]
Uit de hierboven weergegeven tapgesprekken blijkt dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] in de ten laste gelegde periode op meerdere momenten contact met elkaar hebben en praten over het wegbrengen van handel en kush en gruis. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat met ‘kush’ of ‘gruis’ hennep bedoeld wordt.
Uit deze tapgesprekken volgt ook dat [verdachte] aan [medeverdachte 2] laat weten dat ‘hij dan even via Emmerich terug moet rijden’ en enige tijd later op diezelfde dag dat ‘hij zo de grens over rijdt’. Uit de onderzochte mastgegevens van de getapte telefoon van verdachte en uit een door verdachte ontvangen SMS blijkt dat op verschillende momenten nadat verdachte en [medeverdachte 2] gesprekken over het wegbrengen van hennep met elkaar voeren in de tenlastegelegde periode, verdachte in Duitsland moet zijn geweest. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte hennep buiten het grondgebied van Nederland, te weten naar Duitsland, bracht. De rechtbank acht feit 3 wettig en overtuigend bewezen.
feit 4 [29]
Uit onderzoek naar de [rekeningnummer 2] op naam van verdachte blijkt dat in de periode 2018 tot 2021 contante stortingen hebben plaatsgevonden voor een totaalbedrag van € 12.375,-. [30]
Er is onderzoek gedaan naar de [rekeningnummer 3] op naam van verdachte, in de periode van 1 januari 2017 tot en met 23 november 2020. Uit het onderzoek blijkt dat er op de genoemde bankrekening contante stortingen plaatsvonden bij een [geldautomaat] van de [adres 9] te Kleve (Duitsland). Het totaal van deze contante stortingen bedroeg € 72.440,-. [31]
Op 16 maart 2021 belde verdachte met een medewerker van de ING over dossiernummer AE62628/NM [naam 8] . Verdachte zei in dat gesprek dat er in 2018 en 2019 wat betalingen zijn geweest die hij heeft gestort om “haar” nieuwe woning in te richten. Ze heeft een keer 700 euro gehad en een keer 600 en een keer 1000 (de rechtbank: in totaal € 2.300,-). [32] Er is onderzoek gedaan naar de [rekeningnummer 4] van rekeninghouder [naam 8] ; de (stief)dochter van verdachte. Analyse van de gegevens van deze bankrekening liet zien dat op 9 april 2018, 28 augustus 2018 en 7 februari 2019 € 300,- contant is gestort; op 5 juni 2018 € 600,- contant is gestort, op 30 november 2018 en 3 januari 2019 € 1.000,- contant is gestort. [33] De rechtbank merkt op dat deze stortingen in totaal meer bedragen dan de € 2300,- die verdachte in totaal noemt.
Er zijn bij de Belastingdienst geen gegevens bekend over verdachte. Er zijn geen looninkomsten uit enige arbeidsovereenkomst bekend, noch zijn er toeslagen aan verdachte verstrekt. [34]
Om tot een bewezenverklaring te komen ter zake van witwassen is het noodzakelijk vast
te stellen dat het niet anders kan zijn dan dat de bedoelde geldbedragen middellijk of
onmiddellijk geheel of gedeeltelijk uit misdrijf afkomstig zijn. Het is niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp, in dit geval de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen, afkomstig zijn uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling voor witwassen vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf, kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Niet gebleken is dat verdachte legale inkomsten heeft. Verdachte is meermalen gehoord en in de gelegenheid gesteld om een verklaring te geven over eventuele inkomsten en vermogen (in het buitenland). Verdachte heeft van deze gelegenheden geen gebruik gemaakt om een verklaring te geven over de herkomst van de geldbedragen. Indien verdachte inkomsten en/of vermogen in Duitsland heeft genoten, had het op zijn weg gelegen om hierover te verklaren. Het door de raadsman van verdachte benoemen van de optie dat verdachte inkomsten en/of vermogen in Duitsland had, geldt niet als een verklaring van verdachte.
Bovendien blijkt uit het onder de feiten 1 tot en met 3 overwogene dat verdachte zich bezig houdt met hennep(stekken)teelt en -handel. Voorgaande maakt dat het naar het oordeel van de rechtbank niet anders kan zijn dan dat, behoudens de hierna te noemen partiële vrijspraak, de in de tenlastelegging onder feit 4 genoemde geldbedragen minst genomen gedeeltelijk uit misdrijf afkomstig zijn, dat verdachte dat wist en dat verdachte die geldbedragen voorhanden heeft gehad en/of daar gebruik van heeft gemaakt.
Voor wat betreft het bedrag van € 13.299,77 kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat dit bedrag afkomstig is uit enig misdrijf. Uit het dossier volgt immers dat dit bedrag afkomstig lijkt te zijn van legale bronnen zoals de verkoop van auto’s, het terugstorten van een borgsom en een terugbetaling door het CJIB. Van dit deel van de tenlastelegging zal de rechtbank verdachte daarom vrijspreken.
feit 5
Uit opgevraagde gegevens van het [bedrijf 4] Nijmegen, het voormalige [bedrijf 4] , bleek dat verdachte reeds lange tijd bij het hotel verbleef. Uit de aangeleverde gegevens bleek dat verdachte betalingen deed in 2017 tot en met juni 2020. De betalingen waren, behoudens vier pin/maestro betalingen in 2019 en 2020, altijd contant. De maandelijkse huur bedroeg in de hele periode vanaf 2017 € 1.575,- per maand. In totaal is in de periode januari 2017 tot en met juni 2020 € 101.829,58 contant betaald. [35]
[verbalisant 4] ontving op 22 juni 2021 informatie van [naam 9] en zn. [bedrijf 3] dat zij de inboedel van verdachte op 31 december 2020 hadden geladen in een opslagcontainer.
Verdachte had een bedrag van € 1.137,50 contant betaald. [36] De rechtbank begrijpt (op basis van het dossier) dat met de in de tenlastelegging genoemde kosten voor de huurauto eigenlijk de kosten voor [bedrijf 3] bedoeld wordt en ziet het genoemde in de tenlastelegging dan ook als een verschrijving.
Uit gevorderde gegevens van [bedrijf 5] te Groesbeek bleek dat verdachte in februari 2021 in het hotel verbleef. [37] Op 22 februari 2021 belde verdachte met [bedrijf 5] met de vraag of op de prijzen die hij heeft gekregen korting zit omdat hij 4 à 5 maanden zou blijven. [38] Er zijn door het hotel twee facturen verstrekt:
  • Factuur 20210168 van 2 maart 2021 van € 598,10, contant voldaan op 22 februari 2021;
  • Factuur 20210292 van 8 april 2021 van € 1.500,-, contant voldaan via drie betalingen van ieder € 500,- op 3 maart 2021, 10 maart 2021 en 22 maart 2021.
De facturen bedragen totaal € 2.098,10. In totaal heeft verdachte € 2.348,10 contant betaald, bestaande uit € 2.098,10 aan facturen en € 250,- aan borg. [39]
Ter vaststelling van de hoogte van de contante uitgaven is een onderzoek ingesteld naar
de uitgaven die zien op levensonderhoud. In dat kader zijn de bankafschriften over de boekjaren van 1 januari 2017 tot en met 23 maart 2021 geanalyseerd, waarbij een vergelijking is gemaakt met de Nibud-normen voor één vrijgezel persoon zonder thuiswonende kinderen, zoals destijds bij verdachte het geval was. Er is vergeleken op de onderdelen: uitgaven kleding en schoenen en de huishoudelijke uitgaven.
De mutaties op de onderzochte bankrekening van verdachte lieten geen uitgaven zien voor kleding en schoenen. Om die reden werd er door de politie van uitgegaan dat de minimale noodzakelijke uitgaven voor deze kosten door verdachte contant zijn gedaan. Volgens de tabel van de minimale uitgaven van het NIBUD voor kleding en schoenen zijn deze in de periode van 1 januari 2017 tot en met 23 maart 2021 minimaal € 2.603,-. Dit houdt in dat verdachte van 1 januari 2017 tot en met 23 maart 2021 minimaal € 2.603,-
contantheeft uitgegeven aan kleding en schoenen. De mutaties op de onderzochte bankrekening van verdachte lieten zien dat er uitgaven waren voor huishoudelijke uitgaven. In totaal is € 1.329,66 aan huishoudelijke uitgaven gedaan. Volgens de gegevens van het NIBUD zijn de minimale uitgaven voor verdachte in zijn situatie als alleenstaande in de jaren 2017 tot en met 23 maart 2021 totaal € 11.994,-. Dit houdt in, dat verdachte (€ 11.994,- minus € 1.329,66 =) €10.664,34 contant heeft uitgegeven voor deze kosten. In totaal heeft verdachte (€ 2.603,- plus € 10.664,34 =) € 13.267,34 minimaal
contantuitgegeven ten behoeve van zijn algemene levensonderhoud. [40]
Er zijn bij de Belastingdienst geen gegevens bekend over verdachte. Er zijn geen looninkomsten uit enige arbeidsovereenkomst bekend, noch zijn er toeslagen aan verdachte verstrekt. [41]
Om tot een bewezenverklaring te komen ter zake van witwassen is het noodzakelijk vast
te stellen dat het niet anders kan zijn dan dat de bedoelde geldbedragen middellijk of
onmiddellijk geheel of gedeeltelijk uit misdrijf afkomstig zijn. Het is niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp, in dit geval de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen, afkomstig zijn uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling voor witwassen vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf, kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Niet gebleken is dat verdachte legale inkomsten heeft. Verdachte is meermalen gehoord en in de gelegenheid gesteld om een verklaring te geven over eventuele inkomsten en vermogen (in het buitenland). Verdachte heeft van deze gelegenheden geen gebruik gemaakt om een verklaring te geven over de herkomst van de geldbedragen. Indien verdachte inkomsten en/of vermogen in Duitsland heeft genoten, had het op zijn weg gelegen om hierover te verklaren. Het door de raadsman van verdachte benoemen van de optie dat verdachte inkomsten en/of vermogen in Duitsland had, geldt niet als een verklaring van verdachte. Hetzelfde geldt voor de verklaring van de raadsman over de voor verdachte betaalde kosten voor het verblijf in het [bedrijf 4] .
Bovendien blijkt uit het onder de feiten 1 tot en met 3 overwogene dat verdachte zich bezig houdt met hennep(stekken)teelt en -handel. Voorgaande maakt dat het naar het oordeel van de rechtbank niet anders kan zijn dan dat de in de tenlastelegging onder feit 5 genoemde geldbedragen minst genomen gedeeltelijk uit misdrijf afkomstig zijn, dat verdachte dat wist en dat verdachte die geldbedragen heeft omgezet (ze heeft gebruikt). De rechtbank acht het onder feit 5 tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 tot en met 5 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
feit 1
hij
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 1 februari 2021 tot en
met 23 maart 2021 te Culemborg, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens)opzettelijk in de uitoefening van een beroep of bedrijf
opzettelijkheeft geteeld
en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- ( in een pand aan [adres 2] )
472 hennepplanten en/of 387 hennepplanten en/of 2160 hennepstekken,een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 859 hennepplanten en
/of2160 hennepstekken
en/of delen daarvan in elk geval een groot aantal hennepplanten en/of hennepstekken en/of delen daarvan,
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
feit 2
hij
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 19 november 2020 tot
en met 23 maart 2021 te Nijmegen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen(telkens) opzettelijk heeft verkocht en/
ofafgeleverd en
/ofverstrekt en
/ofvervoerd, een hoeveelheid hennepstekken en
/ofhennep,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep,zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 3
hij in
of omstreeksde periode van 25 november 2020 tot en met 28 februari 2021 te
Nijmegen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen en/ofbuiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, een hoeveelheid hennep
en/of hennepstekken, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 4
hij in
of omstreeksde periode van 1 januari 2017 tot en met 23 maart 2021, te Nijmegen en
/ofGroesbeek
en/of Kranenburg, in elk geval in Nederland en
/ofDuitsland,
één ofmeerdere geldbedrag
(en
), te weten:
- 13299,77 euro,
- 12.375,00 euro,
- 72.440,00 euro,
- 2300 euro,
heeft verworven en/ofvoorhanden heeft gehad en/of van die geldbedragen gebruik
heeft gemaakt terwijl hij, verdachte, wist dat
dat/die geldbedragen middellijk en/of onmiddellijk,
geheel of gedeeltelijk afkomstig
was/waren uit enig
(eigen)misdrijf;
feit 5
hij in
of omstreeksde periode van 1 januari 2017 tot en met 23 maart 2021, te Nijmegen en
/ofGroesbeek
en/of Kranenburg, in elk geval in Nederland
en/of Duitsland,
één ofmeerdere geldbedrag
(en
), te weten:
- 101.829,58 euro (ten behoeve van zijn verblijf in het [bedrijf 4] ),
- 1.137,50 euro (ten behoeve van
de betaling aan [bedrijf 3])
- 2.348,10 ( ten behoeve van zijn verblijf in het [bedrijf 5] ) en
/of
- 13.267,34 euro (ten behoeve van zijn algemene levensonderhoud),
heeft omgezet, terwijl hij, verdachte, wist dat
dat/die geldbedragen middellijk en/of onmiddellijk, geheel of gedeeltelijk afkomstig
was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt ten aanzien van het witwassen tenlastegelegd onder feit 5 sprake is van de kwalificatieuitsluitingsgrond, omdat uit het dossier naar voren komt dat de geldbedragen afkomstig zijn door verdachte zelf gepleegde misdrijven. De verdachte dient daarom te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt dat de kwalificatieuitsluitingsgrond niet van toepassing is, nu de jurisprudentie vereist dat min of meer concreet moet zijn komen vast te staan welk feit het eigen misdrijf is geweest. Nu niet is komen vast te staan op welke wijze en in welke tijdspanne de geldbedragen zijn verkregen, wordt aan dit vereiste niet voldaan.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat noch de tekst van artikel 420bis van het Wetboek van strafrecht (Sr) noch de wetsgeschiedenis eraan in de weg staat dat iemand die een in die bepaling omschreven gedraging verricht ten aanzien van een voorwerp dat afkomstig is uit enig door hemzelf begaan misdrijf, wordt veroordeeld wegens witwassen. Dit betekent niet dat elke gedraging die in artikel 420bis, eerste lid, Sr is omschreven, onder alle omstandigheden de kwalificatie witwassen rechtvaardigt.
Uit de wetsgeschiedenis volgt dat ook in het geval het witwassen de opbrengsten van eigen misdrijf betreft, van de witwasser in beginsel een handeling wordt gevergd die erop is gericht "om zijn criminele opbrengsten veilig te stellen". Gelet hierop moet worden aangenomen dat indien vaststaat dat het enkele verwerven of voorhanden hebben door de verdachte van een voorwerp dat onmiddellijk afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf niet kan hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp, die gedraging niet als witwassen kan worden gekwalificeerd.
Er moet in het geval het witwassen de opbrengsten van eigen misdrijf betreft dus sprake zijn van een gedraging die meer omvat dan het enkele verwerven of voorhanden hebben en die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat door eigen misdrijf verkregen voorwerp gericht karakter heeft (HR 26 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM4440 (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2010:BM4440); HR 8 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX4449 (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2013:BX4449); HR 17 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2001 (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2013:2001)).
In het bijzondere geval dat het overdragen, gebruik maken of omzetten van een uit eigen misdrijf afkomstig voorwerp plaatsvindt onder omstandigheden die niet wezenlijk verschillen van de situatie waarin de verdachte een onmiddellijk uit eigen misdrijf verkregen voorwerp verwerft of voorhanden heeft, is eveneens voor de strafbaarheid daarvan een gedraging vereist die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het voorwerp gericht karakter heeft.
Bij de beoordeling of sprake is van het "onmiddellijk" afkomstig zijn uit "eigen" misdrijf zijn de volgende factoren vooral van belang, te weten of
(i) naast het ten laste gelegde witwassen sprake is van een ten laste van de verdachte uitgesproken bewezenverklaring ter zake van het begaan van een ander misdrijf met betrekking tot hetzelfde voorwerp, door middel van welk misdrijf de verdachte dat voorwerp kennelijk heeft verworven of voorhanden heeft (bijvoorbeeld de buit van een door de verdachte zelf begaan vermogensmisdrijf), dan wel
(ii) rechtstreeks uit de bewijsvoering voortvloeit dat sprake is van - kort gezegd - het verwerven of voorhanden hebben van een voorwerp dat onmiddellijk afkomstig is uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf, dan wel
(iii) hetgeen door of namens de verdachte met voldoende concretisering is aangevoerd met betrekking tot dit verwerven of voorhanden hebben door eigen misdrijf (vgl. HR 22 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:78).
De rechtbank interpreteert deze jurisprudentie van de Hoge Raad zo dat op basis van het dossier of het verhandelde ter terechtzitting het misdrijf dat de herkomst is van het voorwerp naar tijd en plaats bepaalbaar en kwalificeerbaar moet zijn en daarvoor geldt de toets van aannemelijkheid.
Ten aanzien van de bedragen genoemd onder feit 4 stelt de rechtbank vast dat de geldstortingen telkens geheel of gedeeltelijk plaatsvonden voorafgaand aan de onder de feiten 1 tot en met 3 bewezen verklaarde feiten. Dat de geldbedragen afkomstig zijn uit de handel of productie van hennep(stekken) door verdachte wil de rechtbank best aannemen, maar over de precieze inhoud van die handel of teelt voorafgaand aan de stortingen geeft noch het dossier noch het verhandelde ter terechtzitting duidelijkheid. De herkomst van de geldbedragen is dus onvoldoende naar tijd en plaats bepaalbaar. Dat betekent dat voor het bewezenverklaarde onder feit 4 geldt dat geen sprake is van de kwalificatieuitsluitingsgrond.
Voor de bedragen genoemd onder feit 5 geldt dat deze steeds omzettingen betreffen, in die zin dat er sprake is van contante betalingen voor diensten en of goederen die verdachte afneemt dan wel koopt. Het is in deze tijd ook niet gebruikelijk contante betalingen te doen van een dergelijke omvang. Door deze betalingen te doen met contant geld ontneemt verdachte de autoriteiten het zicht op zijn uitgaven. De rechtbank is daarom van oordeel dat de contante betalingen steeds verhullingshandelingen betreffen door verdachte. Dit staat nog los van de vraag of de geldbedragen ook daadwerkelijk aan te merken zijn als direct afkomstig uit een door verdachte zelf gepleegd misdrijf. Ook voor de feiten onder feit 5 is daarom geen sprake van de kwalificatieuitsluitingsgrond.
De bewezen verklaarde handelingen genoemd onder de feiten 4 en 5 betreffen dus telkens witwashandelingen.
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
medeplegen van het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
feit 4 en 5, telkens:
witwassen, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en een geldboete van € 50.000,- bij niet betalen te vervangen door 6 maanden hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de rechtbank rekening houdt met het tijdsverloop en het omstandigheid dat de justitiële documentatie van verdachte nagenoeg blanco en verouderd is. De raadsman heeft betoogd dat eis van de officier van justitie disproportioneel lijkt nu de stelling dat verdachte de grotere man was achter de hennepteelt en -handel wordt gelogenstraft door het dossier. De raadsman heeft er ten slotte op gewezen dat de overheid reeds lange tijd toestaat dat cannabis wordt verkocht in coffeeshops en daarmee de hennepteelt en -handel zelf in stand houdt.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft gedurende een periode van een aantal maanden in hennep gehandeld. Ook heeft verdachte hennep(stekken) naar Duitsland uitgevoerd en samen met anderen hennep geteeld. De handel in en het gebruik van verdovende middelen gaat gepaard met verschillende vormen van overlast en criminaliteit, waardoor de samenleving ernstige schade wordt berokkend. Daarnaast heeft verdachte grote geldbedragen witgewassen. Verdachte had geen legale inkomsten en financierde zijn leven, waaronder zijn permanente verblijf in hotels, met crimineel geld. Witwassen tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op een uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 28 december 2023. Daaruit volgt dat verdachte reeds eerder is veroordeeld voor andersoortige strafbare feiten en dat artikel 63 Sr van toepassing is.
De rechtbank betrekt daarnaast in haar strafmaat de overschrijding van de redelijke termijn. In artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt heeft hierbij te gelden dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van verdachte op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
Verdachte is op 23 maart 2021 in verzekering gesteld. De rechtbank doet uitspraak op 14 maart 2024. Dat betekent dat sprake is van de schending van de redelijke termijn van een jaar. De rechtbank zal hiermee rekening houden in haar strafmaat.
Wat betreft de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en komt daarom tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank zal daarom aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden opleggen. In het winstgevende karakter van de (internationale) handel en teelt van hennep(stekken) ziet de rechtbank aanleiding om daarnaast een (afroom)geldboete van € 50.000,- aan verdachte op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van het beslag

Standpunten
De officier van justitie heeft gevraagd dat de rechtbank de Opel Astra ( [kenteken 1] ) en de Apple iPhone verbeurd verklaart, nu deze voorwerpen zijn gebruikt bij het plegen van strafbare feiten.
De officier van justitie heeft opgemerkt dat de motorfiets, merk Piaggio met [kenteken 2] , abusievelijk op de beslaglijst van verdachte is opgenomen.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal de Opel Astra ( [kenteken 1] ) en de Apple iPhone met behulp waarvan de feiten 1 tot en met 3 zijn begaan en/of voorbereid verbeurd verklaren.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Nu de motorfiets, merk Piaggio met [kenteken 2] abusievelijk is opgenomen op de beslaglijst van verdachte, zal de rechtbank geen beslissing op het beslag op deze motorfiets nemen in de zaak van verdachte.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 23, 24 c, 33, 33a, 47, 57, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht;
- 3 en 11 van de Opiumwet.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
12 maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt op een geldboete van
€ 50.000,-,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 285 dagen hechtenis;
 verklaart de Opel Astra ( [kenteken 1] ) en de Apple iPhone verbeurd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.G.E. ter Hart (voorzitter), mr. M.J. Ouweneel en mr. M.J. Wasmann, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V. Buscop, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 maart 2024.
Mr. M.J. Wasmann is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, onderzoeksnummer ON5R020049, gesloten op 18 augustus 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. ZD01-261.
3.Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, p. ZD01-220-222
4.Proces-verbaal van verhoor getuige, ZD01-292.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. ZD01-978-979.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. ZD01-981-986.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. ZD01-01019.
8.Tapgesprek TA002/14120, p. ZD01-439.
9.Tapgesprek TA002/17923, p. ZD01-449-450.
10.Tapgesprek TA002/25239, p. ZD01-879.
11.Tapgesprek TA002/26633, p. ZD01-912-913.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. ZD01-796 e.v., in het bijzonder p. 829 t/m 835.
13.Tapgesprek TA002/5423, p. ZD01-663.
14.Tapgesprek TA002/6896, p. ZD01-664.
15.Tapgesprek TA002/7050, p. ZD01-669.
16.Tapgesprek TA001/1375, p. ZD-403-404.
17.Tapgesprek TA002/10687, p. ZD01-671.
18.Tapgesprek TA001/35567, p. ZD01-01455
19.Proces-verbaal van bevindingen ‘leveren coffeeshops’, p. ZD01-01439-01442.
20.Proces-verbaal van bevindingen ‘gebruik voertuigen’, p. ZD01-01431.
21.Tapgesprek sessienummer TA001/2650, p. ZD01-418.
22.Proces-verbaal van bevindingen ‘handel in verdovende middelen [naam 1] ’, p. ZD01-355.
23.Tapgesprek sessienummer TA001/2725, p. ZD01-419.
24.Tapgesprek sessienummer TA001/2771, p. ZD01-420.
25.Tapgesprek sessienummerTA001/39866, p. ZD01-695.
26.Tapgesprek sessienummer TA005/382, p. ZD01-695.
27.Tapgesprek sessienummer TA001/40811, p. ZD01-696.
28.Tapgesprek sessienummer TA001/40814, p. ZD01-696.
29.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, districtsrecherche Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, onderzoeksnummer ON5R020049, gesloten op 25 oktober 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
30.Proces-verbaal van bevindingen, p. ZD02-504-505.
31.Proces-verbaal van bevindingen, p. ZD02-506-507.
32.Tapgesprek TA007/11090, p. ZD02-34.
33.Proces-verbaal van bevindingen, p. ZD02-632-633.
34.Proces-verbaal van bevindingen, p. ZD02-29.
35.Proces-verbaal van bevindingen, p. ZD02-704-706.
36.Proces-verbaal van bevindingen, p. ZD02-708, met bijlagen ZD02-709-710.
37.Proces-verbaal van bevindingen, p. ZD02-711-712.
38.Tapgesprek TA001/35371, p. ZD02-713.
39.Proces-verbaal van bevindingen, ZD02-717, met bijlagen ZD02-718-722.
40.Proces-verbaal van bevindingen, ZD02-725-727.
41.Proces-verbaal van bevindingen, p. ZD02-29.